Het CLB stelt een IAC-verslag op voor een leerling als blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen een gemeenschappelijk curriculum (GC) te blijven meenemen, disproportioneel of onvoldoende zijn. De leerling die beschikt over een IAC-verslag, kan een IAC volgen in het gewoon onderwijs of zich inschrijven in het buitengewoon onderwijs. Een IAC-verslag in het secundair onderwijs vermeldt steeds een type van het buitengewoon onderwijs en een opleidingsvorm (1, 2 of 3), ook als de leerling geen schoolloopt in het buitengewoon onderwijs. De beslissing om te kiezen voor een IAC in het gewoon onderwijs of in het buitengewoon onderwijs ligt bij de ouders en de leerling.
Een leerling die beschikt over een IAC-verslag en ervoor kiest om studievoortgang te maken in het gewoon onderwijs, volgt een individueel aangepast curriculum (IAC). Elk IAC-verslag, ongeacht het type (met uitzondering van type 5) van opleidingsvorm 1, 2 of 3, laat toe te kiezen voor een IAC in het gewoon secundair onderwijs.
De regelgever omschrijft in de codex secundair onderwijs (art.122/1/0) een IAC als volgt:
§1. Voor elke leerling met een IAC-verslag wordt, zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs, een individueel aangepast curriculum opgemaakt door de klassenraad in afstemming met de leerling tenzij dat niet mogelijk is, met de ouders, met in voorkomend geval de leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker en andere externe ondersteuners.
§2. Het individueel aangepaste curriculum bevat de doelen die nagestreefd of gerealiseerd zullen worden, volgens de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling. Het individueel aangepaste curriculum krijgt vorm op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken.
De klassenraad vertrekt voor de selectie van de doelen van de doelen die door of krachtens decreet- of regelgeving van toepassing zijn op het structuuronderdeel waarin de leerling is ingeschreven. Daarnaast kunnen ook andere doelen worden geselecteerd. De realisatie van de doelen is gericht op de maximale ontplooiing van en leerwinst bij de leerling en met het oog op een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren en maatschappelijke participatie zoals andere leeftijdsgenoten. Voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs wordt actief gewerkt aan de mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs.
§3. In het individueel aangepaste curriculum opgenomen doelen met betrekking tot godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing zijn gebaseerd op de overeenkomstige leerplannen en zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.
§4. Het individueel aangepaste curriculum bepaalt hoe de doelen gerealiseerd zullen worden en hoe sociale, psychologische, orthopedagogische, medische of paramedische hulpverlening in het onderwijsaanbod wordt geïntegreerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het netwerk en de ondersteunende partners die betrokken zijn naargelang de onderwijscontext waarin de leerling schoolloopt.
§5. Alle betrokkenen werken samen om een optimaal leer- en ontwikkelingstraject voor de leerling te garanderen. De school is verantwoordelijk voor de opvolging, evaluatie en bijsturing van het traject en coördineert de afstemming tussen alle betrokken partners.
Een IAC beoogt steeds een relatie met het GC van het structuuronderdeel waarvoor de leerling ingeschreven is.
Thijs zit in 5 BSO kantoor en volgt samen met zijn klasgenoten de lessen Frans.
Nog meer dan voor andere leerlingen leert Thijs zelfredzaam zijn in een aantal relevante situaties: talige bouwstenen inoefenen en gebruiken, zoals kant en klare zinnen die hij als dusdanig in verschillende contexten kan inzetten. Zo oefent hij in de lessen Frans hoe hij een beleefde vraag kan stellen, hoe hij kan aangeven dat hij iets niet begrijpt … Thijs kan op die manier een portfolio opbouwen van zijn gespreks-, schrijf- en leesvaardigheid … in een andere taal.
Inschrijven met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs of bij een wijzigende nood aan aanpassingen
De ouders en de leerling die beschikt over een IAC-verslag, stellen een vraag voor een IAC.
Er zijn twee situaties waarin je als school deze vraag kan krijgen. In beide situaties is het van belang om de leerondersteuner van meet af aan mee te nemen, bij de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen. Dit impliceert dat ondersteuning wordt opgestart zodra de school kennis heeft over het IAC-verslag.
We streven naar kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen, ook voor leerlingen met een IAC-verslag.
We focussen daarbij op de volgende vier uitgangspunten:
Het individueel aangepast curriculum krijgt vorm op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken, een manier van werken waarbij een cyclisch proces wordt gehanteerd dat bestaat uit een beginsituatiebepaling, doelenselectie, voorbereiding, uitvoering en evaluatie.
Het realiseren van een IAC neemt als vertrekpunt steeds een GC (leerplannen secundair onderwijs), de verschillende leerplandoelen en het leren van de klasgroep. Dat wil zeggen dat je voor een IAC altijd een relatie beoogt met het gekozen GC. Ook werkplekleren, waar mogelijk in de vorm van stage, maakt hier deel vanuit. Je benadert bij een IAC elke leerling vanuit een ontwikkelingsgericht perspectief, met als doel om maximaal tot leren te komen. Daarbij ga je uit van de mogelijkheden van leerlingen en wat alle leerlingen in de klas bindt ondanks verschillen. Je laat los wat (nog) niet lukt en kijkt naar wat er wel kan. Het gekozen GC hanteer je als streefdoel voor leerlingen met een IAC. De lat ligt ook hoog voor die leerlingen. Wanneer vastgesteld wordt dat de leerling aansluit bij het GC, voldoet de leerling niet meer aan de voorwaarden van een IAC-verslag. Het IAC-verslag moet dan worden opgeheven door CLB.
Het realiseren van een IAC biedt nieuwe perspectieven voor leerlingen met specifieke onderwijs-behoeften. Het plaatst schoolteams voor nieuwe uitdagingen. Elk IAC is maatwerk, vraagt creativiteit en ‘out of the box’- denken. Het uitwerken van een IAC impliceert vernieuwingsprocessen, processen die gekenmerkt worden door zoeken en groeigericht handelen in situaties waarbij de te verwachten leeruitkomst geen vaststaand gegeven is. Hét IAC bestaat niet, elk IAC is specifiek en op maat: voor deze leerling, met deze mogelijkheden, in deze context en met dit toekomstperspectief. Sommige IAC zullen erg nauw aansluiten bij een GC, andere zullen daar verder vanaf staan.
Een IAC realiseer je niet alleen. Verschillende betrokkenen spelen een rol in het traject. Vanzelfsprekend zijn dit de ouders, de school, het CLB, het leersteuncentrum, en eventueel de pedagogische begeleiding. Er zijn ook vaak andere partners zoals thuisbegeleiding, buitenschoolse hulpverlening, multifunctioneel centrum … Het is dus nodig om het ruime netwerk rondom de leerling in kaart te brengen.
Als school behoud je de regie om het IAC te realiseren. Je hebt de regie over het totale leerproces van elke leerling. Als school ben je verantwoordelijk voor de coördinatie van en de afstemming met de partners die betrokken zijn of aanvullende vormen van ondersteuning die aan de leerling worden geboden in functie van een kwaliteitsvol traject voor de leerling. Het CLB heeft een draaischijffunctie: ze verwijzen leerlingen en hun ouders gericht door naar externe diensten voor bijkomende ondersteuning, begeleiding en/of onderzoek. Het leersteuncentrum geeft elk leersteuntraject vorm met betrokkenheid van de school, de leerling tenzij dat niet mogelijk is, en de ouders. De school en het leersteuncentrum betrekken het CLB waar nodig.
Een IAC-traject vraagt regelmatig overleg met alle partijen. Dialoog over noodzakelijkheid, wenselijkheid en haalbaarheid van het IAC-traject maakt hier essentieel deel vanuit. Uiteindelijk wordt bepaald wie wat zal doen en hoe dat in de praktijk zal omgezet worden.
Het kan alleen maar slagen in verbindende samenwerking, die vertrekt vanuit een gezamenlijk perspectief en doelgerichtheid met het oog op leren en participeren. Elke partij doet een inbreng vanuit zijn rol. Alle relevante informatie wordt met alle betrokkenen gedeeld (rekening houdend met de privacy). Onderwijsprofessionals en ouders (en waar mogelijk de leerling) als ervaringsdeskundigen zijn daarbij evenwaardig.
Verbindende samenwerking vraagt een engagement van alle partijen om in alle omstandigheden in te zetten op deze verbinding, ook wanneer die onder druk komt te staan. Het is erg belangrijk om de blik ruim genoeg te houden. Je hebt niet alleen oog voor de onderwijsbehoeften en de ondersteuningsbehoeften van de leerling maar ook voor de ondersteuningsbehoeften van de leraar en de ouders. In fase 2 belichtten we in dat kader al het aspect professionalisering van leraar/zorgteam naast de initiatieven voor individuele hulp. In fase 3 kent dat een verdere continuering (of opstart).
Het kernteam rond Thijs komt om de 6 weken samen om te bekijken of het IAC nog op het juiste spoor zit. Mama, Thijs, de vakleerkracht en de leerondersteuner bekijken dan wat goed loopt en wat bijsturing vraagt. De directie, het CLB en de klastitularis worden over het overleg geïnformeerd. Fundamentele bijsturingen van het IAC gebeuren tijdens de bespreking op de cel leerlingenbegeleiding.
We zetten in op de realisatie van verbindende samenwerking. Een sterke methodiek hiervoor is Communities of Practice (COP). COP erkent het belang van de ervaringsdeskundigheid van ouders en leerlingen naast professionele deskundigheid. Het gaat uit van een partnerschapsmodel in plaats van een expertmodel en zet in op regelmatig overleg tussen alle partijen. Praktijkvragen en het komen tot concrete acties staan voorop (deze leerling, in deze klas, met deze leerkracht en die ondersteuning.
Meer informatie over COP:
in de samenvatting van het doctoraat:
Meer informatie over verbindende samenwerking met ouders:
‘Welke ouder zit er voor mij?’. Beluister de podcast van Prof. Elisabeth De Schauwer over de verschillende metaforen die van toepassing zijn op de posities van ouders met een kind/jongere in een inclusietraject.
Met het decreet leersteun wordt het begrip handelingsplanmatig werken (HPW) geïntroduceerd voor alle leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon en buitengewoon onderwijs. Het HPW is een cyclisch proces en bevat 5 fasen:
De beginsituatiebepaling bouwt verder op de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling in de fase van verhoogde zorg en de fase van uitbreiding van zorg. Voor leerlingen met een IAC-verslag die starten in een nieuwe school voor gewoon of buitengewoon onderwijs start de beginsituatiebepaling op basis van het IAC-verslag of een reeds bestaand IAC.
INFO
Meer informatie over handelingsplanmatig werken binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen.
Leerlingen met een IAC hebben uitgesproken onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften. Je organiseert hun onderwijstraject zo dat zij tot maximale ontwikkeling komen van hun mogelijkheden, waarbij verschillende doelen uit de vakleerplannen van het gekozen GC, het gemeenschappelijk funderend leerplan, het gemeenschappelijk leerplan ICT en eventueel het leerplan basisoptie aan bod komen. Het leren en participeren staan centraal.
Leerlingen met een IAC hebben recht op een kwaliteitsvolle, planmatige aanpak. Het IAC vormgeven, gebeurt op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken. Een synthese van elke fase wordt opgenomen in het begeleidingsplan IAC, wat verder bouwt op het begeleidingsplan dat je als school al gebruikt.
Het opmaken van een begeleidingsplan IAC kadert binnen het zorgbeleid van een school. Een begeleidingsplan IAC bevat de 5 fasen van handelingsplanmatig werken. Hierin beschrijf je:
Hoe uitgebreid dat begeleidingsplan IAC moet uitgewerkt worden en hoe frequent het aangepast moet worden, varieert. Voor IAC die nauw aansluiten bij een GC, kan dat bijvoorbeeld eerder beperkt zijn. Voor IAC die een stukje verder afstaan van een GC, ligt de frequentie om het aan te passen hoger. We pleiten voor een sober plan dat de dagelijkse praktijk ondersteunt. Dit begeleidingsplan IAC is terug te vinden in het leerlingdossier.
Bij de opbouw van het plan moet je oog hebben voor de registratie van de gerealiseerde doelen. Dit draagt bij tot de opmaak van een attest van verworven bekwaamheden of tot de beslissing van de klassenraad met betrekking tot de gelijkwaardigheid van doelen.
Het is eigen aan IAC dat ze meer overleg vragen. Uiteraard wordt handelingsgericht samengewerkt en streef je naar beslissingen waar alle betrokkenen achter staan, in de eerste plaats de leerling en zijn ouders. Aangezien IAC maatwerk zijn, zijn ook de begeleidingsplannen IAC voor leerlingen met een IAC-verslag maatwerk. Het systematisch opvolgen van alle leerlingen, ook leerlingen met een IAC, behoort tot de regie van de school. Voor de opmaak en de uitvoering van het begeleidingsplan IAC werk je samen met een leerondersteuner of IAC-aanspreekpunt van het leersteuncentrum waarbij je school is aangesloten.
Bij het opmaken van het plan zoeken we een antwoord op de volgende vragen:
Evaluatie en studiebekrachtiging voor een leerling met een IAC-verslag in het gewoon secundair onderwijs
Voor leerlingen met een IAC-verslag die een IAC volgen in het gewoon secundair onderwijs, zijn individuele doelen geselecteerd. Daarbij streef je ernaar om zo dicht mogelijk bij het gekozen GC aan te sluiten, met het oog op maximaal leerrendement ook voor deze leerlingen. Het kan een meerwaarde zijn om:
In principe ontvangen leerlingen met een IAC-verslag die een IAC volgen geen oriënteringsattesten A, B of C, maar wel elk schooljaar een attest van verworven bekwaamheden. De school secundair onderwijs die een attest van verworven bekwaamheden geeft aan een leerling met een IAC, baseert zich daarvoor op het gekozen GC (de leerplannen en leerplandoelen) en lijst op basis hiervan de verworven bekwaamheden op. Een attest van verworven bekwaamheden wordt elk schooljaar toegekend.
Sinds de invoering van het decreet leersteun kan aan de leerlingen met een IAC-verslag voor opleidingsvorm 3, een getuigschrift van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3 gegeven worden, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van dit getuigschrift en de regels om ze in te vullen, vast.
Het behalen van een gewone certificering staat dus niet voorop, maar is ook niet uitgesloten. Voor sommige leerlingen met een IAC-verslag kan het betekenen dat zij uitzonderlijk in aanmerking komen voor een gewone certificering. De klassenraad beslist autonoom op grond van alle beschikbare informatie, of er gelijkwaardigheid is van de doelen van het IAC met de vastgelegde doelen van het structuuronderdeel dat de leerling volgt. De onderwijsinspectie houdt kwaliteitstoezicht op deze bevoegdheid van de klassenraad tijdens de schooldoorlichting.
Scholen kunnen zich laten ondersteunen door de pedagogische begeleiding bij vragen over de gelijkwaardigheid van de doelen.
Meer informatie vind je op de PRO.-pagina Evaluatie in het secundair onderwijs.
Toekomstperspectief van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon secundair onderwijs
Bij de start van een IAC worden doelen bepaald vanuit het gekozen gemeenschappelijk curriculum in functie van een mogelijk toekomstperspectief. Hoe ziet de leerling zijn toekomst? Hoe zien de ouders de toekomst van hun kind? Wat vinden de klassenraad, leerondersteuners, eventuele partners uit welzijn en gezondheid? Belangrijk is hier om de blik heel erg breed te houden en vroeg genoeg aan dit proces te beginnen. Wees ook waakzaam voor zelfvervullende voorspellingen (self fulfilling prophecy).
De zorgregie van de school start vanuit een onderzoekende houding naar interesses en sterktes van de leerling en hoe deze beschermende factoren in functie van de doelen voor de leerling richting kunnen geven aan het IAC. Het doel is groeikansen creëren die de totale ontwikkeling van de leerling ten goede komt en hem versterkt om zich te ontplooien tot een zo zelfstandig mogelijke volwassene op vlak van vervolgonderwijs, werken, wonen, vrije tijd …
Naarmate de leerling ouder wordt, zullen de doelen van het IAC-plan meer specifiek geformuleerd worden in functie van het inclusief toekomstperspectief. Dit komt uiteraard explicieter aan bod vanaf de derde graad secundair onderwijs. Denk hierbij aan het organiseren van werkplekleren, waar mogelijk onder de vorm van stage, en het afleggen van een eventuele geïntegreerde proef. In elk van die stappen is het nodig om het netwerk rond de leerling, de ouders, de school, leerondersteuners, externe deskundigen (arbeidsmarkt), de context en de bijzondere partners (onder andere thuisbegeleiding, CLB, multifunctioneel centrum …) ten volle te betrekken en dat vanuit een gelijkwaardige samenwerking.
Reeds vanaf de 1ste graad van het so worden de toekomstdromen van Thijs en zijn ouders in de cel leerlingenbegeleiding verkend en benoemd. In de 2de graad worden die toekomst-dromen meegenomen bij de exploratie van praktijkvakken en wordt daarbij de link naar een mogelijke stageplaats gemaakt. Wat zijn de sterktes van Thijs, wat zijn uitdagingen? Op welke doelen moet ingezet worden? Doelen met betrekking tot vaardigheden bij het uitvoeren van de praktijk maar ook doelen in functie van het zich zelfstandig verplaatsen naar een mogelijke stageplaats, gebruik maken van media die ondersteunend zijn in het zich organiseren. In de 3e graad maakt Thijs samen met zijn leerondersteuner een werkstuk waarin hij zijn toekomstplan vormgeeft als alternatieve GIP-opdracht. De school en de ouders leggen hun contacten met betrekking tot mogelijke stageplaatsen samen. Welke komen in aanmerking voor Thijs? Hij verkent een selectie van de verschillende mogelijkheden. De stagebegeleider gaat regelmatig een kijkje nemen en bespreekt de bevindingen samen met Thijs, zijn ouders, de stagementor en de leerondersteuner. Naarmate duidelijker wordt waar Thijs zijn interesses en vaardigheden liggen, worden de periodes van stage langer. Iemand van de dienst ondersteuningsplan (vanuit VAPH) begeleidt Thijs en zijn ouders in het maken van keuzes met betrekking tot wonen en werken na de schoolloopbaan. Er worden contacten gemaakt met de leidinggevenden van de stageplaats in functie van een mogelijke werkplek na de schoolloopbaan.
Samenwerking met externen en gericht nadenken over het toekomstperspectief van de leerling vanuit een open kijk, spelen een rol bij IAC in alle onderwijsniveaus, maar komen uiteraard explicieter aan bod vanaf de derde graad secundair onderwijs. Op scharniermomenten in de (school)loopbaan van de leerling dringt een uitgebreid overleg tussen alle actoren zich op. Bijzondere partners kunnen dan bijkomend deel uitmaken van dat overleg. We denken aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB), stagebegeleiders, dienst ondersteuningsplan (DOP), externe hulpverleners (zie bouwsteen Onderwijsloopbaan van het vademecum zorgbreed en kansenrijk onderwijs). Vanuit haar regierol is het steeds aan de school om de partners te betrekken bij elke stap in het proces. Het zoeken naar die geschikte partners is een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen.
Een IAC vormgeven voor een leerling is maatwerk. De begeleiding is ontwikkelingsgericht en afgestemd op de ondersteuningsnood. Veel scholen buitengewoon secundair onderwijs hebben een verregaande samenwerking uitgebouwd met verschillende externe partners voor hun leerlingen. Via collegiale consultatie kan er heel wat uitgewisseld worden tussen gewoon- en buitengewoon onderwijs. We denken daarbij bijvoorbeeld aan samenwerking met maatwerkbedrijven, contacten met VDAB en GTB, afspraken met multifunctionele centra of diensten rechtstreeks toegankelijke hulp, stageplaatsen.