De 1ste graad so is een observerende en oriënterende graad. Oriëntering naar de 2de graad gebeurt tijdens observaties in de 1ste graad vanuit het geheel van de vorming, niet vanuit een specifiek vak. In begeleidende en delibererende klassenraden gaat het dus steeds om een samenspel van factoren.
Op deze pagina focussen we op de oriëntering naar een finaliteit vanuit de algemene vorming van de 1ste graad: domeinoverschrijdende doorstroomfinaliteit (DO D), domeingebonden doorstroomfinaliteit (DG D), dubbele finaliteit (D/A), arbeidsmarktfinaliteit (A). De klemtoon ligt op de A-stroom; leerlingen van de B-stroom zullen hoofdzakelijk een studierichting in de A-finaliteit kiezen.
Na de 1ste graad kiest een leerling een studierichting op basis van een (eerste) interesse en op basis van zijn intrinsieke mogelijkheden. Interesse en eigen mogelijkheden kan je niet zonder meer van elkaar scheiden: een leerling die in de 2de graad in een studiedomein een studierichting volgt die zijn interesse wegdraagt, heeft meer kans om maximaal te worden aangesproken op zijn mogelijkheden (zie onderaan Beschrijving van de studiedomeinen). De basisopties in de eerste graad kunnen die combinatie van interesse en mogelijkheden bijkomend versterken. Ook de psychomotorische dimensie (fijne motoriek, oog-handcoördinatie) is afhankelijk van de studiedomeinen belangrijk voor nogal wat studierichtingen in de tweede graad. De focus van deze bijdrage ligt evenwel op de algemene vorming en de bijbehorende leerplannen.
In de 1ste graad nemen de leerplannen van de algemene vorming keuzedoelen of wenken extra op. Ze kunnen bijdragen tot een duidelijker inzicht in de intrinsieke mogelijkheden van een leerling. Leraren in de 1ste graad kunnen evenwel ook andere keuzes maken. In deze bijdrage identificeren we vanuit de algemene vorming van de 2de graad criteria die het lerarenteam in de 1ste graad kan gebruiken in functie van de keuze voor een finaliteit van de 2de graad. De keuzedoelen of wenken extra in de 1ste graad vallen daar niet noodzakelijk mee samen.
We formuleren een aantal algemene uitgangspunten voor de oriëntering naar een finaliteit. We spitsen ons daarna toe op het onderscheid tussen de verschillende finaliteiten en formuleren criteria (geen checklist) voor geschiedenis, Nederlands, Engels/Frans, wiskunde en natuurwetenschappen in de 1ste graad. Ook voor de andere vakken kunnen de uitgewerkte criteria nuttig zijn tijdens begeleidende en delibererende klassenraden. Voor de studierichtingen in de D-finaliteit (domeingebonden en domeinoverschrijdend) gaan we dieper in op het onderscheid tussen inhoudelijk verwante studierichtingen.
In de downloadlijst vind je naast een beschrijving van de studiedomeinen een meer uitgebreide leerplananalyse van relevante vakken in de 2de graad.
Deze pagina behandelt slechts één aspect van onderwijsloopbaanbegeleiding (OLB) in de overgang van de 1ste naar de 2de graad so. OLB beperkt zich niet tot één scharnierpunt; het is een continu en dynamisch proces waarbij de leerling als belangrijkste actor met ondersteuning van leraren, ouders, CLB en vrienden keuzes leert maken en aan zijn keuzebekwaamheid werkt. OLB kan ook niet worden los gezien van andere begeleidingsdomeinen (leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg) of andere aspecten van leerlingenbegeleiding en goed onderwijs. Bovendien is leren kiezen een essentieel onderdeel in het Gemeenschappelijk funderend leerplan in de 1ste graad. De realisatie ervan op klas- en schoolniveau is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
De studiekeuze die een leerling maakt, wordt beïnvloed door studieresultaten maar ook door de betekenis die de leerling (en zijn ouders) geven aan die resultaten. De kans dat het advies door de leerling wordt opgevolgd is veel groter als de betekenis die ze eraan geven, spoort met de manier waarop leraren dat doen. Belangrijk is dat de leraar met de leerling communiceert over zijn observaties en tussentijdse evaluaties met de bedoeling de leerling erover te laten nadenken. Daarbij stimuleert hij de leerling om op vaste en strategisch goed gekozen momenten stil te staan bij het eigen leren en bij het resultaat ervan. Voordeel is dat een leerling op die manier geleidelijk inzicht verwerft in de eigen sterktes en zwaktes en dat leraren inzicht krijgen in aspecten die anders mogelijk verborgen blijven. De leerling ontdekt moeilijkheden en nieuwe, onverwachte mogelijkheden. Elk vak biedt daar kansen toe.
De studierichtingen in de 2de graad situeren zich op een as met aan de linker- en rechterkant twee duidelijke profielen:
De leerling kent in de eerste graad een enorme groei in zijn denken, kennen en weten. Hij is in staat om in een relatief korte periode diverse informatie te verwerven en te verwerken. Daarbij gaat het niet louter om het gebruik van geheugen, dat zich al sterk ontwikkelde voor de puberteit, maar vooral om het actief omgaan met het verwerven en verwerken van informatie in denken, kennen en weten.
De diepte van informatieverwerving en -verwerking en het tempo waarin dat gebeurt, is verschillend; sommige leerlingen verwerven en verwerken gemakkelijker grote, complexe en verschillende soorten kennis op een meer diepgaande manier en in een korter tijdsbestek. Dat verschil kan, als het met de nodige omzichtigheid wordt benaderd, voor elke leraar in de 1ste graad een belangrijk criterium zijn bij de oriëntatie van leerlingen. In het Gemeenschappelijk funderend leerplan vind je aanknopingspunten bij 4.7 Betekenisvol leren en kiezen:
Het continuüm op de samenhangende assen van verdieping (abstractie, autonomie, complexiteit) en in de informatieverwerving en -verwerking valt niet samen met de finaliteiten in de 2de graad. Sommige leerlingen kunnen daarin nog stevig groeien in de tweede graad. Het prospectieve karakter van begeleidende en delibererende klassenraden blijft vooropstaan.
De nieuwe eindtermen van de basisvorming eerste graad zijn minimumdoelen. Ze laten ruimte aan de school om vanuit haar visie op onderwijs schooleigen keuzes te maken over de vakken heen en binnen (bepaalde) vakken. De keuzedoelen en wenken extra in de leerplannen kunnen daarbij helpen. De schooleigen keuzes zijn mede bepalend voor de oriëntering.