In 1999, bij de start van de scholengemeenschappen secundair onderwijs 'nieuwe stijl', besliste de overheid om een aantal bevoegdheden toe te kennen aan scholengemeenschappen. Die bevoegdheden zijn het absolute minimum en staan voor wat de overheid als essentieel beschouwt.
Het staat de partners in een scholengemeenschap uiteraard vrij om bijkomende bevoegdheden toe te kennen aan de scholengemeenschap en zo meer inhoud te geven aan het samenwerkingsverband. Wij overlopen hier kort de verschillende thema's waar rond de decreetgever bevoegdheden aan de scholengemeenschappen heeft gegeven en waarover hij verwacht dat de scholengemeenschappen afspraken maken. Wij wijzen ook kort op de mogelijkheid om voor bepaalde bevoegdheden het beheer over te dragen aan de scholengemeenschap. De basisinformatie vind je in ieder geval ook terug in de codex secundair onderwijs Hoofdstuk 4, artikel 57 en in omzendbrief SO 62 punt 3.
De decreetgever vraagt expliciet aan de scholengemeenschappen om een rationeel en doorzichtig onderwijsaanbod te creëren en zo een effectievere en efficiëntere aanwending van de middelen te realiseren. Hij definieert zelf een aantal programmatie- en overhevelingsregels, maar laat de concrete invulling over aan de scholengemeenschappen.
Het ‘maken van afspraken’ betekent hier concreet tot één zelfde standpunt komen. Hoe de besturen van de scholengemeenschap tot dat zelfde standpunt komen, laat de decreetgever vrij. Idealiter is dit door consensus, maar indien nodig kan er ook gestemd worden.
Aandachtspunt! Een aantal afspraken over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod moeten vooraf goedgekeurd worden door de DPCC-so van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Structuurwijzigingen waarvoor een goedkeuring nodig is, staan exhaustief opgesomd in de jaarlijks gepubliceerde planningsmededeling 'Aanvragen voor programmatie, rationalisatie, herstructurering'.
De decreetgever hoopt dat de rationalisatie van het aanbod ook bijdraagt aan een betere beeldvorming over het secundair onderwijs bij het brede publiek. In die zin vindt hij het belangrijk dat scholengemeenschappen afspraken maken op het vlak van leerlingenoriëntering en-begeleiding.
De verschillende scholen van een scholengemeenschap zijn niet verplicht om met één zelfde CLB te werken alhoewel dit misschien wel aan te raden is. Als scholengemeenschap kan je waarschijnlijk meer gewicht in de schaal gooien.
Indien een centrum voor deeltijds beroepsonderwijs onder de scholengemeenschap ressorteert, dan heeft de scholengemeenschap de plicht om te overleggen met het regionaal overlegplatform (cfr. Stelsel van leren en werken) actief in hetzelfde werkingsgebied.
De decreetgever verwacht van de scholengemeenschappen dat zij afspraken maken over de criteria voor het aanwerven, functioneren en evalueren van personeelsleden en over de aanvangsbegeleiding van personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn voor bepaalde duur. Eigenlijk is dit logisch. De regelgeving rond terbeschikkingstelling, reaffectatie, TADD en de ruimere inzetbaarheidsprincipes die spelen binnen een scholengemeenschap maken immers dat een personeelslid ook voor of in een andere school van de scholengemeenschap kan fungeren. Met 'andere school' bedoelen we hier een school waar hij niet geaffecteerd is. In die zin is het belangrijk dat er binnen de scholengemeenschap over bepaalde personeelsaspecten een gemeenschappelijk gedragen visie bestaat.
Iedere scholengemeenschap ontvangt een aantal uren uit de 20 000 extra uren leraar uit CAO VI. Deze uren werden initieel ingevoerd om het aantal plage-uren te verminderen. De verdelingscriteria worden onderhandeld in het OCSG. Indien de scholengemeenschap niet tot een akkoord komt over de verdelingscriteria, worden de uren recht evenredig verdeeld. Die verdeling gebeurt volgens het aandeel dat het pakket uren-leraar van iedere afzonderlijke school vertegenwoordigt binnen de totaliteit van de pakketten uren-leraar van alle scholen samen van de scholengemeenschap. De scholengemeenschap zal het OCSG dan informeren over de verdeling en aanwending van de extra uren-leraar.
Elke scholengemeenschap krijgt jaarlijks een globale puntenenveloppe en verdeelt die over haar scholen. Ook de verdelingscriteria voor de puntenenveloppe moeten onderhandeld worden in het OCSG. Indien de scholengemeenschap geen akkoord bereikt, moet ze de punten over haar scholen verdelen op basis van de parameters die gebruikt worden voor de berekening van de globale puntenenveloppe. Iedere school krijgt dan m.a.w. De punten die ze zelf genereert.
Alvorens de scholengemeenschap over gaat tot de verdeling, mag ze, zelfs indien er geen akkoord zou zijn over de verdelingscriteria, maximaal 10% van de globale puntenenveloppe vooraf nemen. Die punten kan zij dan gebruiken om een ondersteuningsteam van de scholengemeenschap vorm te geven.
In twee gevallen mag de scholengemeenschap meer dan 10% vooraf nemen - zie ook codex secundair onderwijs artikel 29:
Voor alle onderwijsniveaus, dus ook voor het secundair onderwijs, geldt dat de scholen de middelen voor ICT-coördinatie alleen kunnen aanwenden indien ze samenwerken. Samenwerking kan in een scholengemeenschap of in een ruimer samenwerkingsplatform. Zie voor meer informatie ook omzendbrief GD/2003/04.
De scholen in een dergelijk samenwerkingsverband leggen hun puntenenveloppe ICT-coördinatie samen en richten op basis daarvan betrekkingen op in één of meer van hun scholen. De personeelsleden die in deze betrekkingen worden aangesteld, verzorgen de ICT-coördinatie in de scholen van het samenwerkingsplatform. Ook de daarbij horende werkingsmiddelen leggen ze zelf samen. Het spreekt voor zich dat ook hierover afspraken moeten gemaakt worden binnen de scholengemeenschap.
Die afspraken leggen ze vast in een overeenkomst die bewaard wordt op de zetel van de scholengemeenschap. Bij verificatie of inspectie moet de overeenkomst kunnen voorgelegd worden. De gesloten overeenkomst loopt trouwens gelijk met de duur van de scholengemeenschapsovereenkomsten. Het gevolg is dat een samenwerkingsplatform kan veranderen indien de samenstelling van de scholengemeenschap wijzigt.
Alle samenwerkingsplatformen, dus ook scholengemeenschappen, moeten trouwens bij de start van het platform (ten laatste 15 oktober van het eerste schooljaar) hun samenstelling doorgeven aan AgODi. Zie hiervoor bijlage 1 bij omzendbrief GD/2003/04.
De scholengemeenschap kan afspraken maken over de engagementsverklaring die deel uitmaakt van het schoolreglement. Dit engagement is bedoeld om de ouderbetrokkenheid bij de school te vergroten. Het omvat de wederzijdse afspraken tussen de school en de ouders over de oudercontacten, de aanwezigheid van de leerlingen op school en het spijbelbeleid, de vormen van individuele leerlingenbegeleiding en de positieve houding tegenover het Nederlands als onderwijstaal.
De scholengemeenschap kan samenwerkingsakkoorden sluiten met één of meer scholen
In een dergelijk samenwerkingsakkoord mag alles opgenomen worden wat niet in strijd is met decreten of regelgeving. Verder zijn noch de vorm noch de inhoud aan overheidsregels gebonden. De documenten die er betrekking op hebben, moeten op het contactadres van de scholengemeenschap ter inzage liggen.
Merk op dat een scholengemeenschap secundair onderwijs geen samenwerkingsakkoord kan afsluiten met een andere scholengemeenschap secundair onderwijs. Samenwerking kan uiteraard nooit worden verboden, maar een akkoord dat gebaseerd is op de codex secundair onderwijs (wat vorming, bevoegdheden en voordelen van scholengemeenschappen betreft) is niet toegelaten.
Een andere bevoegdheid die de decreetgever aan scholengemeenschappen heeft toegekend, is het uitbrengen van advies inzake investeringen waarbij het schoolbestuur beroep doet op de investeringsmiddelen van AGION.
Buiten de decretaal vastgelegde bevoegdheden kunnen besturen ook extra bevoegdheden toekennen aan de scholengemeenschap. Die extra bevoegdheden moeten expliciet opgesomd worden in de samenwerkingsovereenkomst van de scholengemeenschap. Documenten die betrekking zouden hebben op die extra bevoegdheden, moeten op het contactadres van de scholengemeenschap ter inzage liggen.
Zoals uitgelegd op de themapagina ‘Oprichting en beheer’ kan een scholengemeenschap er voor kiezen om voor bepaalde bevoegdheden het beheer over te dragen aan de scholengemeenschap. Het Comité van Afgevaardigden gemandateerd door de Schoolbesturen van de Scholengemeenschap, het CASS, neemt dan de beslissingen en de schoolbesturen houden toezicht. Zie ook codex secundair onderwijs Hoofdstuk 4, art. 52 § 2.
Dit kan echter alleen voor die bevoegdheden die, aldus de decreetgever, niet behoren tot ‘het wezen van de schoolbesturen’. Meer concreet kan het beheer voor de eerste drie, de vijfde en de zevende bevoegdheden nooit overgedragen worden naar de scholengemeenschap.
De keuze van de schoolbesturen voor de beheersoverdracht - en dit zowel voor de decretale bevoegdheden als voor de extra bevoegdheden - moet in de samenwerkingsovereenkomst worden opgenomen. Wij hebben deze keuze voorzien in onze voorbeeldovereenkomsten.