Bij de procedures in twee fasen (de niet-openbare procedure en de mededinging met onderhandeling) dienen de geïnteresseerde ondernemers eerst een aanvraag tot deelneming in. Alleen de ondernemers die je als aanbestedende overheid vervolgens selecteert, mogen een offerte indienen. Bij die selectie hanteer je zowel uitsluitings- als selectiegronden.
Sommige kandidaat-indieners moet je als aanbestedende overheid wettelijk verplicht uitsluiten. Je mag hen geen offerte laten indienen. De wet legt zowel automatisch verplichte als niet-automatisch verplichte uitsluitingsgronden (artikel 67 en 68 WOO en artikel 61 KB Plaatsing) en facultatieve uitsluitingsgronden (artikel 69 WOO) op.
Je bent sowieso altijd verplicht de ondernemer uit te sluiten van deelname als hij definitief veroordeeld is voor:
De duurtijd voor deze verplichte uitsluiting is 5 jaar vanaf de datum van de veroordeling.
Als aanbestedende overheid moet je ook kandidaat-indieners met fiscale en sociale schulden (artikel 68 WOO) verplicht uitsluiten. Die uitsluiting is niet automatisch. Dat betekent dat er uitzonderingen op bestaan zoals bijvoorbeeld:
Als aanbestedende overheid kun je ook kandidaat-inschrijvers uitsluiten die zich schuldig gemaakt hebben aan:
De facultatieve uitsluitingsgronden zijn wel niet van toepassing in het geval van een Belgische onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking (artikel 42 §3 WOO).
Na de eventuele uitsluiting van kandidaten, maak je een selectie van de resterende kandidaten. De kwalitatieve selectiecriteria (artikel 71 WOO en artikel 65 KB plaatsing) die je daarvoor hanteert, mogen enkel betrekking hebben op:
Alleen de kandidaten die aan jouw selectiecriteria beantwoorden, mogen vervolgens een offerte indienen. De selectiecriteria én de bewijsmiddelen die je er voor vraagt, moeten altijd in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. De selectiecriteria mogen dus niet te streng zijn. De reden hiervoor is dat ook kmo’s de kans moeten krijgen om deel te nemen.
Om te vermijden dat je als aanbestedende overheid mogelijke kandidaat-indieners discriminerend zou behandelen, ben je wettelijk verplicht om elk kwalitatief selectiecriterium te verbinden aan een gepast niveau. Als je bijvoorbeeld eenvoudigweg zou vragen om een lijst voor te leggen van de werken die de kandidaat-indiener in de loop van de laatste vijf jaar uitgevoerd heeft, dan heb je geen zicht op de grootte van die projecten.
Een kandidaat met uitsluitend ervaring met hele kleine projecten, zou je dan op een zelfde manier behandelen als een kandidaat met ervaring met hele grote projecten. Om dat te voorkomen kun je vragen naar ervaringen met gelijkaardige projecten. De aanbestedende overheid kan beslissen economische of technische criteria zonder meer achterwege te laten.
Sommige criteria lenen er zich niet toe om een minimaal niveau vast te stellen. Bijvoorbeeld bij een bankverklaring. In dat geval ben je als aanbestedende overheid verplicht om een tweede criterium van dezelfde aard vast te stellen, een criterium dat wel toelaat om een minimaal niveau vast te stellen.
Als aanbestedende overheid kun je van de kandidaten eisen (artikel 66 KB Plaatsing) dat zij over een bepaalde vergunning beschikken of dat ze voldoen aan andere eisen opgenomen in bijlage 10 KB Plaatsing.
Om hun economische en financiële draagkracht (artikel 67 KB plaatsing) aan te tonen, kun je als aanbestedende overheid van de kandidaten eisen dat zij een bepaalde jaaromzet realiseren in het domein waarop de opdracht betrekking heeft. De jaarlijkse minimumomzet bedraagt maximaal twee maal de waarde van de opdracht, tenzij in gevallen van gemotiveerde uitzonderingen.
Verder kun je aan de kandidaat-inschrijvers bijvoorbeeld de volgende bewijsmiddelen vragen:
Als een ondernemer om gegronde redenen niet in staat is de gevraagde referenties voor te leggen, kan hij zijn economische en financiële draagkracht aantonen met andere documenten die de overheid geschikt acht.
Om hun technische en beroepsbekwaamheid (artikel 68 KB plaatsing) aan te tonen, kun je van de kandidaten eisen dat zij tonen dat ze over de noodzakelijke personele en technische middelen en ervaring beschikken om de opdracht volgens een passend kwaliteitsniveau uit te voeren. Je kunt eisen dat de kandidaten hun ervaring aantonen aan de hand van referenties. Je kunt hen bijvoorbeeld de volgende bewijsmiddelen vragen:
Gunningscriteria (artikel 81 WOO) zijn inhoudelijke criteria die je als aanbestedende overheid gebruikt om de inschrijvingen te beoordelen. Omwille van het transparantiebeginsel moet je vooraf op duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze de gunningscriteria in de aanbestedingsdocumenten omschrijven. Inschrijvers krijgen er zo duidelijk zicht op hoe ze beoordeeld zullen worden. Nadien kan ook gecontroleerd worden of de verschillende offertes op een correcte manier aan de gunningscriteria zijn getoetst.
Je kunt met één gunningscriterium (prijs of kost) of met meerdere gunningscriteria werken. Mogelijke gunningscriteria zijn onder meer prijs, snelheid van uitvoering, kwaliteit van de aangeboden oplossing, esthetische of functionele kenmerken, milieukenmerken. De prijs moet altijd één van de gunningscriteria zijn.
Bij de standaardprocedures neem je de gunningscriteria exhaustief op in het bestek. Je vermeldt ook:
Bij de vereenvoudigde onderhandelingsprocedures en bij aanvaarde factuur hoef je de gunningscriteria niet exhaustief op te nemen in het bestek. Met het oog op een transparant beslissingsproces raden wij aan om de volgende zaken op te nemen in het bestek:
Het Uniform Europees Aanbestedingsdocument of UEA (artikel 73 WOO) is een standaardformulier dat ondernemers bij hun aanvraag tot deelneming of offerte voegen en waarin zij verklaren dat zij voldoen aan:
Die verklaring geldt als voorlopig bewijs. Het is pas wanneer de aanbestedende overheid beslist om de opdracht effectief aan een bepaalde ondernemer te gunnen dat die de effectieve bewijsstukken moet indienen. Die manier van werken maakt het voor inschrijvers en kandidaten administratief een stuk eenvoudiger.
Het niet correct invullen van het UEA heeft grote gevolgen. Inschrijvers kunnen van de procedure worden uitgesloten of zelfs worden vervolgd als zij:
Het gebruik van de UEA (Artikel 39 KB Plaatsing) is verplicht voor opdrachten boven de Europese drempelbedragen.
Onder de Europese drempelbedragen is het zelfs verboden om aan de ondernemers te vragen het UEA document te gebruiken. Voor Belgische opdrachten geldt de impliciete verklaring op eer. Dat betekent dat het louter indienen van de offerte volstaat. Door een offerte in te dienen verklaart de inschrijver dat hij zich niet bevindt in één van de uitsluitingsgevallen. De impliciete verklaring op eer geldt enkel als je kosteloos toegang hebt tot de nodige documenten. Andere documenten waar je niet kosteloos toegang toe hebt, vallen er niet onder en mag je dus opvragen.
Een gratis webdienst van de Europese Commissie helpt kopers, inschrijvers en andere partijen om het UEA elektronisch in te vullen. De webdienst is in het Nederlands beschikbaar.
Ondernemers kunnen het UEA exporteren, opslaan en elektronisch indienen. Een UEA dat in een eerdere gunningsprocedure is verstrekt, kan worden hergebruikt, zolang de daarin vermelde informatie nog steeds correct is.
Alle communicatie en informatie-uitwisseling tussen jou als aanbestedende overheid en de ondernemers moet in alle fasen van de plaatsingsprocedure plaats vinden met elektronische communicatiemiddelen (Artikel 14 WOO).
Dit zijn de belangrijkste uitzonderingen op die verplichting van elektronische communicatie:
De verplichting voor het elektronisch ontvangen van de offertes via e-tendering geldt sinds 18 oktober 2018 voor opdrachten boven de Europese drempel. Voor Belgische opdrachten vanaf 139 000 euro geldt de verplichting pas vanaf 1 januari 2020.
Alle informatie over het gebruik van elektronische communicatiemiddelen en de mogelijkheden vind je terug op de website Public Procurement.