Goed onderwijs voor alle leerlingen is een opdracht voor elke school. In het secundair onderwijs visualiseren we dat door middel van de vormingscirkel
Je ‘leest’ de cirkel van buiten naar binnen:
o De kwetsbaarheid van leerlingen ernstig nemen betekent dat elke leerling beloftevol is en alle leerkansen verdient.
o Die leerling is uniek als persoon maar ook verbonden met de klas, de school en de bredere samenleving.
o Scholen zijn gastvrije plaatsen waar leerlingen en leraren elkaar ontmoeten in diverse contexten.
o De leraar vormt zijn leerlingen vanuit een genereuze attitude, hij geeft om zijn leerlingen en hij houdt van zijn vak.
o Hij durft af en toe de gebaande paden verlaten en stimuleert de verbeelding en creativiteit van leerlingen.
o Zo zaait hij door zijn onderwijs de kiemen van een hoopvolle, meer duurzame en meer rechtvaardige wereld.
Vorming komt tot stand in dialoog.
De keuze om vorming vanuit verbindende dialoog te bekijken, is fundamenteel voor de pedagogie van een katholieke dialoogschool.
Vorming ontstaat door een dialoog tussen drie ‘actoren’. Een leraar die vormt, een ’vormende’ leerinhoud en een leerling die zich vormt.
Jij bent als leraar een cruciale schakel in het vormingsproces. Je bent er de motor van en je bent ervan overtuigd dat elke leerling kan en moet gevormd worden door middel van de leerinhouden die je onderwijst.
Vorming is voor jou nooit te herleiden tot een cognitieve overdracht van inhouden. Je meesterschap en passie brengen je ertoe om voor iedere leerling de juiste woorden en gebaren te zoeken om de wereld te ontsluiten. Je introduceert leerlingen in de wereld waarvan je houdt. Je zorgt er bijvoorbeeld voor dat leerlingen geïnteresseerd raken in de Franse cultuur of het vak van een metselaar. Je laat leerlingen kennismaken met een wereld en helpt hen om er hun eigen weg in te vinden. Zo schenk je jouw leerlingen een toekomst die anders en beter kan zijn.
Je leert hen hopen en die hoop doet leren en ontwikkelen. Die hoop maakt jouw onderwijs waardevol. Je geeft hen als het ware hun eigen toekomst, vanuit een vertrouwen dat geen verdere uitleg nodig heeft. Je creëert daarbij niet enkel een toekomst voor de leerling zelf, maar je geeft leerlingen ook de kans om voor anderen een betere wereld te maken.
Reflectievragen
- Wat leg jij in de klas op tafel? Hoe zorg je dat iedere leerling mee aan tafel schuift?
- Wat is het belangrijkste dat jij wil meedelen aan je leerlingen vanuit je vak en je opdracht?
- Hoe zorg je dat wat je geeft, verbonden wordt met het leren van de leerling?
- Vanuit welke gedrevenheid doe je dat?
- Welke wegwijzer inspireert je daartoe?
De essentie van elk onderwijs is dat je aan de nieuwe generatie doorgeeft wat jij van de vorige generatie meekreeg. De jonge mensen zullen op hun beurt aan de komende generaties doorgeven wat jij hen gegeven hebt.
We spreken over Vorming. De leerinhoud omvat het ‘wat’ van de vorming. Vorming verbreedt de blik en zorgt voor nieuwe vergezichten. Vorming ontsluit niet alleen de wereld van boeken en van het academische, maar gaat ook over de wereld van natuur, ambacht en techniek, religie, kunst, economie, taal en zorg.
Vorming bestaat uit verschillende vormingscomponenten. Dat is wat kunstmatig, want in alle leerplannen staat de gehele vorming centraal. Vorming laat zich niet in losse schijfjes verdelen. Je kan niet over culturele vorming spreken zonder met taal bezig te zijn. Wetenschap en techniek hebben een band met economie, wiskunde of geschiedenis. Dwarsverbindingen doorheen de vormingscomponenten zijn belangrijk voor jou als leraar.
De vormingscirkel is dan ook een dynamisch geheel waarbij de componenten elkaar voortdurend beïnvloeden en versterken.
Je streeft naar een brede vorming voor alle leerlingen. De gekleurde vormingscomponenten in figuur 3 verbeelden de veelkleurige wereld die je aan je leerlingen toont. Hoewel de vakken op een specifieke manier bijdragen aan bepaalde vormingsaspecten, is het belangrijk om te benadrukken dat een vormingsaspect niet gelijkstaat aan een specifiek vak. Taalvakken dragen bij aan taalvorming, maar ook aan culturele en sociale vorming. Omgekeerd vindt taalvorming niet alleen plaats in taalvakken, net zoals wetenschappelijke en technische vorming niet beperkt is tot wetenschaps- en technische vakken.
De leerplannen bieden veel ruimte voor eigen keuzes en visie. Je bepaalt zelf hoeveel tijd je aan een item of een rubriek besteedt. Je bepaalt zelf welke inhoudelijke contexten je laat spelen, welke methodieken je hanteert … Je legt dus eigen pedagogische, didactische en inhoudelijke accenten. Die vrijheid gaat samen met verantwoordelijkheid en vraagt een grote professionaliteit en meesterschap. Jouw keuzes zorgen ervoor dat vorming leidt tot zorgbreed en kansenrijk onderwijs.
Het gemeenschappelijk funderend leerplan (GFL) speelt hierbij een belangrijk rol. In dat leerplan kun je de fundamentele keuzes van jouw school verduidelijken.
Vorming wordt op gang gebracht door een leraar die een leerinhoud onderwijst, maar gebeurt in wezen door een leerling. Een leraar ontsluit een wereld, maar het is de leerling die beslist of hij zich met die wereld wil verbinden. Een leerling is geen losstaand individu, maar deel van een klas en een school, een gemeenschap van leerlingen en leraren. Leerlingen komen elkaar in de klas en in de school tegen en vormen ook elkaar.
Hoe bereik je door je onderwijs alle leerlingen samen maar ook elke leerling afzonderlijk?
Als leraar speel je een cruciale rol in het realiseren van inclusief en kansenrijk onderwijs. Ongeacht de achtergrond en de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen, is het jouw taak om hen te vormen en de wereld voor hen te openen. Elke leerling groeit op in een beperkt deel van de maatschappij en jij kan ervoor zorgen dat hij zijn blik op de wereld verruimt. Je streeft ernaar om alle leerlingen een brede en hoogwaardige vorming te geven, zonder al te snel te oordelen welke onderwerpen wel of niet interessant voor hen zijn. Zo verminder je ongelijkheden tussen leerlingen en versterk je hun onderwijskansen. Het is jouw ambitie om elke leerling optimaal te vormen.
In de praktijk merk je soms dat een leerling of een groep leerlingen tekorten heeft in hun vorming. Als dat nodig is, doe je extra inspanningen om alle leerlingen de vorming te geven die ze nodig hebben en waar ze recht op hebben.
Als leraar word je geconfronteerd met de kloof tussen de eisen van de samenleving en de mogelijkheden van sommige leerlingen. Toch blijf je vastberaden inzetten op de vorming van elke leerling, ook bij die leerlingen waarbij je je handelingsverlegen voelt.
De druk van buitenaf op onderwijs kan soms botsen met de realiteit in jouw klas. De lat hoog leggen voor alle leerlingen is noodzakelijk. Maar dat betekent niet dat elke leerling over elke lat moet en kan geraken. Mensen zijn niet zonder meer maakbaar. Echt inclusief en kansenrijk onderwijs ontstaat wanneer elke leerling als uniek wordt gezien en hun vorming gebaseerd is op hun individuele mogelijkheden en noden.
Je kijkt naar een leerling vanuit wat hij weet en kan. Je probeert hem te begrijpen vanuit zijn eigen context die soms heel anders is dan jouw socio-economische en culturele achtergrond. Je durft te wachten, je neemt er de tijd voor om leerlingen met het leren te verbinden.
De leerplannen laten ruimte en tijd om op het ritme van de leerlingen de leerinhouden met hen te verbinden. Je hebt geen haast, je neemt zelf de tijd en gunt de leerling zijn tijd. Vanuit een respectvolle en aandachtige houding ga je met de leerlingen in dialoog.
Tips:
De leerplannen (onder meer beschikbaar via LLinkid) kunnen jou in vier stappen helpen bij de realisatie van goed onderwijs:
Stap 1: het leerplan
Stap 2: het schoolleerplan
Stap 3: het leerplan van de vakgroep
Stap 4: jouw leerplan
Schematisch ziet het er zo uit:
We concretiseren dat aan de hand van een voorbeeld.
Je bent leraar talen in de eerste graad. We beschrijven in vier stappen hoe het leerplan jou kan helpen in de realisatie van goed onderwijs.
Stap 1: Het leerplan
Het leerplan bevat een door de samenleving vastgelegd minimum. Maar de wereld van taal en cultuur die je aan de leerlingen wil doorgeven, is breder en groter dan wat de maatschappij vraagt.
Bijvoorbeeld: De leerplannen moderne talen willen leerlingen ertoe aanzetten om
Fase 2: Het schoolleerplan
Jouw school zet in op goed onderwijs. Ze kiest daartoe één of meerdere wegwijzers en maakt die zichtbaar in de dagelijkse klas- en schoolpraktijk.
Bijvoorbeeld: Je school vindt dat elke leerling kwetsbaar en beloftevol mag zijn. Elke leerling moet er voldoende groeikansen krijgen.
Fase 3: Het leerplan van de vakgroep
In de vakgroep talen denk je na over de gevolgen van de keuze voor het taalonderwijs. Hoe kunnen kwetsbaarheid en belofte kansenrijk talenonderwijs helpen realiseren? Je kan samen ook kiezen voor bijkomende accenten en wegwijzers die nauw aansluiten bij wat jullie belangrijk vinden in talenonderwijs.
Bijvoorbeeld: Je kan ervoor kiezen om verbeelding centraal te stellen, want verbeelding kan helpen om taalonderwijs voor elke leerling kansenrijk te maken. Je neemt extra doelen op die verbeelding stimuleren.
Fase 4: Jouw leerplan
Jij bent best geplaatst om binnen een bepaalde klas voor jouw leerlingen inhoudelijke en didactische keuzes te maken. Vanuit jouw expertise en inspiratie concretiseer je voor jouw leerlingen het leerplan en het schoolleerplan. Je doet dat vanuit een grote loyauteit aan de school en de collega’s, maar je legt vanuit je eigen inschatting eigen accenten.
Bijvoorbeeld: Voor de toekomst van de wereld vind je het belangrijk om duurzame ontwikkeling een prominentere plaats in je talenonderwijs te geven. Je waardeert ook de grote variatie in de talige beginsituatie van je leerlingen. Daarom zet je in op de wegwijzer ‘uniciteit in verbondenheid’. Zo creëer je jouw eigen leerplan: uniek maar tegelijkertijd verbonden met de leerplannen van de vakgroep, de school en andere scholen.
Jij als leraar kan ervoor zorgen dat de afkomst of de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen hun toekomst niet bepaalt. Jij kan mee helpen voorkomen dat leerlingen gedoemd zijn om hun eigen verleden (afkomst, ongelijke beginsituatie) te herhalen (zie bouwsteen Kwetsbaarheid en armoede). Je schenkt je leerlingen een toekomst die anders en beter is dan die van de statistieken en prognoses. Je leert hen hopen en die hoop doet leren en ontwikkelen. Die hoop maakt jouw onderwijs waardevol.
Reflectievragen:
Vanuit de drie invalshoeken denk je na over zes aspecten die je helpen om tot goed onderwijs te komen:
Schematisch ziet er dat als volgt uit: