Heel wat besturen hebben zowel scholen basisonderwijs als scholen secundair onderwijs onder hun vleugels. Dat betekent dat zij ook op beide niveaus met scholengemeenschappen te maken hebben. Voor hen geven we hier in een notendop de verschillen tussen scholengemeenschappen basis- en secundair onderwijs op een rijtje. Voor meer details kunnen jullie terecht op de overeenstemmende pagina's.
Op het vlak van oprichting en beheer zijn er weinig tot geen verschillen tussen scholengemeenschappen basisonderwijs en scholengemeenschappen secundair onderwijs.
Voor beide niveaus geldt dat een scholengemeenschap gevormd wordt ‘bij beslissing’ van het schoolbestuur als er maar één schoolbestuur betrokken is en ‘bij schriftelijke overeenkomst’ als er meerdere besturen betrokken zijn.
Zowel voor scholengemeenschappen basis- als secundair onderwijs treden de beslissing of overeenkomst in werking op 1 september 2020 en gelden ze telkens voor een periode van zes schooljaren.
Instap is zowel voor scholengemeenschappen basis- als secundair mogelijk in de loop van de zesjarige periode.
Ook hier gelden dezelfde voorwaarden. Uitstap is mogelijk in twee gevallen: (a) indien de scholengemeenschap minder dan 900 leerlingen telt op 1 februari van het voorgaande school jaar en (b) indien de school wordt overgenomen door schoolbestuur van een ander onderwijsnet. In dit laatste geval moet alle schoolbesturen die tot de scholengemeenschap behoren wel akkoord gaan met die uitstap.
Hoewel het niet expliciet in de regelgeving vermeld staat, kunnen zowel scholengemeenschappen basisonderwijs als scholengemeenschappen secundair onderwijs de vorm aannemen van een rechtspersoon (bijvoorbeeld een vzw) of van een feitelijke vereniging.
Wanneer meerdere schoolbesturen betrokken zijn bij de scholengemeenschap, wordt zowel in het basis- als in het secundair onderwijs de scholengemeenschap bestuurd door een comité van afgevaardigden gemandateerd door de schoolbesturen, afgekort CASS. Voor het secundair onderwijs gebruikten we vroeger de benaming CAIM wat staat voor ‘Comité van Afgevaardigden Inrichtende Machten’. Omdat we de term ‘inrichtende macht’ ondertussen niet meer gebruiken, stellen we voor om zowel in het basis- als in het secundair onderwijs over CASS te spreken.
Indien er maar één schoolbestuur betrokken is bij de scholengemeenschap, wordt ze uiteraard bestuurd door het bestuursorgaan van dat schoolbestuur.
Zowel in het basis- als in het secundair onderwijs kunnen schoolbesturen er voor kiezen om de beslissingsbevoegdheid over bepaalde scholengemeenschapsbevoegdheden over te hevelen naar de scholengemeenschap.
Hier zit dan een eerste verschil: de bevoegdheden die besturen kunnen overdragen in een scholengemeenschap basisonderwijs zijn niet helemaal gelijklopend met de bevoegdheden die in een scholengemeenschap secundair onderwijs kunnen overgedragen worden.
Zo kunnen besturen van een scholengemeenschap basisonderwijs het beheer van de scholengemeenschapsbevoegdheden die met personeel te maken hebben wel overdragen. In het secundair onderwijs kan dat dan weer niet. Op de pagina's 'bevoegdheden' vind je voor basis- en secundair onderwijs voor welke bevoegdheden het beheer al dan niet kan overgedragen worden.
De aanvraagprocedure die besturen moeten volgen voor Katholiek Onderwijs Vlaanderen is identiek voor scholengemeenschappen basisonderwijs als voor scholengemeenschappen secundair onderwijs. Voor beide niveaus geldt dat de aanvragen voor 30 november 2019 ingediend moeten worden bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de DPCC.
Hier stellen we ook een verschil vast. Voor scholengemeenschappen basisonderwijs moeten de schoolbesturen de beslissing of overeenkomst tot oprichting van een scholengemeenschap aan AgODi meedelen voor 15 juni 2020. In het secundair onderwijs moet dit veel vroeger, namelijk voor 31 maart 2020.
Op het vlak van criteria en voorwaarden zijn er enkele belangrijke verschillen tussen scholengemeenschappen basisonderwijs en scholengemeenschappen secundair onderwijs.
De vrijwillige toetreding geldt uiteraard voor beide niveaus. Hier geen verschil.
Scholengemeenschappen basis- én secundair onderwijs kunnen bestaan uit scholen van het gewoon en het buitengewoon onderwijs.
Een verschil is dat een scholengemeenschap basisonderwijs altijd uit meerdere scholen moet bestaan. Een scholengemeenschap secundair onderwijs daarentegen kan uit één enkele school bestaan. Die school moet dan uiteraard op zich wel voldoen aan de eigenschappen van een scholengemeenschap.
Een ander verschil heeft te maken met de netoverschrijdende scholengemeenschappen gemeentelijk onderwijs - katholiek onderwijs in het basis- en het secundair onderwijs.
In het secundair onderwijs kan een netoverschrijdende scholengemeenschap op voorwaarde dat het studieaanbod van de officiële school complementair is aan dat van de andere scholen van de scholengemeenschap, en dat de officïële school:
Voor schoolbesturen basisonderwijs die een netoverschrijdende scholengemeenschap willen opstarten, bestaan er geen afgelijnde voorwaarden zoals in het secundair onderwijs. Hun aanvraag ingediend bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen en DPCC bao voor 30 november 2019 zal eerst onderzocht worden door de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. De raad van bestuur zal zich hierbij laten inspireren door vier principes:
Het is in ieder geval de exclusieve bevoegdheid van de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen om over de aanvraag te beslissen.
Pas nadat de raad van bestuur een positieve beslissing heeft genomen, zal de aanvraag behandeld worden door de DPCC-Bao en Katholiek Onderwijs Vlaanderen.
Wat het minimum aantal leerlingen betreft, stellen we twee verschillen vast.
In een scholengemeenschap basisonderwijs spreken we over gewogen leerlingen. Leerlingen van scholen in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van minder dan 200 inwoners per km² en leerlingen van scholen voor buitengewoon basisonderwijs tellen voor meer dan één teleenheid. In het secundair onderwijs telt elke leerling voor één teleenheid, ook leerlingen van het buitengewoon onderwijs.
Een scholengemeenschap basisonderwijs moet minimum 900 gewogen leerlingen tellen op de eerste schooldag van februari voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap. Voor scholengemeenschappen secundair onderwijs legt de decreetgever geen minimum aantal leerlingen op.
Wat de geografische inplanting zelf betreft, is er geen verschil tussen scholengemeenschappen basis- en secundair onderwijs. Zij mogen zich allebei maximaal over vijf aangrenzende onderwijszones uitstrekken. In realiteit is het zo dat de onderwijszones vrij uitgestrekt zijn en dat de huidige scholengemeenschappen zich over één, maximaal twee aanpalende zones uitstrekken.
Het verschil zit hem hier in de gevolgen van het niet langer voldoen aan deze voorwaarde. Als een scholengemeenschap basisonderwijs niet meer aan het geografische criterium voldoet, dan houdt zij op te bestaan. Er is geen gedoogperiode voorzien. Voor een scholengemeenschap secundair onderwijs is er in dat geval een gedoogperiode van twee jaar voorzien.
Een scholengemeenschap basisonderwijs moet zowel kleuter- als lager onderwijs aanbieden. Een scholengemeenschap secundair onderwijs moet een multisectoraal onderwijsaanbod voorzien. Zie voor meer details de overeenstemmende pagina.
Het contingent scholengemeenschappen voor het gesubsidieerd vrij confessioneel basisonderwijs is veel groter dan voor het gesubsidieerd vrij confessioneel secundair onderwijs, namelijk 248 versus 80. Bovendien mag er in Brussel maar één scholengemeenschap secundair onderwijs zijn terwijl deze beperking voor scholengemeenschappen basisonderwijs niet geldt.
De bevoegdheden van scholengemeenschappen basis- en secundair onderwijs zijn grotendeels gelijklopend met enkele verschillen. We geven ze hieronder schematisch weer. Zoals hierboven al kort vermeld bestaat er ook een verschil op het vlak van beheersoverdracht van bevoegdheden. De scholengemeenschapsbevoegdheden waarvan men de beslissingsbevoegdheid kan overdragen in het basisonderwijs zijn niet helemaal gelijk aan die in het secundair onderwijs.
SCHOLENGEMEENSCHAPPEN BASISONDERWIJS
SCHOLENGEMEENSCHAPPEN SECUNDAIR ONDERWIJS
Bevoegdheden
Beheersoverdracht mogelijk?
Bevoegdheden
Beheersoverdracht mogelijk?
Aanwending punten stimuli en punten ICT en administratie die kunnen samen gelegd worden
JA
Verdeling van de globale puntenenveloppe
NEEN
Aanwending puntenenveloppe ICT
JA
Aanwending middelen ICT-coördinatie
JA
Aanwending puntenenveloppe ZORG
JA
Zorgbeleid binnen de scholengemeenschap
JA
Wijze waarop school Buo deskundigheid ter beschikking stelt
JA
Afsluiten van samenwerkingsakkoorden
JA
Afsluiten van samenwerkingsakkoorden
JA
Opnemen van bijkomende scholen in de SG
JA
Algemene afspraken inzake functiebeschrijvingen, evaluaties, aanvangsbegeleiding en interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap
JA
Afspraken over criteria voor aanwerven, aanvangsbegeleiding, functioneren en evalueren van personeelsleden
NEEN
Overdracht van lestijden en uren
NEEN
Overdracht van punten voor het voeren van een zorgbeleid
NEEN
Overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen voor speciale projecten
NEEN
Afspraken maken over het delen van infrastructuur
NEEN
Advies inzake investeringen in schoolgebouwen en infrastructuur
JA
Afspraken maken over de engagementsverklaring ouderbetrokkenheid
NEEN
Afspraken maken over de engagementsverklaring ouderbetrokkenheid
NEEN
Ordening van een rationeel onderwijsaanbod
NEEN
Objectieve leerlingenoriëntering- en begeleiding
NEEN
Verdeling van extra-uren leraar
JA
Scholengemeenschappen basisonderwijs en scholengemeenschappen secundair onderwijs krijgen allebei bepaalde voordelen van de decreetgever.
Zonder in detail te treden, willen we toch wijzen op een belangrijk verschil tussen beide niveaus.
In een scholengemeenschap basisonderwijs kun je vanuit de stimulipunten en de andere punten die je kan samen leggen op het niveau van de scholengemeenschap maximaal één betrekking in het ambt van directeur basisonderwijs oprichten. In een scholengemeenschap secundair onderwijs kan je vanuit de punten van de voorafname meerdere betrekkingen in het ambt van directeur oprichten. Daar bestaat de beperking van het basisonderwijs dus niet.
Scholengemeenschappen basisonderwijs
Scholengemeenschappen secundair onderwijs
Samen leggen van punten ICT en administratie met ruimere inzetbaarheid personeel
Ruimere inzetbaarheid bestuurspersoneel en ondersteunend personeel.
Samen voegen van restlestijden met ruimere inzetbaarheid personeel
Ruimere mogelijkheid om lestijden en uren over te dragen
Ruimere mogelijkheden om uren-leraar over te dragen en te herverdelen
Gunstigere rationalisatienormen voor scholen die tot een scholengemeenschap behoren
Maximale benutting van het patrimonium
Zowel in een scholengemeenschap basisonderwijs als in een scholengemeenschap secundair onderwijs kan men een directeur aanstellen om de werking van de scholengemeenschap te coördineren.
In het basisonderwijs spreekt men dan over een directeur-coördinatie scholengemeenschap basisonderwijs, in het secundair onderwijs over een coördinerend directeur.
Een ander en zeer belangrijk verschil tussen basis- en secundair onderwijs gaat over de mandaatsvergoeding.
In het basisonderwijs krijgt de directeur-coördinatie scholengemeenschap basisonderwijs geen mandaatsvergoeding of bijkomende wedde. In het secundair onderwijs, in scholengemeenschappen met meer dan 2000 leerlingen, heeft de coördinerend directeur wel recht op een mandaatsvergoeding of extra wedde.