Praten met je leerlingen is investeren in een goede pedagogische relatie
Je communiceert de hele dag door met je leerlingen. Een groot deel van die communicatie gebeurt spontaan en ook non-verbaal tijdens het onthaalmoment, bij leeractiviteiten, tijdens pauzes, in kringgesprekken, occasioneel tussendoor, individueel of in een groep of een deelgroep. Je voorleefgedrag, je houding, je mimiek, je intonatie … vormen de communicatiebarometer tussen jou en je leerlingen.
Via gesprekken bouw je een band op met je leerlingen. Dat is belangrijk, want als leerlingen een goede band hebben met hun leraar, hebben ze niet alleen een hoger welbevinden maar behalen ze ook betere schoolresultaten. Hoe beter de relatie met je leerlingen is, hoe groter de kans dat ze de boodschap die je wil overbrengen correct oppikken.
Je stimuleert je leerlingen ook om met elkaar in gesprek te gaan. Dat bevordert een positief klasklimaat. Je kan daarbij een methodiek inzetten, zoals werken met proactieve cirkels (Heye, 2020). Meer informatie hierover vind je in het fundament Verbindend schoolklimaat.
Een goed gesprek start bij de overtuiging dat elke leerling zo goed doet als hij kan. Je legt de focus op wat een leerling nodig heeft om iets beter te kunnen of zich beter te voelen. Praten met leerlingen betekent ook dat je naar hun mening vraagt, naar hen luistert en hun opvattingen en gevoelens ernstig neemt. Je praat met leerlingen vanuit belangstelling, met geduld, warmte, inlevingsvermogen, begrip en respect.
De attitude van de onderwijsprofessional heeft een enorme impact op de kwaliteit van leerlingengesprekken. De vereiste basishouding is te kenmerken als open, eerlijk en nieuwsgierig zonder oordelen, meningen en aannames.”
Pameijer et al., 2018, p. 109
Het effect van leerlingengesprekken is zo gunstig, dat het de moeite loont om niet alleen informele, maar ook formele leerlingengesprekken te organiseren.
Leraren deinzen soms wat terug voor leerlingengesprekken, terwijl dat niet hoeft. Het belangrijkste is om met de leerling te praten, en niet over of tegen hem of haar.
Soms hebben leerlingen nood aan een vertrouwelijk gesprek. Een voorval, een algemeen zich minder goed voelen, persoonlijke zorgen of een bepaalde problematiek thuis of op school kunnen wegen op leerlingen. Het kan nodig zijn (nog meer bij jonge kinderen) om vooraf te verduidelijken dat daarbij geen goede of foute antwoorden bestaan en dat jij het antwoord op de vraag niet weet. Je bent benieuwd naar hoe het met de leerling gaat, hoe hij zich voelt, wat hij van een bepaalde situatie vindt, hoe hij erover denkt.
Zeker als leerlingen je vragen om wat ze je vertellen geheim te houden, moet je duidelijk zijn over wat wel en niet kan. Je hebt immers geen beroepsgeheim, maar ambtsgeheim, wat betekent dat je je leidinggevende moet informeren volgens de afspraken die hierover in je school gemaakt zijn.
Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “Als je me dingen vertelt die mogelijks gevaar opleveren voor jezelf of medeleerlingen, dan zal ik je ondersteunen en helpen, maar ik kan geen geheimhouding beloven. Misschien zal ik de informatie delen met de directeur. Ik kan wel samenwerken met het CLB. Ik weet niet wat je me gaat vertellen, dus ik kan nu nog niet zeggen of dat nodig zal zijn."
Geef leerlingen inspraak als je het wenselijk vindt om een externe deskundige (bijvoorbeeld CLB-medewerker) in te schakelen. Vanaf 12 jaar hebben leerlingen het recht om hiermee in te stemmen. Zie ook bouwsteen Kinderrechten.
Formele gesprekken waarbij vooral het leer- en ontwikkelingsproces van leerlingen ter sprake komt noemt men ook wel kindercontacten of leerlingencontacten. Zulke gesprekken helpen leerlingen om een genuanceerd positief zelfbeeld op te bouwen. Vaak verlopen deze geplande gesprekken aan de hand van een portfolio of rapport. De leerling krijgt feedback. Je spreekt eventueel acties af waar je samen aan zult werken.
Tips
Vaak vinden leerlingen het niet gemakkelijk om tijdens een moment van zelfreflectie te antwoorden op open vragen. Met spelen zoals het kinderkwaliteitenspel van CPS verwerven ze de gepaste woordenschat spelenderwijs. Het spel bevat 69 kleurrijke geïllustreerde kaartjes waarop een kinderkwaliteit verwoord staat. Er zijn drie categorieën: ik ben …, ik kan … en ik heb … Voorbeelden hiervan zijn: “Ik ben geduldig”, “Ik kan organiseren” en “Ik heb fantasie”. In de handleiding staan een aantal mogelijke werkvormen voor individuele of groepsgesprekken rond zelfkennis. Je kan de leerlingen al spelend op een positieve manier aandacht geven. Ze verwerven een actieve woordenschat rond kwaliteiten en krijgen meer inzicht in hun eigen kwaliteiten. Met dit spel werk je aan socio-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Je kan naderhand eventueel tijdens een kindercontact in gesprek gaan over hun kwaliteiten en over de inzet van deze kwaliteiten op school. Het spel is zeker bruikbaar vanaf het tweede leerjaar.
De kans op een goed gesprek neemt toe naarmate je zorgt voor:
Een leerlingengesprek bestaat uit vier stappen (Delfos, 2000).
De voorbereiding betreft zowel de mentale (een warme en respectvolle houding aannemen) als de praktische voorbereiding (zoals zorgen voor een rustige, ongestoorde ruimte).
Bezorg de leerling vooraf volgende informatie:
Tijdens de introductie:
De kern van het gesprek kan als volgt verlopen:
“De vraag is niet of leerlingen een mening hebben of over informatie beschikken, maar hoe we met leerlingen kunnen communiceren om die mening te weten te komen, of de informatie te verkrijgen.”
Martine Delfos