Je evalueert hoe leerlingen breuken gelijknamig maken en vergelijken door te observeren wanneer leerlingen zelfstandig aan het werk zijn. In een reflectiegesprek denken de leerlingen na over wat ze hier geleerd hebben en hoe ze dit meenemen naar volgende taken. Ze bespreken samen hun eigen leerproces.
- IVzv2Op een efficiënte manier informatie en leerervaringen opnemen, verwerken, weergeven (delen) en deze onthouden en inzetten bij nieuwe ervaringen en in complexere situaties
- IVoc4Alleen en met anderen kritisch reflecteren op ervaringen en bevindingen en daaruit leren
- WDgk4Inzicht verwerven in breuken, kommagetallen, procenten en hun onderlinge relatiedetail
- Breuken-2Eenvoudige breuken gelijknamig maken, in functie van het optellen en aftrekken van breuken of in functie van het ordenen en het vergelijken van breuken - breuken gelijknamig maken en op een getallenlijn plaatsen en daarbij de term 'gelijknamige breuk' kennen en gebruiken
Vijfde leerjaar: een les over breuken.
Het leerdoel is om breuken gelijknamig te maken om ze te vergelijken. Je vraagt wat de grootste breuk is: 2/3 of 5/8. Zelf geef je een antwoord (bijvoorbeeld: "ik denk 5/8") en laat leerlingen op een wisbordje noteren of ze het eens of oneens met je zijn.
* Een wisbordje kun je kopen of ook zelf maken. Het is een geplastificeerd blad papier, waarop kinderen met afwasbare stiften kunnen schrijven. Ze kunnen na afloop hun notities weer wegvegen. Met zo'n bordje heb je een snel overzicht van welke antwoorden ieder kind geeft.
Je kunt deze activiteit ook doen met groene (eens) en rode (oneens) kaartjes. Hiermee zie je nog sneller wie welk antwoord kiest, maar tragere leerlingen komen hierdoor misschien in de verleiding om eerst even af te wachten hoeveel groene of rode kaartjes de lucht in gaan.
Je hebt meteen een goede kijk op het inzicht van al de leerlingen in verband met breuken. Je evalueert formatief. Leerlingen die 'eens' kiezen en dus vinden dat 5/8 groter is dan 2/3, denken waarschijnlijk dat ze naar de tellers moeten kijken om te bepalen welke breuk het grootste is. Door het wisbordje te gebruiken, activeer je de voorkennis van al de leerlingen en krijg je zelf meteen veel meer informatie.
De volgende instructie is: "Overleg in je groep en probeer de andere kinderen van je groep te overtuigen waarom je denkt dat 2/3 of 5/8 het grootste is."
De leerlingen tekenen, ze voeren gesprekken en zelfs felle discussies. Je loopt rond en vangt de gesprekken op. Bij sommige leerlingen vraag je door, andere gesprekken onderbreekt je niet. Ondertussen registreer je voor jezelf welke oplossingen de leerlingen aanbrengen, wat wel en niet goed gaat, of er misvattingen zijn, op welk niveau de oplossingen gegeven worden en of de uitleg die de leerlingen aan elkaar geven duidelijk is. Zo kom je veel te weten en verzamel je informatie voor de nabespreking. Ook dit is formatief evalueren.
Terwijl je de leerlingen aan het woord laat, maak je gebruik van de observaties die je bij het rondlopen verzamelde. Bijvoorbeeld:
De leerlingen zijn betrokken bij de reacties van hun medeleerlingen, ze herkennen de problemen waarmee ze zelf ook bezig zijn geweest. Tot slot vat je aan de hand van de tekeningen op het bord samen op welke manieren je de breuken kunt vergelijken. Je benadrukt vooral de werkwijzen van de kinderen, niet het uiteindelijke antwoord.
Je laat de leerlingen in duo's de opdrachten uit het werkboek maken. Ze werken in duo's, zodat ze kunnen overleggen en toelichten wat ze doen.
Aan het eind van de les vraag je: "Wat heb je geleerd en wat ben je van plan voor de volgende les? Noteer dat in je schrift."
De leerlingen noteren dit in eigen woorden. Iedereen krijgt de tijd die hij nodig heeft en iedereen is actief aan het schrijven.
Vervolgens vraag je enkele leerlingen voor te lezen wat ze hebben opgeschreven. Je kijkt rond en kiest enkele leerlingen waarbij je hebt gezien dat ze iets hebben opgeschreven wat zinvol is voor iedereen.
Bijvoorbeeld:
Deze evaluaties stimuleren de leerlingen om te reflecteren op hun leren: hoe rekende ik? Wat ging goed? Wat kan anders en hoe ga ik dit anders doen? Ze ontdekken dat ze zelf invloed kunnen hebben op hun leren en nemen verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces. Ze ontdekten ook dat het niet erg is als ze iets niet onmiddellijk snappen en dat ze van elkaar veel kunnen leren.