De leraar bereidt met de leerlingen een spreekopdracht voor. De leerlingen evalueren hun eigen leerproces en krijgen hierbij feedback. Dit gebeurt aan de hand van een werk- en evaluatieblad, dat zowel door leraar als leerling kan gebruikt worden.
De leraar geeft de leerlingen een betekenisvolle spreekopdracht. Hij overloopt het werk- en evaluatieblad ter voorbereiding van deze oefening.
De leerlingen moeten duidelijk weten wat er van hen verwacht wordt. Het doel en de opdracht zijn duidelijk als ze weten:
De leerlingen kunnen een woordveld opbouwen aan de hand van een werkvorm: welke woordenschat en structuren kennen ze al? Welke kunnen ze bij deze opdracht gebruiken? Laat de leerlingen een eenvoudige tekening maken of een lijstje aanleggen. Ze hebben nog niet zo veel taalmiddelen. Wijs hen erop dat ze vooral moeten putten uit de woordenschat die ze al kennen of geleerd hebben. Als ze een lijstje willen aanleggen, kunnen ze hun handboek gebruiken om de correcte schrijfwijze op te zoeken. Eventueel kunnen ze in een woordenboek nog bijkomende woorden opzoeken. Minder taalvaardige leerlingen kun je extra ondersteunen.
‘Denken – delen
– uitwisselen’ is een dankbare werkvorm om de talige middelen uit te
breiden en het taalaanbod te verrijken.
Op die manier kunnen de leerlingen hun tekening of lijstje aanvullen en leren ze van elkaar. Minder taalvaardige leerlingen krijgen zo ook extra input en ideeën die ze kunnen gebruiken bij hun eigen spreekoefening.
Wat wil je oefenen met deze opdracht?
Wat wil je kunnen zeggen/vragen in
het Frans?
Waar wil jij persoonlijk op
letten bij deze opdracht?
De leerlingen noteren dit ook op hun werkblad.
Help de leerlingen hun spreekdoel bepalen en zich concentreren op de spreektaak (en eventueel ondersteunend visueel materiaal gebruiken). Dit kan aan de hand van een spreekkader.
Bijvoorbeeld:
Waarom
ga je bellen? (spreekdoel)
Wie
is de ontvanger? (je publiek, voor/tegen wie spreek je?)
Hoe ga je de boodschap brengen? Hoe begin je een gesprek? Hoe ga je je
pennenvriend(in) begroeten? Hoe neem je afscheid aan het einde van het gesprek?
Wat
verwacht/wil je dat je pennenvriend(in) zal weten na je ingesproken bericht?
Wat moet je zeker zeggen? In welke volgorde ga je het zeggen?
Je verwoordt een aantal duidelijke en concrete verwachtingen en waar je op zal letten.
De leerlingen bereiden hun oefening voor aan de hand van het spreekkader en oefenen in duo's. Hierbij zijn ze om de beurt spreker en luisteraar.
Een tablet of smartphone zijn gemakkelijk hanteerbare hulpmiddelen om spreekoefeningen en gesprekjes op te nemen. Ook met het gratis programma audacity of de gratis app Puppet Pals kunnen kinderen gemakkelijk zelfstandig aan de slag.
De leerlingen vullen na de spreekopdracht het luikje 'Reflectie' in.
Ik heb meer tijd nodig om de opdracht voor te bereiden of om te oefenen.
Ik heb hulpmiddelen nodig, bijvoorbeeld een spiekbriefje met de belangrijkste woorden of een geheugensteuntje (prent, tekening, voorwerp…)
Ik heb ondersteuning van anderen nodig, bijvoorbeeld van de juf, meester of een klasgenoot.
Ik probeer iets moeilijker, bijvoorbeeld rijkere taal gebruiken of meer te vragen of te vertellen.
Je kunt de leerlingen gericht observeren en feedback geven op de te realiseren doelen. Zo kun je de leerling op weg zetten naar de volgende stap in zijn leerproces.
Mogelijke doelen om te observeren kunnen zijn:
Attitudes
Vaardigheden en strategieën
Kennis
Peerevaluatie: de leerlingen die luisteren geven feedback door enkele vragen schriftelijk te beantwoorden. Ze krijgen deze vragen vooraf zodat ze weten waar ze moeten op letten.
Je pennenvriend(in) komt op bezoek maar jullie hebben elkaar nog niet gezien, enkel geschreven. Je gaat hem/haar afhalen aan het station (de bushalte, het marktplein ...). Bel met je pennenvriend(in) om te zeggen hoe laat je aan het station zal staan en hoe hij/zij je kan herkennen. Je vertelt welke kleding je zal dragen. Helaas neemt je vriendin niet op, dus spreek je de boodschap in.