Je kunt differentiatie hanteren om verschillen te waarderen (divergente differentiatie), of om verschillen tussen leerlingen te verkleinen (convergente differentiatie). Beide keuzes zijn valabel.
In beide gevallen wil je doelen verschillend bereiken. In het eerste geval zijn het de doelen zelf die verschillend zijn, in het tweede geval streef je naar dezelfde doelen, maar is de weg per leerling verschillend.
Globaal onderscheid je twee manieren van differentiëren:
Een voorbeeld van externe differentiatie vind je in de inrichting van de nieuwe eerste graad in jouw school. We belichten ze aan de hand van de uitleg bij onderstaand schema.
Een eerste vorm van differentiatie gebeurde reeds bij de overgang van het basisonderwijs naar de eerste graad. De leerlingen komen ofwel in 1A of in 1B terecht. De algemene vorming is structureel niet gedifferentieerd, de doelen van de vorming zijn voor iedereen van de A-stroom en de B-stroom gelijk.
De uren die in het schema groen staan aangeduid, vormen externe differentiatiemomenten in het curriculum van elke leerling. Leerlingen moeten een keuze kunnen maken. Ze moeten ook remediëring aangeboden krijgen.
De diversiteit binnen onze klasgroepen is vrij groot en dan hebben we het niet enkel over de niveauverschillen, maar evengoed over interesses, culturele en sociale achtergrond, leervoorkeuren, tempo, affectieve en cognitieve vaardigheden van onze leerlingen. Een leraar die zijn leerlingen kent, kan zijn lessen zo ontwerpen dat ze toegankelijk zijn voor zo veel mogelijk verschillende leerlingen uit zijn klas. Onze nieuwe leerplannen bieden verschillende mogelijkheden om te differentiëren. We trachten hier een eerste antwoord te geven op vragen als: welke verschillen tussen leerlingen zetten je aan tot differentiatie? Hoe spelen we in op die verschillen tijdens het ontwerpen van onze lessen? Hoe kun je als leraar lesinhouden toegankelijk maken voor zo veel mogelijk leerlingen? Hoe kun je zo veel mogelijk leerlingen motiveren en de kans geven om hun leerstrategieën doelgericht bij te sturen om vanuit hun niveau verder te groeien?
Om deze vragen te beantwoorden moet je een zo goed mogelijk beeld hebben van de leerling. Diversiteit is een gegevenheid in elke klas, maar niet elk verschil tussen leerlingen is even relevant voor het leren van een leerling. Hoe kunnen die verschillen aanleiding geven tot differentiatie en benut worden voor goed onderwijs? In onderstaande schema’s willen we een antwoord geven zonder volledigheid na te streven.
Bron: Binnenklasdifferentiatie (Castelein et al., 2015)