Aan welke decretale criteria en voorwaarden moeten scholen voldoen om een scholengemeenschap basisonderwijs te kunnen vormen? We geven je een overzicht.
Geen enkele basisschool is verplicht om in een scholengemeenschap te stappen. De overheid stuurt en stimuleert scholen wel om in scholengemeenschappen te stappen, maar kan het uiteraard nooit verplichten.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen streeft er wel uitdrukkelijk naar dat elke school de kans krijgt om bij een scholengemeenschap aan te sluiten.
Wanneer je school niet tot een scholengemeenschap behoort, kun je niet genieten van de voordelen zoals opgesomd in 'Scholengemeenschappen basisonderwijs - Voordelen'.
Een scholengemeenschap basisonderwijs bestaat altijd uit meerdere scholen. In het secundair onderwijs kan één school die aan de eigenschappen van een scholengemeenschap voldoet op zichzelf een scholengemeenschap vormen. In het basisonderwijs kan dat niet.
Mogelijke constructies voor scholengemeenschappen basisonderwijs zijn:
Het begrip 'scholen' verwijst naar scholen voor gewoon of buitengewoon basisonderwijs en naar de volledige school met al haar vestigingsplaatsen.
Daarop bestaat één uitzondering: vestigingsplaatsen van scholen die van de regering bij afwijking een toelating gekregen hebben om over de gemeentegrenzen heen vestigingsplaatsen hebben, kunnen toetreden tot een scholengemeenschap zonder dat de andere vestigingsplaatsen toetreden (zie ook artikel 62 4° decreet basisonderwijs).
Elke scholengemeenschap basisonderwijs moet op de eerste schooldag van februari voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap minimaal 900 gewogen leerlingen tellen.
In principe telt elke leerling voor één teleenheid, maar hierop zijn enkele uitzonderingen. Zo tellen leerlingen van scholen in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van minder dan 200 inwoners per km² en leerlingen van scholen voor buitengewoon basisonderwijs voor meer dan één teleenheid.
Welke leerlingen 'gewogen' worden en hoe de berekening juist gebeurt, vind je uitgebreid terug in omzendbrief bao 2005/11 punt 2.4.
Wat met scholengemeenschappen die in de loop van de zesjaarlijkse periode geen 900 gewogen regelmatige leerlingen meer tellen? Zij ontvangen nog 66 stimulipunten gedurende twee jaar. Nadien niet meer, maar zij kunnen nog wel als scholengemeenschap blijven bestaan op voorwaarde dat zij nog voldoen aan de criteria van geografische inplanting en onderwijsaanbod.
De decreetgever legt de scholengemeenschappen basisonderwijs een geografische afbakening op. Op basis van wetenschappelijk onderzoek naar leerlingenstromen is Vlaanderen ingedeeld in 44 onderwijszones. Scholengemeenschappen basisonderwijs mogen zich over maximaal vijf aangrenzende zones uitstrekken. Die zones hoeven niet alle vijf aan elkaar te grenzen, maar ze moeten wel één aaneenschakeling vormen. Het is ook toegelaten dat zich in één van de tussenliggende zones geen scholen van de scholengemeenschap bevinden. Verdere voorwaarden qua geografische inplanting legt de decreetgever niet op.
De decreetgever staat twee uitzonderingen op dit geografisch criterium toe:
Indien een scholengemeenschap basisonderwijs niet meer aan het geografisch criterium beantwoordt, dan houdt zij op te bestaan. Er is geen gedoogperiode voorzien.
Elke scholengemeenschap basisonderwijs moet zowel kleuter- als lager onderwijs bevatten.
Indien een scholengemeenschap basisonderwijs niet meer aan het criterium van onderwijsaanbod beantwoordt, dan houdt zij op te bestaan. Er is geen gedoogperiode voorzien.
De decreetgever heeft het aantal scholengemeenschappen per onderwijsnet geplafonneerd. Zo kan het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs maximaal 248 scholengemeenschappen basisonderwijs inrichten. ‘Confessioneel’ slaat hier op alle erkende godsdiensten. De katholieke scholen vormen binnen dit contingent de grootste groep, maar ook joodse en protestante scholen vallen eronder.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen waakt er samen met de besturen over het contingent niet te overschrijden. Vandaar dat de schoolbesturen die een scholengemeenschap basisonderwijs wensen op te starten vanaf 1 september 2020 dit moeten aanvragen bij DPCC-bao en dit voor 30 november 2019. Zie ook de planningsprocedure.
Bij netoverschrijdende scholengemeenschappen kijkt men naar het aantal scholen. Als de meeste scholen behoren tot het gesubsidieerd officieel onderwijs, dan wordt de scholengemeenschap tot dat contingent gerekend. Als het merendeel tot het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs behoort, dan wordt ze tot dat contingent gerekend. Als het aantal gelijk is, beslissen de betrokken representatieve verenigingen van schoolbesturen.