Voor een goede taalontwikkeling Frans is het noodzakelijk om de ontwikkeling van de leerlingen voortdurend in kaart te brengen en hun vorderingen op te volgen.
Evalueren doe je om het leren van je leerlingen te bevorderen en groeikansen te creëren. Je wilt weten hoe ze zich kunnen behelpen met de Franse taal, in welke mate je leerlingen vooruitgaan en vooral op welke manier je hen kan ondersteunen om (nog) betere taalgebruikers Frans te worden. Het belang van gerichte feedback en succeservaring in dit leerproces kan niet genoeg benadrukt worden. Het zorgt ervoor dat de leerling blijft geloven in zijn mogelijkheden en gemotiveerd blijft om zijn talige vaardigheden verder te ontplooien.
Taalonderwijs Frans in het basisonderwijs streeft ernaar om elke leerling in zinvolle alledaagse situaties in het Frans te laten communiceren. Bij evaluatie binnen taalontwikkeling Frans ga je dus niet alleen na wat de leerling al kent, maar vooral of de leerling met zijn kennis van woordenschat en taalstructuren iets kan ‘doen’. De doelen en leeruitkomsten van het leerplan geven daarbij de richting aan.
Je evalueert altijd bewust en met een welbepaalde bedoeling. Daarom is het noodzakelijk om je vooraf de vraag te stellen wat je wilt te weten komen. Om na te gaan wat je wil evalueren moet je je bewust zijn van wat een 10-12-jarig kind eigenlijk moet kunnen doen met het Frans. In welke (levensechte) situaties heeft een 10-12-jarige Frans nodig? Met welk soort taalaanbod, met welke gesproken en geschreven boodschappen (teksten) zal de leerling in die situaties geconfronteerd worden? Wat moet hij of zij met dat taalaanbod in die situaties kunnen doen? Is de leerling bereid om het Frans in te zetten? Durft de leerling de taal gebruiken? Welke taalmiddelen heeft hij of zij nodig om in die situaties te kunnen functioneren, om die boodschap te kunnen begrijpen? Welke strategieën zet de leerling in?
Om te weten wat we moeten evalueren, is het dus nodig de doelen voor ogen te houden die we met de leerlingen willen bereiken. Welk(e) doel(en) zet je in de focus bij het onderwijsarrangement? Die doelen van het onderwijsarrangement zullen je manier van lesgeven en ook van evalueren bepalen.
Het volstaat niet om slechts af en toe te evalueren. Als je in kaart wil brengen hoe het leerproces van de leerling verloopt, evalueer je de leerlingen op heel wat verschillende momenten.
In de loop van de dag en specifiek tijdens de les Frans bieden zich heel wat kansen aan om een of meer leerlingen te evalueren. Elke opdracht, elk oefenmoment is een kans om leerlingen te observeren en informatie te verzamelen, in gesprek te gaan met de leerling en het leerproces bij te sturen.
Schriftelijke toetsen afnemen is één van de vele mogelijkheden om na te gaan wat een leerling op een bepaald moment kan. Het resultaat op een toets wordt vaak uitgedrukt met een cijfer. Toetsen zijn vooral productgericht, maar geven weinig of geen informatie over de afgelegde weg (het proces), de gebruikte strategieën en de attitudes. Bovendien zijn niet alle vaardigheden even gemakkelijk met toetsen te evalueren en uit te drukken in een cijfer, zoals bijvoorbeeld spreken en mondelinge interactie. Je loopt het gevaar dat vooral de gemakkelijk meetbare leerinhouden in beeld worden gebracht. Zo krijg je (maar) een beperkt beeld van een leerling.
Naast de klassieke toets bestaan er tal van andere evaluatie-instrumenten om een brede kijk te krijgen op de ontwikkeling van een leerling en vooral om van daaruit de leerling zoveel mogelijk in zijn ontwikkeling te stimuleren.
Wanneer je weet wat je gaat evalueren, kun je nadenken over hoe je gaat evalueren. Evalueren is dan ook een onderdeel van de krachtige leeromgeving.
Bedenk opdrachten vertrekkend vanuit concrete situaties aansluitend bij de leefwereld van een 10-12-jarige leerling: wat moet een leerling in die verschillende situaties kunnen doen met het Frans? De feedback die daarop volgt, geeft de leerling groeikansen. Hij krijgt informatie over wat al goed lukt, waar de werkpunten zijn en hoe hij de werkpunten kan aanpakken. Op die manier neemt de leerling zijn leerproces in handen.
Luistervaardigheid kan je met een schriftelijke opdracht evalueren. Via modeling leren de leerlingen hoe een mondelinge boodschap in het Frans te begrijpen. Je kunt de leerlingen een luistertekst of beeldfragment aanbieden en vragen naar het onderwerp, de gedachtegang of specifieke informatie.
Dat kan aan de hand van:
Tijdens de les Frans krijgen de leerlingen ook tal van mondelinge instructies en boodschappen in het Frans. Tijdens deze luistermomenten:
Spreek- en gespreksvaardigheid (mondelinge interactie) vragen een andere manier van evalueren. Dat kan immers niet schriftelijk geëvalueerd worden.
Net als bij de andere vaardigheden is het ook voor spreekvaardigheid en mondelinge interactie noodzakelijk om te bepalen wat je precies wilt evalueren. Aan de hand daarvan leg je de beoordelingscriteria vast in een evaluatierooster. Kies een beperkt aantal doelen en criteria. Hierbij verlies je niet uit het oog dat ook de leerlingen moeten weten welke criteria zullen geëvalueerd worden. Een evaluatierooster met duidelijk omschreven criteria zorgt voor een objectieve beoordeling en maakt het voor de leerlingen helder wat je van hen verwacht. Het helpt hen om te reflecteren over wat voor hen al goed lukt, wat nog moeilijk gaat en vooral wat ze nodig hebben om meer leerwinst te maken.
De criteria zijn ook een objectieve ondersteuning om de mondelinge boodschap te evalueren en aan de leerling gerichte feedback te geven.
De spreek- of interactieopdracht is een zinvolle taak die aansluit bij de leefwereld van de leerlingen en waarmee de leerlingen vertrouwd zijn.
De leerlingen moeten duidelijk weten wat er van hen verwacht wordt. Het doel en de opdracht zijn duidelijk als ze weten:
De wijze van evalueren van spreken en mondelinge interactie heeft een effect op de manier van lesgeven. Veel spreek- en interactiekansen creëren, heeft gevolgen voor de organisatie van de werkvormen en groeperingsvormen. Je taak als leraar wijzigt van frontaal lesgeven naar een coachende taak. Werk regelmatig in tweetallen of groepjes leerlingen. Op die manier kun je verschillende groepjes leerlingen observeren aan de hand van de vooropgestelde criteria. Al die momenten om de Franse taal te oefenen en te gebruiken zijn kansen voor observatie, evaluatie en bijsturing. Nagaan of de leerlingen de opgedane kennis ook in functionele vaardigheden kunnen omzetten, zal dus vooral door permanente observatie gebeuren.
Op de themapagina van Evaluatiebox basisonderwijs vind je uitgewerkte voorbeelden voor de aanpak en evaluatie van spreekvaardigheid en mondelinge interactie.
Lees- en schrijfopdrachten zijn doorgaans gemakkelijker te organiseren en te evalueren. Je hebt er een schriftelijke neerslag van die je nadien kunt beoordelen.
Via modeling leren de leerlingen schriftelijke boodschappen (teksten) te begrijpen. Zorg voor een gevarieerd aanbod van de verschillende tekstsoorten en taken (onderwerp bepalen, hoofdgedachte achterhalen, gedachtegang volgen, informatie selecteren) .
Dat kan aan de hand van:
Net als spreken en mondelinge interactie is ook schrijfvaardigheid een productieve vaardigheid. We verwachten van de leerlingen dat ze een schriftelijke boodschap kunnen opstellen met hulpmiddelen.
Ook hier kan een evaluatierooster met criteria aan de leerlingen duidelijk maken wat van hen verwacht wordt en een objectieve beoordeling ondersteunen.
Ook deze vaardigheden vragen een doordachte aanpak met opdrachten/taken die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Gerichte feedback blijft noodzakelijk als we willen dat leerlingen evolueren.
Taalattitudes zijn houdingen, emoties en motivaties die leerlingen opbouwen ten opzichte van taal. Ze spelen een cruciale rol bij het leren van een taal. Een taal leer je immers door met taal aan de slag te gaan.
De attitudes in het ontwikkelthema Talige grondhouding ontwikkelen leerlingen vaak in combinatie met doelen uit de andere ontwikkelthema’s van dit ontwikkelveld. Attitudes kunnen eveneens in een evaluatierooster opgenomen worden. Talensensibilisering en taalinitiatie zijn activiteiten die specifiek inzetten op die attitudes. Ze bieden veel kansen om de attitudes te observeren en te evalueren.
Woordenschat en grammatica bevatten kenniselementen en regels. Grammaticale verbanden zijn voor de leerling een hulp om efficiënter in het Frans te communiceren. Uitgebreide woordenschat- en grammaticakennis garanderen geen communicatie. Woordenschat en grammatica functioneren via de vijf taalvaardigheden in taalhandelingen. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop woordenschat en grammatica geëvalueerd worden.
Nagaan of de leerlingen de nodige functionele woordenschat voldoende beheersen, gebeurt tussentijds via observatie, tijdens de oefeningen en opdrachten of via spelvormen (bijvoorbeeld flitsen, bingo, domino, (levende) memory …). Dat kan mondeling of schriftelijk, maar bij voorkeur altijd in een context. Het is immers de bedoeling dat de leerlingen de functionele woordenschat paraat kunnen inzetten bij het luisteren, begrijpend lezen, spreken, in gesprekken en bij het schrijven van een eenvoudige boodschap. Deze tussentijdse evaluaties bieden kansen om de leerlingen feedback te geven en het leerproces bij te sturen.
Je gaat met de leerlingen ook na op welke wijze ze woordenschat leren. Welke strategieën zetten ze in om de woorden te leren? Is de gebruikte strategie efficiënt voor deze leerling? Welke andere strategie(ën) kan de leerling inzetten om de woordenschat zo efficiënt mogelijk te leren?
Als de functionele kenniselementen goed ingeoefend en verankerd zijn, gaat de leraar bij het evalueren van de vaardigheden na of de leerling de nodige taalmiddelen vlot kan inzetten.
Naast de evaluaties door de leraar, is het belangrijk om ook de leerlingen actief te betrekken bij de evaluatie.
Aan de hand van een evaluatierooster kan een leerling zichzelf inschatten. Dat kan aan de hand van een evaluatierooster bij een opdracht. Bij zelfevaluatie kan een taalportfolio een handig instrument zijn.
In een taalportfolio verzamelt de leerling interessante materialen en documenten en houdt de leerling opgedane kennis en ervaringen voor taalvaardigheid Frans bij. Op regelmatige tijdstippen kan de leerling zelf zijn vaardigheden en attitudes evalueren. In een gesprek met de leerkracht of medeleerlingen kan de leerling reflecteren op het eigen leerproces, over wat hij al kan en welke acties hij nog zal ondernemen om zijn niveau te verbeteren. Na de reflectie kan de leerling het taalportfolio mee naar huis nemen en de ouders rapporteren over zijn vorderingen.
Het Europees taalportfolio is een instrument in het taalonderwijs dat past in de ontwikkelingen rond de Europese eenwording, de multiculturele samenleving en meertaligheid. Het past ook binnen onderwijskundige vernieuwingen die een grote nadruk leggen op levenslang leren. Het is een persoonlijk instrument waarmee leerlingen kunnen rapporteren over hun eigen processen en resultaten van taalleren.
Het Europees taalportfolio bestaat uit drie delen.
Als leraar en als team communiceer je zo duidelijk mogelijk aan de leerlingen en hun ouders over de vorderingen voor taalontwikkeling Frans.
De gegevens uit observatie bevatten een schat aan informatie. Vooral voor de evaluatie van spreken en mondelinge interactie, maar ook voor de evaluatie van het aanwenden van strategieën en van attitudes is permanente observatie noodzakelijk.
Je bespreekt de observatiegegevens best eerst met de leerling zelf. Op die manier heeft die al gereflecteerd en is er al aangegeven hoe de leerling zijn leerproces kan bijsturen. Een korte samenvatting van de observatiegegevens en duidende commentaar daarbij is een zinvolle manier van rapporteren.
Om de leerling in de schoolloopbaan efficiënt te begeleiden en om een optimale leerlijn uit te bouwen, zijn onderlinge afspraken tussen leraren over gelijkgericht evalueren en rapporteren essentieel.