Deze observatietool geeft inzicht in de talige grondhouding van leerlingen en met name in de wijze waarop leerlingen nadenken over taalvariatie, de eigen meertaligheid en de meertaligheid van anderen. Hiervoor observeert de leraar leerlingen tijdens het inkleuren van een 'meertalig mannetje' en peilt hij naar de reacties van een leerling tijdens een gesprek over het meertalig mannetje.
De leerlingen krijgen elk een blad met een niet-gekleurd mannetje. De leraar legt uit dat dit mannetje het meertalig mannetje is: het mannetje is nu leeg, maar elke leerling mag het mannetje kleuren op zulke manier dat het weergeeft waar alle talen zich in je lijf bevinden.
En dat is voor iedereen anders! De leraar zelf bijvoorbeeld, kent Pools omdat een goede vriend Pools spreekt en hem grapjes leert. De mond kleurt hij daarom groen, dat is Pools en die taal kleurt hij daarom graag rond een lachende mond ...
Zijn hoofd kleurt hij rood omdat daar het Nederlands zit dat hij met de kinderen van de klas praat. Zijn voeten kleurt hij in met het blauw van de voetbalploeg waar hij elke woensdag gaat sjotten - met zijn maten daar praat hij ook Nederlands, maar dat is toch een ander Nederlands dan het Nederlands van in de klas ...
Elke leerling gaat aan de slag en kleurt zijn meertalig mannetje. De leraar observeert de leerlingen en knoopt gesprekjes aan om na te gaan:
De leraar hangt alle taalmannetjes op in de klas. Hij geeft leerlingen de kans om elkaars mannetjes te bekijken, vragen te stellen en te bespreken. De leraar observeert intussen of de leerlingen openstaan voor en nieuwsgierig zijn naar elkaars talige diversiteit:
Ook gaat de leraar na of de leerlingen op een respectvolle manier elkaars talige diversiteit benaderen: