Hoe moeilijk het gedrag van een leerling ook is, probeer sensitief en responsief te reageren. Dit helpt om onderliggende emoties en behoeften te begrijpen en bevordert afgestemde communicatie.
Belangrijke aspecten:
Laat leerlingen niet los op momenten dat het moeilijk gaat. Leerlingen hebben verbinding het meest nodig, op momenten dat ze deze het minst verdienen.
Wat betekent onvoorwaardelijke verbinding?
Door deze strategieën toe te passen, kun je een diepere en meer betekenisvolle verbinding met anderen opbouwen, gebaseerd op wederzijds respect en onvoorwaardelijke acceptatie.
Ook wanneer het moeilijk loopt met een leerling(en), probeer je de rust en de veiligheid te bewaren. Je doet dit in eerste instantie door te reageren op het gedrag van de leerling door te:
Deze vijf reacties staan niet los van elkaar, maar gebruik je gelijktijdig. Hieronder gaan we nog concreter in op de wijze waarop je kan begrenzen in concrete situaties.
Geef duidelijk aan welk gedrag niet acceptabel is en wat de consequenties zijn. Bijvoorbeeld: “Het is niet oké om te slaan. Je stopt nu, eerst ...dan...”
Wanneer een leerling de situatie niet aankan, haal je de leerling uit de situatie om de basisrust te herstellen. Bijvoorbeeld, als een leerling overspoeld raakt tijdens groepswerk, kun je hem uit het groepje halen. Zodra hij tot rust is gekomen, kun je de opdracht verduidelijken of bespreken wat er misging in de interactie met medeleerlingen. Dit helpt om verwachtingen en behoeften beter af te stemmen.
Sancties dienen als een signaal dat het gedrag moet stoppen, maar hebben meestal alleen effect op korte termijn. Het is belangrijk om sancties niet in te zetten vanuit macht of als vergelding, maar als een consequentie van het gedrag. Stel jezelf de volgende vragen bij het inzetten van sancties:
Geef de leerling een keuze en benoem de gevolgen van die keuze. Dit legt de autonomie bij de leerling en maakt hem verantwoordelijk voor de gevolgen van zijn keuzes. Bijvoorbeeld, als een leerling niet aan tafel wil komen om te eten, kun je zeggen: “Je komt niet aan tafel, je eten wordt koud.” De leerling kiest dan zelf of hij aan tafel komt of niet.
Ook bij het begrenzen van gedrag is het belangrijk om sensitief en responsief te blijven. Dit betekent dat je gevoelig bent voor de signalen van de leerling en op een passende manier reageert. Gebruik een neutrale en zachte stemtoon, toon oprechte nabijheid, en blijf bij de feiten. Dit helpt om de situatie niet verder te laten escaleren.
Het doel van elke gedragsreactie als leraar is dat de moeilijke situatie stopt. Straffen heeft een ander doel. Je wil leerlingen confronteren met hun fout, hun schuld. Straffen is vergelden. Maar is dit het doel? Vanuit welke behoefte doen we dit? En vooral wat is het (lange termijn) effect? Leren leerlingen anders kijken naar een moeilijke situatie door de straf?
Straffen we uit onmacht, uit angst om controleverlies, uit angst voor reactie/verwachtingen van anderen? Straffen we vanuit onze behoefte aan controle, tonen van macht, herstellen van orde?
Straffen loslaten vraagt anders kijken naar leerlingen. Kijken vanuit vertrouwen dat de ander ook het beste wil, maar door zijn gedrag toont dat die de situatie niet aankan, misschien doordat wat jij vraagt op dat moment moeilijk is, of omdat zijn behoeften niet vervuld zijn, omdat hij niet begrijpt wat jij verwacht …
Moeten we dan alles zomaar laten gebeuren? Neen, integendeel! Tijdig begrenzen voor de situatie uit de hand loopt, is de boodschap.