In 1999, bij de start van de scholengemeenschappen secundair onderwijs 'nieuwe stijl', besliste de overheid om een aantal voordelen toe te kennen aan scholengemeenschappen. Die voordelen kunnen we opsplitsen in twee grote blokken: extra middelen en organisatorische voordelen. We overlopen ze hier kort. De basisinformatie vind je ook terug in omzendbrief SO 62.
Elke scholengemeenschap en elke school die niet tot een scholengemeenschap behoort, krijgt jaarlijks een globale puntenenveloppe. Die punten worden steeds berekend op het niveau van de school met voor bepaalde onderdelen een surplus voor scholen die tot een scholengemeenschap behoren.
De punten uit de globale puntenenveloppe zijn niet gekleurd. Dat betekent dat de aanwending vrij is weliswaar binnen bepaalde krijtlijnen en onder bepaalde voorwaarden.
Met de punten uit de globale puntenenveloppe kunnen scholen bijvoorbeeld hun bestuurspersoneel (adjunct-directeur en coördinator voor een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs) en hun ondersteunend personeel invullen. Ook kunnen zij de punten aanwenden voor de invulling van een vorm van middenkader op niveau school (taak- en functiedifferentiatie).
De scholengemeenschap kan dan weer via een voorafname van de globale puntenenveloppe een beleidsteam op niveau van de scholengemeenschap samenstellen (bijvoorbeeld coördinerend directeur, stafmedewerker(s) …).
Welke extra’s zijn er voor scholen die tot een scholengemeenschap behoren?
Aantal leerlingen
Aantal punten
900-3 999
120
4 000-6 499
180
6 500-7 999
240
8 000-9 499
300
9 500-10 999
360
11 000-...
420
De scholengemeenschap verdeelt de globale puntenenveloppe over haar scholen op basis van criteria die zij zelf vastlegt en die onderhandeld worden in het daartoe bevoegde lokale onderhandelingscomité (OCSG). Voordat de scholengemeenschap overgaat tot de verdeling van de globale puntenenveloppe, kan de scholengemeenschap een voorafname van maximaal 10% van de globale puntenenveloppe doen. Dit mag meer dan 10% zijn op voorwaarde van akkoord van het OCSG.
Aandachtspunt: alleen via de punten van de voorafname kan de scholengemeenschap ambten van directeur oprichten. Voor het secundair onderwijs staat hierop geen limiet op. Concreet betekent dit dus dat de scholengemeenschap vanuit de voorafname meerdere directie-ambten kan oprichten en dit halftijds of voltijds.
Extra uren leraar voor Brusselse scholen die tot een scholengemeenschap behoren
Scholen die in het hoofdstedelijk gebied gelegen zijn én tot een scholengemeenschap behoren, krijgen een verhoogde lerarenomkadering. De leerlingencoëfficiënten van de eerste graad worden verhoogd met 0,10 uren-leraar en die van de tweede, derde en vierde graad met 0,20 uren-leraar.
Iedere scholengemeenschap ontvangt een aantal uren uit de 20 000 extra uren leraar uit CAO VI. Deze uren werden initieel ingevoerd om het aantal plage-uren te verminderen.
Het aantal uren dat iedere scholengemeenschap ontvangt, is recht evenredig met het aandeel van de som van de pakketten uren-leraar van de scholen die de scholengemeenschap vormen in de totaliteit van de pakketten uren-leraar van alle scholen die tot een scholengemeenschap behoren.
Toekenning van een niet-organieke personeelsformatie (bestuurspersoneel) in geval van herstructurering van scholen of van het onderwijsaanbod
Vastbenoemde directeurs en adjunct-directeurs van scholen van een scholengemeenschap, die door een herstructurering van scholen of van het onderwijsaanbod ter beschikking zijn gesteld of worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, kunnen op persoonlijke titel worden tewerkgesteld in een niet-organieke personeelsformatie die aan de scholengemeenschap wordt toegevoegd. Dat is mogelijk op voorwaarde dat deze personeelsleden volgens de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling, binnen de scholengemeenschap geen reaffectatie als directeur of adjunct-directeur of wedertewerkstelling als adjunct-directeur in een organiek ambt, kunnen bekomen. De aanstelling in de niet-organieke personeelsformatie schort alle reaffectatie- en wedertewerkstellingsverplichtingen buiten de scholengemeenschap op. De aanstelling wordt beschouwd als reaffectatie of wedertewerkstelling.
Deze regeling geldt alleen voor het gewoon secundair onderwijs en niet voor het buitengewoon secundair onderwijs.
Deze niet-organieke personeelsformatie is ook aan een maximum onderworpen: per personeelslid waarop die regeling wordt toegepast, moet de scholengemeenschap op de tellingsdatum in het voorafgaande schooljaar minimaal 1500 leerlingen tellen én de formatie kan in totaal maar maximaal vier personeelsleden omvatten.
Gunstigere rationalisatienormen voor scholen die behoren tot een scholengemeenschap
Om financiering of subsidies te kunnen ontvangen, moet een school op de tellingsdatum (1 februari) een minimum aantal leerlingen tellen. De school moet een bepaalde rationalisatienorm bereiken. Scholen die behoren tot een scholengemeenschap, genieten van gunstigere normen. Deze gunst geldt niet voor het buitengewoon onderwijs. Zie zeker ook omzendbrief SO 51 punt 2.2.
Bij wijze van voorbeeld: voor scholen die niet gelegen zijn in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of in een gemeente met minder dan 250 inwoners per km².
School die behoort tot scholengemeenschap
School die niet behoort tot scholengemeenschap
rationalisatienormen
Enkel eerste graad
94
111
Eerste en tweede graad
170
200
Tweede en derde graad
129
150
Eerste, tweede en derde graad
223
261
De overdracht en herverdeling van uren-leraar is eenvoudiger tussen scholen die tot een scholengemeenschap behoren
Scholen kunnen tijdens het schooljaar tot en met 1 november een onbeperkt aantal uren-leraar aan elkaar overdragen.
De overdracht en herverdeling van uren-leraar tussen scholen van eenzelfde scholengemeenschap ligt wat eenvoudiger dan een overdracht of herverdeling tussen scholen die niet tot dezelfde scholengemeenschap behoren of die helemaal niet tot een scholengemeenschap behoren.
De overdracht moet in ieder geval in overeenstemming zijn met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. Ook moet de scholengemeenschap met het OCSG onderhandelen over de overdracht. Concreet betekent dit dat ze naar een consensus streven. Indien ze er niet in slagen een consensus te bereiken, beslist het bestuur van de scholengemeenschap.
In één concrete situatie volstaat een onderhandeling niet, maar moet de personeelsgeleding van het OCSG expliciet akkoord gaan met de overheveling. Dit is het geval indien de overdracht tot nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen leidt in de school die de uren-leerkracht overdraagt én indien die uren overgedragen worden naar een school die niet tot dezelfde scholengemeenschap behoort. Indien de overdracht plaatsvindt tussen scholen van een zelfde scholengemeenschap, is een onderhandeling altijd voldoende. Zie zeker ook omzendbrief SO 55 punt 4.4.
Eén van de voordelen waarvan scholengemeenschappen kunnen genieten, is de mogelijkheid om hun personeel ruim in te zetten. Hoe zit het nu juist met die ruimere inzetbaarheid? Wat betekent dit concreet voor scholengemeenschappen secundair onderwijs?
Onder bestuurspersoneel verstaan we de directeurs, de adjunct-directeurs, de technisch-adviseurs coördinatoren en de technisch adviseurs van de scholen en de coördinatoren van de Centra voor Leren & Werken.
De leden van het bestuurspersoneel van scholen die een scholengemeenschap vormen, kunnen voor opdrachten voor het geheel van de scholengemeenschap worden ingezet.
De adjunct-directeur van één van de scholen van de scholengemeenschap, heeft sterke competenties op het vlak van communicatie. Hij kan perfect als opdracht krijgen om het communicatiebeleid voor de hele scholengemeenschap uit te werken. Het bestuur van de adjunct-directeur in kwestie moet daarmee uiteraard akkoord gaan. Dat bestuur blijft immers juridisch aansprakelijk als werkgever.
Onder ondersteunend personeel verstaan we administratief medewerkers en opvoeders.
Het ondersteunend personeel van een school die tot een scholengemeenschap behoort (Zie ook de omzendbrief 'Het ondersteunend personeel in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs' punt 7), kan, mits instemming, vanuit de school waar het aangesteld of benoemd is, ingezet worden voor opdrachten in het belang van de totaliteit van de scholengemeenschap of van andere scholen van de scholengemeenschap.
Het ondersteunend personeel kan, mits instemming, ook ingezet worden om opdrachten te vervullen in andere scholen van de scholengemeenschap, andere dan de school van affectatie of aanstelling. In dat geval moet de werkgever wel rekening houden met de volgende principes:
De scholengemeenschap spreekt af om een gemeenschappelijk personeelssecretariaat uit te bouwen voor haar scholen vanuit school X. Het is perfect mogelijk om deze taak te geven aan een administratief medewerker of een opvoeder die geaffecteerd is aan school X op voorwaarde dat het personeelslid in kwestie er mee instemt.
Wanneer de scholengemeenschap nu ook andere administratief medewerkers of opvoeders van andere scholen dan school X, zou willen inschakelen voor het gemeenschappelijk personeelssecretariaat op school X, dan kan dat, maar alleen mits hun instemming en mits de vervulling van bovenstaande voorwaarden.
Personeelsleden aangesteld ter ondersteuning van de scholengemeenschap
Onder deze categorie van personeelsleden verstaan we de personeelsleden die aangesteld zijn in een functie of betrekking ingericht met de punten van de voorafname van de globale puntenenveloppe (Zie ook omzendbrief PERS-2009/06 'Aanwending van de globale puntenenveloppe in het secundair onderwijs'). Technisch gezien wordt deze persoon echter altijd aangesteld of geaffecteerd aan de school in de scholengemeenschap waar de betrekking effectief wordt opgericht.
Deze personen kunnen in elk geval worden ingezet voor opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap, maar ook voor opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap. We denken bijvoorbeeld aan een staf- of beleidsmedewerker.
Als de persoon in kwestie ingezet wordt om opdrachten te vervullen in andere scholen dan de school van aanstelling of affectatie, dan moet je als werkgever wel rekening houden met de volgende principes:
Elke verkoop en iedere wijziging van de (onderwijs)bestemming van een door AGION gesubsidieerde investering geeft conform artikel 19, §2 van de Schoolpactwet van 29 mei 1959 aanleiding tot de terugvordering van het niet-afgeschreven deel van de subsidie. Sinds 1 september 2020 kijkt AGION in het geval van zo'n terugvordering naar alle gesubsidieerde projecten van de laatste dertig jaar.
Zolang bij een overdracht van gesubsidieerde onderwijsinfrastructuur de onderwijsbestemming behouden wordt, is er geen terugvordering. De term ‘onderwijsbestemming’ wordt hierbij ruim geïnterpreteerd en kan betrekking hebben op scholen voor kleuter-, lager en secundair onderwijs, centra voor volwassenenonderwijs, instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, internaten of centra voor leerlingenbegeleiding. Merk op dat een overdracht naar hoger of privaat onderwijs wel een terugvordering tot gevolg zal hebben omdat deze onderwijsvormen geen toegang hebben tot de AGION-subsidies. Of het gebouw wordt overgedragen door middel van een zakelijk recht (erfpacht of opstal) of een persoonlijk recht (huur) heeft alleen een effect op de rechtspersoon die de verantwoordelijkheid naar AGION behoudt of overneemt voor het resterende deel van de afschrijvingstermijn van de subsidie.
In de andere gevallen is een terugvordering onvermijdelijk.
Een bijkomende uitzondering op die algemene reglementering met betrekking tot de terugvordering vind je terug in artikel 66 van de Codex Secundair Onderwijs. Die uitzondering heeft betrekking op een situatie in een scholengemeenschap secundair onderwijs met een herstructurering van de school of van het onderwijsaanbod. Indien in die situatie bepaalde infrastructuur niet langer voor onderwijs gebruikt wordt, dan is er ook geen terugvordering (1) indien de infrastructuur afgebroken wordt of (2) indien de opbrengst uit verkoop van de infrastructuur ten bedrage van de terug te betalen subsidie binnen een periode van twee jaar opnieuw wordt geïnvesteerd in infrastructuur die door AGION kan gesubsidieerd worden.