Hoe geef je onderwijsarrangementen Frans voor je leerlingen vorm?
Een vreemde taal leren verloopt in principe op dezelfde manier als het leren van de moedertaal. Bij elk taalleerproces past de lerende dezelfde strategieën toe. Eerst luistert een kind in een ‘stille periode’ intensief naar de nieuwe taalklanken, intonatie en zinsmelodie. Het kind gaat langzamerhand verbanden leggen tussen bepaalde klanken en begrippen. Pas daarna komt de taalproductie.
Naast een veilige en krachtige leeromgeving met een rijk taalaanbod vraagt het leren van een vreemde taal een doordachte onderwijsplanning, veel tijd en oefening. Het vlot leren gebruiken van een taal is een proces van lange adem dat verloopt volgens specifieke stappen.
Als er veel én goed taalaanbod en taalgebruik is, zal er ook veel leerwinst zijn.
Voorwaarden voor een goed taalaanbod zijn:
Gebruik zo vroeg en zo veel mogelijk het Frans als voertaal in de klas, zeker bij klasinstructies. Stimuleer de kinderen ook zo veel mogelijk om eenvoudige boodschappen in het Frans te produceren. Heb je Franstalige leerlingen in de klas? Dan kun je dankbaar gebruik maken van deze bron van authentieke taal.
In de bijlage vind je:
Een betekenisvolle opdracht of taak is een geheel van taalhandelingen dat zoveel mogelijk aansluit bij de werkelijkheid waarin leerlingen de doeltaal moeten leren gebruiken. Het uitgangspunt kan een boeiende opdracht zijn waarvoor de leerlingen de taal nodig hebben om de opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
De opdrachten kunnen receptief (luister- en leesteksten begrijpen) en/of productief (spreken, interactie en schrijven) zijn.
Deze tips helpen je om na te denken over een betekenisvolle opdracht of taak:
Het taalaanbod binnen een thema kan als volgt in vier stappen (twee receptieve en twee productieve) worden gepland:
Het spreekt voor zich dat deze stappen gespreid worden over verschillende lessen.
Dit is een manier om een thema op te bouwen. Je kunt een thema ook starten vanuit een luister-/beeldfragment of leestekst en van daaruit de nieuwe woorden afleiden en aanbrengen. Een doordachte afwisseling in werkvormen zorgt ervoor dat de nieuwsgierigheid van de leerlingen geprikkeld wordt en ze gemotiveerd blijven.
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen woorden herkennen en begrijpen (receptieve woordenschat) en zelf actief woorden gebruiken bij het spreken, in een gesprek en in geschreven boodschappen (productieve woordenschat).
Het is de bedoeling dat de leerlingen op het einde van het zesde leerjaar de woorden en communicatieve taalstructuren van de gemeenschappelijke basiswoordenlijst bij het leerplan actief en in de juiste context kunnen gebruiken. Het gaat om een minimale lijst van actieve en communicatieve woordenschat. Vooral de integratie van die woorden in allerhande taalsituaties is belangrijk. Uiteraard zullen kinderen in de lagere school een grotere passieve en (waarschijnlijk ook actieve) woordenschat opbouwen en regelmatig met teksten werken die ook andere woorden en structuren bevatten.
Vooraleer leerlingen de woorden kennen en kunnen gebruiken, is er veel herhaling nodig. ‘Losse’ woordenrijen leren levert weinig resultaat op als die woorden niet regelmatig in verschillende contexten en taalsituaties herhaald en gebruikt worden.
Bij het aanbrengen van nieuwe taalelementen vermijd je dat de leerlingen te dikwijls naar de betekenis van nieuwe woorden moeten gokken. Door de voorkennis te activeren bij de introductie van het thema, raken de leerlingen vertrouwd met de communicatieve situatie waarin ze de nieuwe woordenschat zullen ontmoeten. Daardoor kunnen ze al veel zaken voorspellen. Naarmate hun Franse taalvaardigheid groeit, kunnen de leerlingen alsmaar meer de betekenis van een woord of structuur uit de context afleiden.
Het creatief en goed doordacht aanbrengen van nieuwe woordenschat leidt automatisch tot een gezond evenwicht tussen het nieuwe en het al gekende:
Als ondanks de context de betekenis van een woord, een woordgroep of een structuur niet duidelijk is of als geen directe waarneming van het object of van de handeling mogelijk is, gaat de voorkeur uit naar een directe vertaling om de betekenis toe te lichten.
De belangrijkste functie van een taal is communicatie. Dat wil zeggen dat de boodschap van de spreker of de schrijver overkomt bij de gesprekspartner (productief) en omgekeerd, dat de boodschap wordt begrepen (receptief). Het gaat er dus niet om dat alles meteen volkomen correct gebeurt. Dat is voor beginnende taalleerders te hoog gegrepen. Toch zijn grammaticale elementen nodig om een taal te leren. De kennis van die elementen is essentieel, maar is nooit een doel op zich.
Met andere woorden, de grammatica staat volledig ten dienste van de communicatie en heeft een ondersteunende functie:
Als er voldoende grammaticaal materiaal aanwezig is om via inductieve weg de leerlingen zelf een regel te laten ontdekken, maak daarvan dan ook gebruik. De terminologie is alleen bestemd voor jou, niet voor de leerlingen.
Een taal leer je door ze veel te horen en te lezen maar vooral door ze te gebruiken. Daarom is het aangewezen om regelmatig voor groeperingsvormen en werkvormen te kiezen die veel interactie creëren. Laat de leerlingen per twee of in kleine, liefst heterogene groepjes werken. Dat biedt veel kans tot interactie in een ‘veilige’ omgeving. Je kunt deze groeperingsvormen afwisselen met werken met de hele klasgroep. Grijp hier ook de kans om bewust doelen uit andere ontwikkelvelden in de focus te plaatsen.
Kinderen doen vaak gewoon dingen omdat ze het leuk vinden. Hoe interessanter ze iets vinden, des te meer zijn ze gemotiveerd om er energie in te steken, om er beter in worden.
Motivatie komt van twee kanten:
Net op die laatste vorm van motivatie zet je best zoveel mogelijk in. Je zorgt ervoor dat de leerlingen de Franse taal graag en zoveel mogelijk gebruiken, liefst in relevante situaties en opdrachten of taken.
Spel en spelvormen bieden hiertoe ongetwijfeld veel kansen. Spelvormen horen bij de leefwereld van de kinderen. Ze helpen leerlingen op een spontane manier vaardigheden te ontwikkelen. Een spel vereist van de leerlingen aandacht, concentratie en handelen.
Met (taal)spellen bedoelen we hier een volwaardige leeractiviteiten. Als je kinderen echt tot leren wilt brengen, zet je de werk- en spelvormen doelbewust in. Goed ingezette, doelgerichte spellen zijn niet alleen een ideale manier om te werken aan de taalontwikkeling van de leerlingen. Ook doelen uit de andere ontwikkelvelden en -thema’s kunnen in de focus geplaatst worden. Jij bepaalt vooraf met welk(e) doel(en) je een bepaalde spelvorm gebruikt.
Bij een spel gebruiken de leerlingen het Frans in een reële situatie en niet in een gespeelde situatie zoals bij een rollenspel. Bovendien werkt het spelelement motiverend en draagt het bij tot een positieve ingesteldheid ten opzichte van de nieuwe taal. Samen spelen bevordert de spreekvaardigheid en spreekdurf op een natuurlijke manier.
De leerlingen moeten de vreemde taal gebruiken om het spel te kunnen spelen. De taal is op dat ogenblik het middel en niet het te leren doel. Het doel is het spelen en eventueel het winnen van het spel. De taal die daarvoor nodig is, wordt ongemerkt ingeoefend.
Door het aanbieden van een spel werk je aan verschillende aspecten en kun je ook heel bewust inzetten op doelen uit andere ontwikkelvelden en ontwikkelthema’s.
Er is eerst en vooral het ludieke aspect. Een spel speel je altijd met een bepaald doel (zo veel mogelijk kaarten verzamelen, een voorwerp of persoon vinden, als eerste aankomen, een moeilijkheid overwinnen …). Het is onvoorspelbaar, je hebt het niet helemaal in de hand. Je moet strategieën inzetten om het spel te winnen, maar ook het toeval kan een handje helpen of stokken in de wielen stelen.
Dan is er het talige aspect. Om het spel te spelen moet de leerling functioneel taal gebruiken. Via het spel zal de leerling door veelvuldige herhaling woorden en structuren oefenen en vanzelf automatiseren. Veel gebruikte woordenschat en structuren om een spel in het Frans te spelen, vind je in de bijlage.
Maar … een spel moet meer zijn dan een leuke bezigheid. Als we kinderen echt tot leren willen brengen, moeten spelvormen doelbewust worden ingezet. De keuze van de doelen waaraan je wilt werken en de manier waarop je een spel introduceert en organiseert zijn van cruciaal belang.
Een spelactiviteit biedt niet alleen mogelijkheden voor de leerlingen om in een reële situatie de verworven taal te gebruiken, het is voor jou ook een gelegenheid bij uitstek om je leerlingen te observeren of zelf actief deel te nemen aan het spel en door jouw inbreng het taalaanbod van de leerlingen te vergroten.
In dit praktijkvoorbeeld vind je een voorbeeld van een stappenplan om met de klas een Jeu des familles (kwartetspel) te spelen.
Om een spel in het Frans te kunnen spelen hebben de leerlingen voldoende taalaanbod nodig. Je mag er niet als vanzelfsprekend van uitgaan dat de leerlingen het spel al kennen en wel in staat zijn om het te spelen. De leerlingen zullen al snel naar het Nederlands overgaan om het spel te spelen bij gebrek aan de nodige Franse woordenschat en structuren.
In de bijlage vind je een handig overzicht met de meest gebruikte woorden en structuren om bij een spel of spelvorm te gebruiken. Het overzicht is niet bedoeld als woordenschatlijstje voor de leerlingen, maar als ondersteuning voor de leraar. Zo kun je zo veel mogelijk Frans als voertaal gebruiken in de klas. Als je die woorden regelmatig gebruikt, zullen de leerlingen de woordenschat spontaan overnemen en gebruiken tijdens het spel. Een ondersteunende mini-poster of hulpkaart kan daar zeker bij helpen.
Een taal leer je door ze te horen en te lezen maar ook en vooral door ze te gebruiken. Dat doe je door heel veel te oefenen. Oefening baart kunst. Voor alle duidelijkheid: oefenen is niet toetsen.
De leerling moet zoveel mogelijk de taal actief gebruiken. Je kiest gepaste werk- en groeperingsvormen waarbij zo veel mogelijk leerlingen tegelijk actief en interactief met en in het Frans aan de slag gaan.
Hoe beter je iets wilt kunnen, hoe meer je het moet oefenen. Dat geldt ook voor talen. Om woordenschat en ingeoefende vaardigheden goed te verankeren is regelmatig herhalen essentieel. Woorden die de leerling slechts één keer inoefent of leert, is hij zo weer vergeten.
Herhaling is zinvol. Maar enkel woordenschatrijen herhalen om de bijhorende toetsen te kunnen maken, volstaat niet om de woordenschat te verankeren. Een taal beheersen houdt in dat je een zo groot mogelijke woordenkennis kunt gebruiken in normale communicatie. Dat is iets anders dan ‘losse woorden’ vertalen. Daarom is het nodig om naast de ‘echte’ herhalingslessen, ook in de lessen regelmatig herhalingsmomenten te voorzien, herhaling in andere contexten en situaties en in gevarieerde vorm.
Fouten maken hoort bij het taalverwervingsproces. Ze zijn vaak interessant omdat je eruit kunt afleiden hoe je leerlingen denken, welke stappen ze zetten, welke strategieën ze gebruiken. De manier waarop je als leraar reageert op fouten en feedback geeft, heeft veel invloed op de spreekdurf van de leerlingen.
Als je elke fout corrigeert, zal het plezier en de positieve houding om Frans te leren snel verdwijnen. Dat wil echter niet zeggen je alles goed moet vinden. Integendeel, gerichte feedback op het passende moment helpt de leerling vooruit in zijn taalontwikkeling.
Fouten kun je op verschillende manieren verbeteren. Leerlingen moeten zoveel mogelijk spreekkansen krijgen. Daarom is het aangewezen ze per twee of in groepjes te laten oefenen. Je taak als leraar verschuift dan naar een coachende functie. Bij het werken per twee kun je de leerlingen individueel begeleiden en verbeteren.
Werken per twee is een veilige werkvorm omdat niet de hele klas meeluistert. Op deze manier verbeteren is voor de leerlingen dan ook niet bedreigend.
Zoals bij Nederlands hebben leerlingen bij het leren gebruiken van een vreemde taal nood aan strategieën. Strategieën zijn manieren waarop de leerling taken aanpakt. Om leerlingen strategieën aan te leren laat je, als leraar, hardop denkend horen hoe jij dat doet. Dat is modeling, een didactische aanpak om het inzetten van strategieën zichtbaar te maken voor de leerling.
Je geeft een korte en duidelijke demonstratie die voor de leerlingen concretiseert hoe je een taak (luister- of leestekst, spreekopdracht …) aanpakt. Het is een effectieve manier om (denk)vaardigheden aan te leren. Modelen helpt kinderen verbanden te zien die ze zelf niet zien, het laat kinderen ervaren dat je een probleem kunt oplossen in de tekst of de opdracht.
Bij goede modeling:
Door te modelen kun je krachtig voorbeeldgedrag laten zien aan leerlingen. Je leert ze hoe ze denkstappen kunnen maken om teksten beter te begrijpen of zelf een boodschap te formuleren. Je stimuleert de leerlingen om zelf strategieën in te zetten.