Van zodra je op het niveau van de vzw de drempel van gemiddeld vijftig werknemers (CPBW) of gemiddeld honderd werknemers haalt, moet je minstens op het niveau van de vzw of juriidische entiteit sociale verkiezingen organiseren. De berekeningswijze vind je terug bij Stap 2: Gemiddeld aantal werknemers bepalen.
In het kader van de sociale verkiezingen spreekt men over 'technische bedrijfseenheden' of TBE's. Een vzw, de juridische entiteit, kan op zichzelf één technische bedrijfseenheid vormen, maar ze kan ook bestaan uit verschillende technische bedrijfseenheden. De afbakening is belangrijk want sociale verkiezingen worden georganiseerd op het niveau van de TBE’s.
Een technische bedrijfseenheid is een afdeling binnen de juridische entiteit die een zekere economische en sociale autonomie geniet. De wetgeving preciseert dat de technische bedrijfseenheid wordt bepaald op grond van de economische en de sociale criteria.
De economische autonomie van een technische bedrijfseenheid veronderstelt een betrekkelijke onafhankelijkheid ten overstaan van het geheel van de onderneming, het juridisch geheel. Voorbeelden van economische criteria zijn onder andere:
De sociale autonomie kan onder andere blijken uit
Merk op dat in geval van twijfel de sociale criteria primeren.
Het is de werkgever, dus het vzw-bestuur dat een voorstel van afbakening in TBE’s uitwerkt en hierover overlegt met het uittredende CPBW en/of OR. Als er geen CPBW of OR zijn, dan overlegt de werkgever met de plaatselijke vakbondsafvaardiging.
De werkgever geeft duidelijk aan op basis van welke economische en/of sociale criteria hij kiest voor de ene of de andere structuur. De werkgever moet het bestaande CPBW en/of OR raadplegen over de indeling in TBE’s, als die er zijn. Voor deze raadpleging is tijd en ruimte voorzien in de loop van de verkiezingskalender. Wij raden sterk aan om hierover op voorhand te overleggen met het uittredende orgaan. Zo vergroot je als werkgever de gedragenheid van het voorstel.
In de 'kalender van dag tot dag' vind je terug welke administratieve verplichtingen bij deze consultatieronde horen.
Na de raadpleging van de organen moet de werkgever hen vervolgens officieel schriftelijk in kennis stellen van zijn beslissing over:
In de 'kalender van dag tot dag' vind je ook hiervoor terug welke administratieve verplichtingen bij deze kennisgeving horen.
De werknemersorganisaties, maar ook individuele werknemers kunnen tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de arbeidsrechtbank. Als de werkgevers en werknemers er niet uit geraken, neemt de rechter de beslissing.
Let er als werkgever wel op dat de indeling in TBE’s niet tot gevolg heeft dat bepaalde personeelsleden niet kunnen deelnemen aan de sociale verkiezingen.
Van zodra je op het niveau van de vzw de drempel van gemiddeld vijftig werknemers (CPBW) of gemiddeld honderd werknemers (OR) haalt, moet je in ieder geval minstens op het niveau van de vzw of juridische entiteit sociale verkiezingen organiseren. De berekeningswijze vind je terug in Gemiddeld aantal werknemers bepalen.
De afbakening van de technische bedrijfseenheden hoeft niet dezelfde te zijn voor de oprichting van de ondernemingsraden als voor de oprichting van de CPBW’s. De lokale situatie zal hier doorslaggevend zijn.
Op basis van de economische en sociale criteria zou je als vzw-bestuur kunnen beslissen om de technische bedrijfseenheden vast te leggen per instellingsnummer. Even goed kun je de beslissing nemen om de technische bedrijfseenheden vast te leggen per campus over meerdere instellingsnummers heen. Als één of meerdere technische bedrijfseenheden apart de grens van vijftig of honderd werknemers niet halen, moet je ze samenvoegen en op dat samengevoegde niveau de sociale verkiezingen organiseren.
Let wel op dat de indeling in technische bedrijfseenheden ook een impact heeft op de werking van je interne dienst voor preventie en bescherming op het werk.
Een vzw-bestuur bestaat uit verschillende onderwijsinstellingen. Concreet gaat het om twee scholen (SO 1 en SO 2) voor gewoon secundair onderwijs, één school voor buitengewoon secundair onderwijs, één internaat en één basisschool.
Aantal personeelsleden
Gemiddeld aantal personeelsleden
So1
137
125
So2
105
97
Buso
37
35
Internaat
8
6
Basisschool
17
14
Totaal
277
Volgende opdelingen in TBE's zijn o.a. mogelijk:
Mogelijkheid
TBE
Samenstellende delen
Gemiddeld aantal personeelsleden
I
TBESO1 + SO2 + BuSO + basisschool
277
II
TBE 1SO1
125
TBE 2SO1 + BuSO + internaat + basisschool
152
III
TBE 1SO1 + BuSO
160
TBE 2SO2 + internaat + basisschool
117
IV
TBE 1SO1 + internaat
131
TBE 2SO2 + BuSO + basisschool
146
V
TBE 1SO1 + basisschool
139
TBE 2SO2 + BuSO + internaat
138
Een vzw-bestuur stelt voor om de technische bedrijfseenheden te koppelen aan de campussen.
Het schoolbestuur telt zeven onderwijsinstellingen, verspreid over vier verschillende campussen. Elk van de zeven instellingsnummers heeft een vestigingsplaats op elk van de campussen. Gezien de complexe onderwijs-administratieve situatie is het inderdaad een goede optie om de TBE's per campus af te bakenen.
Meerdere juridische entiteiten vormen samen één technische bedrijfseenheid
Niet alleen kan één juridische entiteit uit meerdere technische bedrijfseenheden bestaan, ook omgekeerd kunnen meerdere juridische entiteiten één enkele technische bedrijfseenheid vormen. Dat betekent concreet dat de verschillende juridische entiteiten (vzw’s-besturen) samen op het niveau van één overkoepelende technische bedrijfseenheid sociale verkiezingen moeten organiseren.
In welke gevallen geldt dat verschillende juridische entiteiten verondersteld worden één technische bedrijfseenheid te vormen?
Wanneer het bewijs wordt geleverd van één van de voorwaarden bedoeld in 1. én het bewijs van bepaalde elementen bedoeld in 2., zullen de betrokken vzw’s-besturen beschouwd worden als één enkele TBE. Voor deze situatie geldt een ‘weerlegbaar wettelijk vermoeden’. Enkel de vakbond(en) en de werknemer(s) kunnen zich op het vermoeden van samenvoeging beroepen, niet de werkgever.
Als werkgever kan je je verzetten tegen de samenvoeging. Je zal dan moeten bewijzen dat er geen sprake is van sociale samenhang. Alleen wanneer je kan aantonen dat het personeelsbeheer en - beleid echt volledig gescheiden zijn en niet beantwoorden aan de sociale criteria, zullen de vzw’sbesturen niet als één technische bedrijfseenheid beschouwd worden.
Wat als een fusie of overdracht de procedure van de sociale verkiezingen doorkruist?
Het kan gebeuren dat de procedure van de sociale verkiezingen doorkruist wordt door een overgang van de onderneming of technische bedrijfseenheid. Bijvoorbeeld: wanneer twee besturen fuseren of een individuele instelling wordt overgedragen van het ene bestuur naar het andere. In zo’n geval moet je als werkgever, voor wat betreft de afbakening van de TBE’s, in de eerste plaats kijken naar het moment waarop de wijziging plaatsvindt.
Op een welbepaalde dag in de verkiezingsprocedure laat de werkgever aan de organen weten welke beslissing hij genomen heeft in verband met de afbakening van de technische bedrijfseenheden. Dit is op dag ‘X-35’ uit de verkiezingskalender. Voor de verkiezingen van mei 2024 valt deze dag ‘X-35’ tussen 9 januari en 22 januari 2024.
Na de overgang van de onderneming zijn dan twee pistes mogelijk:
(1) de wijziging in de structuur van de juridische entiteit verandert niets aan de bestaande TBE's
In dit geval blijven de TBE's gewoon verder functioneren zoals voor de overgang. De afbakening van de TBE's kan eventueel wel herbekeken worden in aanloop naar de volgende sociale verkiezingen van 2024.
(2) de wijziging in de structuur van de juridische entiteit heeft wel degelijk gevolgen voor de indeling van de TBE'sA
Hier kunnen we te maken krijgen met twee mogelijke situaties:
Technische bedrijfseenheid en interne dienst voor preventie en bescherming op het werk
Denk er ook aan dat de technische bedrijfseenheden die je vastlegt voor de sociale verkiezingen de afdelingen zullen vormen van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Voor iedere afdeling moet je minstens één preventieadviseur aanstellen. Bovendien kan slechts één preventieadviseur de leiding van de centrale dienst op zich nemen samen met de leiding van één afdeling. En éénzelfde preventieadviseur kan niet belast worden met de leiding van twee verschillende afdelingen. Als er maar één preventieadviseur werkzaam is in de afdeling, is deze automatisch belast met de leiding van die dienst. Zie voor meer details ook ‘Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk’. Het is dus erg belangrijk om heel goed na te denken over de indeling van de juridische entiteit in technische bedrijfseenheden.
Als werkgever moet je de procedure voor de sociale verkiezingen van een CPBW verplicht opstarten in elke technische bedrijfseenheid (TBE) waar gewoonlijk gemiddeld minstens vijftig werknemers tewerkgesteld zijn.
Bovendien moet je in elke TBE waar gewoonlijk gemiddeld honderd werknemers tewerkgesteld zijn, ook verplicht de sociale verkiezingen van een ondernemingsraad (OR) opstarten.
Het is wel essentieel dat je de TBE's zodanig indeelt of samenvoegt dat iedere werknemer kan deelnemen aan de sociale verkiezingen.
Hoe bereken je als werkgever je 'gewoonlijk gemiddeld aantal werknemers'? Wie valt er onder de categorie werknemers? Telt een voltijdse werknemer voor even veel mee als een deeltijdse? En naar welke tewerkstellingsperiode moet je kijken?
Een werknemer is een persoon die met jouw onderneming verbonden is of was door een arbeidsovereenkomst gedurende de referteperiode. Voor de verkiezingen van mei 2024 is dat de periode van 1 oktober 2022 tot 30 september 2023. Hieronder vallen al zeker:
Je moet dus het gemiddeld aantal werknemers tellen op basis van het personeelsbestand van de schooljaren 2022-2023 (1 oktober 2022 tot en met 31 augustus 2023) en 2023-2024 (1 september 2023 tot en met 30 september 2023).
Je berekent het gemiddeld aantal werknemers per TBE. Dat houdt in dat je voor iedere werknemer het totaal aantal kalenderdagen bepaalt dat hij of zij in de referteperiode tussen 1 oktober 2022 en 30 september 2023 als werknemer in de TBE presteerde.
Werknemers van wie het arbeidsvolume binnen de TBE minder dan drie vierde bedraagt tellen slechts voor de helft van de dagen mee. Van zodra het arbeidsvolume binnen de TBE minstens drie vierde bedraagt, tel je ze mee als een voltijdse werknemer. Ook de dagen waarop de arbeidsovereenkomst geschorst werd (bijvoorbeeld door ziekte, arbeidsongeval, TBS PA, TBS OB ...) tellen mee.
Bij de bepaling van het aantal kalenderdagen kijk je in eerste instantie naar het bestaan van een arbeidsovereenkomst. De in- of uitdiensttreding naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) toe, speelt daarbij geen rol.
De som van het totaal aantal kalenderdagen van alle werknemers deel je door 365. Het cijfer dat je zo bekomt, is het gemiddeld aantal werknemers.
Voor het berekenen van de drempel hou je geen rekening met de school van affectatie. Dit is een basisprincipe. Personeelsleden tellen alleen mee in de TBE waar ze effectief tewerkgesteld zijn. Indien een personeelslid in meerdere TBE's effectief tewerkgesteld is, telt hij dan ook in al deze TBE's mee voor het bepalen van de respectievelijke drempels.
Een personeelslid is voltijds (20/20) als vastbenoemde geaffecteerd aan een school waarvan de hoofdvestigingsplaats ligt op campus A (TBE A). In de feiten heeft hij van 1/10/2022 tot 30/09/2023 nooit effectief op campus A gewerkt. Hij werkte wel voor 16/20 op campus B (TBE B) en 4/20 op campus C (TBE C). Dit personeelslid telt in TBE A niet mee voor de berekening van de drempelwaarde, gezien hij daar geen effectieve prestaties verrichtte. In TBE B telt hij mee als voltijdse werknemer voor de berekening van de drempel, omdat hij daar minstens 3/4 arbeidsvolume vervulde. In TBE C telt hij mee als halftijds werknemer voor de berekening van de drempel, gezien hij daar minder dan 3/4 arbeidsvolume vervulde.
Een uitzondering op dit basisprincipe is de situatie van personeelsleden die wel een arbeidsovereenkomst hebben, maar in de feiten in de referteperiode van 1/10/2022 tot 30/09/2023 in geen enkele van de TBE’s effectief tewerkgesteld zijn geweest (bv. wegens ziekte, voltijdse dienstonderbreking, detachering …) Deze personeelsleden worden wél meegerekend in de TBE van de hoofdvestigingsplaats van hun school, ondanks het feit dat ze er geen effectieve prestaties verrichtten.
Stel dat een werknemer een aantal uren les geeft en een aantal uren als opvoeder werkt, dan is de som van beiden zijn totale opdracht. Deze wordt dan uitgedrukt in 10 000sten. Ook hier gaat het om het effectief presteren en niet om de administratieve aanstelling. Drie vierde van een voltijdse opdracht is dus 7 500/10 000sten.
Bij de bepaling van het aantal dagen per personeelslid speelt het volume van de effectief uitgeoefende opdracht een rol, én ook soms het statuut van het personeelslid. Enkele concrete voorbeelden van statuten:
Stel dat je met andere vzw’s fuseert tijdens of na de referteperiode. Hoe moet je dan het gewoonlijk gemiddeld aantal werknemers tellen? Op welke referteperiode moet je je baseren?
Als je fuseert tijdens de referteperiode, begint voor de nieuwe fusie-vzw/juridische entiteit de referteperiode te lopen vanaf de dag van de fusie tot 30 september 2023.
Drie vzw's fuseren op 1 juni 2023. De referteperiode voor de nieuwe fusie-vzw start op 1 juni 2023 en loopt tot 30 september 2023.
Je bepaalt in dat geval het aantal kalenderdagen dat iedere werknemer in de referteperiode in de TBE gepresteerd heeft. De som van het totaal aantal kalenderdagen van alle werknemers deel je door 122 (aantal dagen van juni, juli, augustus en september). Het cijfer dat je dan bekomt is het gemiddeld aantal werknemers.
Als je fuseert na de referteperiode, maar voor dag 'X-35' (voor de verkiezingen van 2024 valt deze dag tussen 9 januari en 22 januari 2024) en je dus al wel rekening moet houden met de nieuwe situatie, dan breng je de volledige referteperiode in rekening.
Je bepaalt in dat geval het aantal kalenderdagen dat iedere werknemer in de referteperiode in de TBE gepresteerd heeft. De som van het totaal aantal kalenderdagen van alle werknemers per TBE, ongeacht de vzw waaronder ze op dat ogenblik ressorteerden, tel je op en deel je door 365. Zo bekom je het gemiddeld aantal werknemers per TBE.
Het doel van de sociale verkiezingen is het aanduiden van de personeelsafgevaardigden voor het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) en de ondernemingsraad (OR).
Om de afvaardiging in die twee organen evenwichtig samen te stellen, deel je het personeel eerst op in verschillende categorieën. Vervolgens verdeel je het aantal mandaten over de verschillende personeelscategorieën.
Je deelt het personeelsbestand van de technische bedrijfseenheid op in categorieën:
De categorie ‘leidinggevend personeel’ vinden we enkel terug op de twee hoogste niveaus in het organigram van de technische bedrijfseenheid (TBE) (artikel 4, 4° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen, zoals gewijzigd).
Voor personen op het eerste niveau is er geen arbeidsovereenkomst vereist. Voor personen op het tweede niveau is wel een arbeidsovereenkomst vereist. Binnen de twee niveaus mag er geen hiërarchie zijn tussen de leidinggevenden. Dat betekent dat alle mensen binnen éénzelfde niveau in het organogram op gelijke hoogte moeten staan.
In onderwijs is de vzw-(school)bestuur en meer bepaald het bestuursorgaan van die vzw de werkgever. Het bestuursorgaan vormt met andere woorden het hoogste niveau.
Wij nemen aan dat personeelsleden die onder de noemer van ‘bestuurspersoneel’ vallen onmiddellijk ondergeschikt zijn aan het bestuursorgaan, en dus het tweede niveau van leidinggevend personeel uitmaken. Onder bestuurspersoneel vallen de directeurs, adjunct-directeurs, de technisch-adviseurs, de technisch-adviseurs-coördinatoren en de coördinatoren DBSO.
Het is wel aan te raden om lokaal en per technische bedrijfseenheid goed na te gaan hoe de taken en bevoegdheden concreet verdeeld zijn. Daarvoor kun je de functiebeschrijvingen checken en het organogram nakijken. Bepaalde personeelsleden in selectieambten (bijvoorbeeld adjunct-directeurs of technisch-adviseurs) zullen misschien geen mandaat of verantwoordelijkheid hebben om onafhankelijk en voortdurend beslissingen te nemen tegenover andere personeelsleden of in geval van een probleemsituatie. Alhoewel zij onder de noemer van bestuurspersoneel vallen, worden zij dan niet als leidinggevend personeel beschouwd.
Alleen de personen die een functie uitoefenen vanop de lijst van het leidinggevend personeel, kunnen later deel uitmaken van de werkgeversafvaardiging in het CPBW of de OR. Het is alleen uit die groep dat de werkgever zijn werkgeversafgevaardigden kan aanduiden. Zij zijn niet verkiesbaar als personeelsafgevaardigde én mogen zelf ook niet stemmen. Zie ook wie mag kiezen en wie is verkiesbaar?
De werkgever moet hierover in overleg gaan met de uittredende organen, of als die er niet zijn met de vakbondsafvaardiging. Tijdens de verkiezingsprocedure is hier ruimte voor voorzien.
Uiterlijk op dag X-60 (zie ook de verkiezingskalender van dag tot dag) deelt de werkgever mee welke functies hij beschouwt als leidinggevend. Hij verduidelijkt ook de inhoud van die functies. Louter indicatief deelt hij ook mee welke personen op dat ogenblik die functies uitoefenen. Voor de verkiezingen van 2020 valt dag X-60 tussen 15 december en 28 december 2022.
Vervolgens overlegt de werkgever met de lokale organen over welke functies al dan niet als leidinggevend beschouwd kunnen worden. Dit gebeurt dan tussen dag X-60 en X-35 van de verkiezingskalender.
Uiterlijk op dag X-35 (zie de verkiezingskalender van dag tot dag ) deelt de werkgever zijn beslissing mee over de functies van het leidinggevend personeel. Hij geeft ook mee welke personen die functies uitoefenen.
En uiterlijk op dag X-28 kunnen de betrokken werknemers en de betrokken representatieve werknemersorganisaties tegen die beslissing van de werkgever klacht indienen bij de arbeidsrechtbank.
Een arbeider is een werknemer die in hoofdzaak handenarbeid verricht. Deze definitie vinden we terug in de Arbeidsovereenkomstenwet. Voorbeelden zijn de klusjesman en het onderhoudspersoneel.
Een bediende is een werknemer die in hoofdzaak hoofdarbeid of intellectuele arbeid verricht. Ook deze definitie vinden we terug in de Arbeidsovereenkomstenwet.
In onderwijs bestaat de categorie bedienden uit al de gesubsidieerde personeelsleden inclusief het bestuurspersoneel én de bedienden bezoldigd met werkingsmiddelen of eigen middelen.
Jeugdig personeel of jeugdige werknemers zijn werknemers die hetzij als arbeider, hetzij als bediende tewerkgesteld zijn en die de leeftijd van 25 jaar niet bereikt hebben op de dag van de verkiezingen. In bepaalde gevallen wordt voor de vertegenwoordiging van deze categorie van werknemers een voorafname gedaan op de in te vullen mandaten.
Om aanspraak te kunnen maken op één of meerdere afzonderlijke mandaten moeten er minstens 25 jeugdige werknemers zijn in de TBE. Je moet de aantallen tellen op dag X, de dag waarop de datum van de verkiezingen bekend gemaakt wordt. Deze valt tussen 13 en 26 februari 2023 (zie de verkiezingskalender van dag tot dag).
De categorie 'kaderleden' is alleen belangrijk voor ondernemingen die verkiezingen moeten organiseren voor de oprichting van een ondernemingsraad. Ondernemingen die enkel een CPBW dienen op te richten, kennen deze categorie niet. Daar worden deze werknemers als 'gewone' bedienden beschouwd.
De wetgever heeft de definitie van kaderlid in de wetgeving rond de sociale verkiezingen bewust vaag en algemeen gehouden. Zo krijgen ondernemingen de ruimte om de indeling in personeelscategorieën af te stemmen op hun eigen specifieke werkingscontext.
De wetgever omschrijft kaderleden als 'de bedienden die, met uitsluiting van die welke deel uitmaken van het leidinggevend personeel, in de onderneming een hogere functie uitoefenen die in het algemeen voorbehouden wordt aan de houder van een diploma van een bepaald niveau of aan diegene die een evenwaardige beroepservaring heeft'.
We onderscheiden drie elementen in deze definitie:
Voorbeelden van bediendes die als kaderlid beschouwd zouden kunnen worden:
Kaderleden zijn dus bediendes die geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel, maar wel een hogere functie uitoefenen. Zij situeren zich tussen de 'gewone' bedienden en de leidinggevenden.
Om aanspraak te kunnen maken op één of meer extra mandaten in de ondernemingsraad moet de TBE minimum 15 kaderleden tellen op dag X.
In eerste instantie bepaal je het totaal aantal mandaten voor de technische bedrijfseenheid. Vervolgens verdeel je de mandaten over de verschillende personeelscategorieën.
Het totaal aantal mandaten hangt af het totaal aantal werknemers in de technische bedrijfseenheid. Dit aantal moet je tellen op dag X (zie de verkiezingskalender van dat tot dag).
Dag X is de dag waarop het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, wordt aangeplakt. Het gaat dus om een momentopname. Eventuele evoluties van personeelsbezetting hebben geen enkele impact hebben op het aantal mandaten.
De personeelsafvaardiging in de OR en/of in het CPBW is samengesteld uit:
Naast het aangehaalde aantal gewone leden bestaat de afvaardiging van het personeel bovendien uit een gelijk aantal plaatsvervangers.
Als er in de onderneming minimaal 15 kaderleden zijn op dag X, kunnen zij aanspraak maken op een aparte vertegenwoordiging in de ondernemingsraad. Het wettelijk aantal mandaten in de ondernemingsraad wordt dan verhoogd met één (tussen 15 en 99 kaderleden) of met twee (100 kaderleden of meer).
De werkgever en de representatieve werknemersorganisaties kunnen in onderling overleg wel beslissen om het aantal mandaten voor de TBE te verhogen. Verlagen kan echter niet. De leden van het leidinggevend personeel moeten worden opgeteld bij het aantal kaderleden om de drempel van 100 te berekenen
Merk op dat de berekeningswijze om het aantal personeelsleden te tellen voor het bepalen van de mandaten niet dezelfde is als de berekeningswijze om het 'gewoonlijk gemiddeld aantal werknemers' in een TBE te berekenen met het oog op de bepaling van de drempels.
Principieel telt elk personeelslid, ongeacht het volume van zijn effectieve prestaties binnen de TBE, voor één eenheid. Dit geldt zowel voor titularissen als interimarissen, inclusief leidinggevenden en eventuele uitzendkrachten.
Voor de berekening van het aantal mandaten komen wel enkel de leden van het leidinggevend personeel in aanmerking die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst. De leden van het bestuursorgaan worden dus niet meegeteld.
Voor personeelsleden die op dag X in meerdere TBE’s effectief tewerkgesteld zijn, gelden specifieke regels. Zij mogen maar in één TBE worden meegeteld:
Personeelsleden die ondanks hun arbeidsovereenkomst in geen enkele TBE effectieve prestaties verrichten (bijvoorbeeld omwille van een voltijds verlofstelsel), tellen mee in de TBE waar de hoofdvestigingsplaats van hun school van affectatie zich situeert.
Nadat je het totaal aantal mandaten per TBE bepaald hebt, verdeel je de mandaten over de verschillende personeelscategorieën. Die verdeling gebeurt op basis van het aantal werknemers in iedere categorie op dag X.
In eerste instantie bereken je het aantal mandaten voor de categorie ‘jeugdig personeel’. Als deze categorie recht heeft op één of meerdere mandaten, worden deze in mindering gebracht van de mandaten voor de andere categorieën.
Om aanspraak te kunnen maken op één of meerdere aparte mandaten moeten er minstens 25 jeugdige werknemers zijn in de TBE.
Aantal werknemers in de TBE
Aantal jeugdige werknemers
Aantal aparte mandaten
Kleiner dan 101
Kleiner dan 25
Geen
Van 25 tot en met 50
1
Meer dan 50
2
Vanaf 101 tot en met 500
Van 25 tot en met 100
1
Meer dan 100
2
Meer dan 500
Vanaf 25 tot 150
1
Vanaf 151 tot en met 300
2
Meer dan 300
3
Geen aparte mandaten ‘jeugdige werknemers’ en geen afzonderlijke vertegenwoordiging van kaderleden
Het aantal mandaten voor de categorie arbeiders en de categorie bedienden wordt berekend op basis van de volgende formules:
Elke werknemer telt in deze formules voor één eenheid. Dus ook leidinggevenden met een arbeidsovereenkomst, uitzendkrachten en interimarissen. Dit ongeacht het volume van hun effectieve prestaties.
Voor personeelsleden die op dag X in meerdere TBE's effectief tewerkgesteld zijn en voor personeelsleden die in geen enkele TBE effectieve prestaties verrichten, gelden dezelfde regels als bij de berekening van het totaal aantal mandaten.
Indien het totaal van deze twee quotiënten, zonder rekening te houden met de decimalen, een eenheid minder bedraagt dan het totaal aantal te verdelen mandaten, zijn er twee opties:
Voorbeeld
Een TBE telt 7 arbeiders en 459 bedienden. 21 onder hen zijn jeugdige werknemers.
Het overblijvende mandaat wordt in dit voorbeeld toegekend aan de personeelscategorie arbeiders, omdat deze nog geen mandaat heeft en dus nog niet vertegenwoordigd is.
Resultaat:
Geen aparte mandaten ‘jeugdige werknemers’, maar wel afzonderlijke vertegenwoordiging van kaderleden
Net zoals bij de berekening van de drempel van 100 kaderleden, moeten voor de berekening van het aantal kaderledenmandaten de leden van het leidinggevend personeel mét arbeidsovereenkomst bij de categorie van de kaderleden geteld worden.
Het aantal mandaten voor de categorieën arbeiders, bedienden en kaderleden wordt dus berekend volgens dezelfde formules:
Indien het totaal van de quotiënten, zonder rekening te houden met de decimalen, een eenheid minder bedraagt dan het totaal aantal te verdelen mandaten, wordt het overblijvende mandaat toegekend aan de categorie die nog niet vertegenwoordigd is. Als er twee categorieën nog niet vertegenwoordigd zouden zijn, wordt aan elke categorie een mandaat toegekend. Als er in dit geval een mandaat tekort zou zijn, wordt dit onttrokken aan de categorie die het meest vertegenwoordigd is.
In de andere gevallen, dus wanneer alle categorieën al vertegenwoordigd zijn, worden de overblijvende mandaten toegekend aan de personeelscategorieën met de hoogste decimalen. Bij gelijkheid van decimalen worden ze achtereenvolgens toegekend aan de categorieën met de hoogste tweede decimalen. Bij gelijkheid van de eerste twee decimalen worden zij achtereenvolgens toegekend aan de categorieën die het grootste aantal werknemers tellen.
Wel aparte mandaten ‘jeugdige werknemers” , maar geen afzonderlijke vertegenwoordiging van kaderleden
We gebruiken hier dezelfde formules met dit verschil dat we het aantal mandaten voor jeugdige werknemers in mindering brengen van het totaal aantal mandaten en dat we het aantal 'jeugdige werknemers' in mindering brengen van het totaal aantal werknemers.
Dit geeft de volgende formules:
* M = het totaal aantal te vullen mandaten verminderd met het aantal aparte mandaten voor jeugdige werknemers.
Ook hier gelden dezelfde regels voor personeelsleden die op dag X in meerdere TBE's effectief tewerkgesteld zijn en voor personeelsleden die in geen enkele TBE effectieve prestaties verrichten.
Ook de regels voor het verdelen van eventuele overblijvende mandaten blijven hier gelden.
Wel aparte mandaten ‘jeugdige werknemers’ en ook afzonderlijke vertegenwoordiging van kaderleden
We gebruiken hier opnieuw dezelfde formules, maar brengen het aantal mandaten voor jeugdige werknemers in mindering van het totaal aantal mandaten en het aantal 'jeugdige werknemers' van het totaal aantal werknemers.
Ook hier gelden dezelfde regels voor personeelsleden die op dag X in meerdere TBE’s effectief tewerkgesteld zijn en voor personeelsleden die in geen enkele TBE effectieve prestaties verrichten.
Ook de regels voor het verdelen van eventuele overblijvende mandaten blijven hier gelden.
Voorbeeld 1 - geen kaderleden
Een TBE telt 7 arbeiders en 459 bedienden. 37 onder hen zijn jeugdige werknemers, namelijk 2 arbeiders en 35 bedienden. Dit geeft zes aantal in te vullen mandaten. Eén mandaat moet voorafgenomen worden voor de jeugdige werknemers.
Aantal werknemers - we brengen eerst het aantal jeugdige werknemers in mindering van het totaal aantal werknemers:
Berekening - quotiënten:;
Het overblijvende mandaat wordt in dit voorbeeld toegekend aan de personeelscategorie arbeiders, omdat deze nog geen mandaat heeft en dus nog niet vertegenwoordigd is.
Resultaat:
Voorbeeld 2 – wel kaderleden
Een TBE stelt 1 500 werknemers tewerk waarvan 50 jeugdige werknemers, 1 150 arbeiders, 200 bedienden, 85 kaderleden en 15 leidinggevend personeel.
Aantal te begeven mandaten 10 (TBE met 1001 tot 2000 werknemers) + 2 (extra mandaten voor 100 kaderleden (85 + 15)) = 12 mandaten in totaal.
Verdeling:
Overblijvende mandaten voor arbeiders, bedienden en kaderleden: 11 mandaten
1 150 (arbeiders) x 11 (mandaten)/ 1 450 (totaal aantal werknemers zonder jonge werknemers) = 8,72 dat wil zeggen 9 mandaten
200 (bedienden) x 11 (mandaten)/ / 1 450 (totaal werknemers zonder jonge werknemers)
= 1,52 dat wil zeggen 1 mandaat
100 (kaderleden + leidinggevend personeel) x 11 (mandaten)
= 0,76 dat wil zeggen 1 mandaat
Om te mogen kiezen, moet de werknemer aan de volgende drie voorwaarden voldoen:
Alle werknemers van de TBE nemen dus deel aan de verkiezingen. Ook eventuele buitenlandse werknemers en staatlozen zijn kiesgerechtigd.
Ook uitzendkrachten die aan een anciënniteitsvoorwaarde voldoen, mogen stemmen. Ze moeten 32 daadwerkelijke arbeidsdagen hebben gepresteerd tussen 1 november 2023 en 31 januari 2024 in de juridische entiteit van de gebruiker of in de technische bedrijfseenheid van de gebruiker gevormd door meerdere juridische entiteiten. De anciënniteit van 32 arbeidsdagen omvat zowel de onderbroken als de ononderbroken arbeidsperiodes. Enkel de daadwerkelijk gepresteerde arbeidsdagen worden in aanmerking genomen. De schorsingsdagen (bv. ziekte, feestdag, jaarlijkse vakantie ...) worden dus niet meegerekend.
Per TBE en per personeelscategorie schrijf je de namen van de personen die op de verkiezingsdag stemgerechtigd zijn in op aparte kiezerslijsten. Er bestaat dus een kiezerslijst voor bedienden en een voor arbeiders.
Bij de opmaak van de kiezerslijsten gelden dezelfde regels als bij de bepaling van het aantal mandaten:
Indien de TBE op de dag van de verkiezingen tenminste 25 jeugdige werknemers telt, worden deze jeugdige werknemers ook op een afzonderlijke kiezerslijst ingeschreven. Indien er geen 25 jeugdige werknemers zijn, worden ze respectievelijk toegevoegd aan de lijst van de arbeiders of bedienden.
Kiezerslijsten voor kaderleden in geval van verkiezingen ondernemingsraad
Indien de TBE op de dag van de verkiezingen van de ondernemingsraad tenminste 15 kaderleden telt, worden deze kaderleden ook op een afzonderlijke kiezerslijst ingeschreven. Indien er geen 15 kaderleden zijn, worden ze toegevoegd aan de lijst van de bedienden.
Het uittredende OR of het CPBW of, in het geval er nog geen OR of CPBW is, de werkgever zelf, stelt de kiezerslijsten op in alfabetische volgorde van de namen van de kiezers. Deze bevatten de naam, voornamen en geboortedatum van iedere kiezer, de datum van zijn laatste aanwerving of indiensttreding in de TBE en ook de plaats waar hij in de TBE werkt. Voortaan moet je de eventuele hoedanigheid van uitzendkracht eveneens op de kiezerslijst aanduiden. Aan elke werknemer op de lijst wordt een nummer toegekend.
Op dag X, de datum van aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, moeten de voorlopige kiezerslijsten worden meegedeeld. Je kunt er ook voor kiezen om te melden waar de werknemers de kiezerslijsten kunnen raadplegen. Dit moet in ieder geval op een voor de werknemers toegankelijke plaats in de TBE. Eventueel kun je de kiezerslijsten via elektronische weg ter beschikking stellen, bijvoorbeeld via intranet. Alle werknemers zonder uitzondering moeten hier dan wel toegang toe hebben. Let op: deze lijsten bevatten persoonsgegevens waardoor je rekening dient te houden met de GDPR-reglementering. De Gegevensbeschermingsautoriteit vaardigde hiervoor richtlijnen uit. Je kunt de kiezerslijsten enkel ter beschikking stellen op een afgesloten platform of op een beveiligd intranet dat enkel toegankelijk is voor de werknemers van de onderneming. Je mag de kiezerslijsten dus niet per e-mail versturen of openlijk publiceren op een website.
Gelijktijdig moet je aan de werknemers ook een lijst van de leden van het leidinggevend personeel meedelen mét de vermelding van de benaming en de inhoud van hun functie, of zeker de vermelding waar de werknemers dit kunnen raadplegen.
Bij het afsluiten van de kiezerslijsten kan ook het aantal kiescolleges worden bepaald. Vanaf dan kunnen ook de stembureaus samengesteld worden. In elk geval moeten de stembureaus samengesteld zijn tegen uiterlijk dag X+40.
Het aantal kiescolleges dat moet worden opgericht, hangt af van het aantal kiezers dat bij het afsluiten van de kiezerslijsten in elke categorie is opgenomen.
Er worden aparte kiescolleges opgericht binnen het TBE vanaf:
De personeelsleden kunnen dan alleen stemmen voor de kandidaten van ‘hun’ categorie: arbeiders voor arbeiders en bedienden voor bedienden, jeugdige werknemers voor jeugdige werknemers en kaderleden voor kaderleden.
In onderwijs zal het aantal werknemers in de categorie bedienden meestal hoger liggen dan in de categorie arbeiders. Als er minder dan 25 arbeiders werken in de TBE, dan wordt er een gemeenschappelijk kiescollege voor arbeiders en bedienden opgericht. Arbeiders en bedienden kunnen dan voor beide categorieën stemmen. Zij ontvangen bij de stemming twee stembrieven: een om de arbeidersafgevaardigde aan te duiden en een om de bediendenafgevaardigden aan te duiden.
Het aantal stembureaus is afhankelijk van het aantal kiescolleges dat wordt opgericht. Als er aparte kiescolleges bestaan, dan stemmen arbeiders, bedienden, jeugdige werknemers (en kaderleden) in afzonderlijke stembureaus. Als er één gemeenschappelijk kiescollege is, stemmen de verschillende personeelscategorieën in één stembureau.
Elk stembureau bestaat uit zes personen:
De volledige bemanning van het stembureau moet aan de slag zijn binnen de technische bedrijfseenheid. Dat betekent concreet dat zij een arbeidsovereenkomst moeten hebben. Verder zijn er nog een aantal beperkingen waar je rekening moet mee houden bij de samenstelling van het stembureau:
Daarnaast kunnen ook getuigen aanwezig zijn. De organisaties die kandidaten hebben voorgedragen mogen zoveel getuigen en plaatsvervangende getuigen aanstellen als er stembureaus zijn. Zie ook de kalender van dag tot dag.
Dag X + 40 - aanwijzing van de voorzitter en zijn plaatsvervanger
Uiterlijk op dag X + 40 duid je een voorzitter en een plaatsvervanger aan. Dit gebeurt door de OR of het CPBW of, wanneer deze niet bestaan, de werkgever in akkoord met de vakbondsafvaardiging, of wanneer er geen vakbondsafvaardiging is, de werkgever in akkoord met de representatieve werknemersorganisaties.
Dag X + 54 – aanwijzing van de secretaris en de bijzitters
Uiterlijk op dag X + 54 duidt de voorzitter van ieder stembureau een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan. Uiterlijk op diezelfde dag wijst de OR of het CPBW, of wanneer deze niet bestaan, de voorzitter van elk stembureau vier bijzitters aan.
Dag X + 70 – aanwijzing van de getuigen
Uiterlijk tot dag X + 70 hebben de representatieve werknemersorganisaties die kandidaten hebben voorgedragen, de tijd om hun getuigen aan te duiden.
Om als afgevaardigde van het personeel verkiesbaar te zijn, moet een werknemer aan de volgende voorwaarden voldoen op dag Y, de dag van de verkiezingen:
Alle verkiesbaarheidsvoorwaarden moeten dus vervuld zijn op dag Y, de datum van de verkiezingen.
Voor personeelsleden die werkzaam zijn in meerdere TBE’s, gelden opnieuw gelijkaardige regels zoals bij de telling van het aantal mandaten en bij de bepaling van het kiesrecht. Als een personeelslid in meerdere TBE’s tewerkgesteld is, dan mag hij zich kandidaat stellen in de TBE waar hij het merendeel van zijn prestaties effectief uitvoert.
Indien de werknemer in meerdere TBE’s tewerkgesteld is, maar in geen enkele TBE een uitgesproken merendeel aan prestaties uitvoert, dan moet hij zelf kiezen in welke TBE hij zich kandidaat wil stellen. De werknemer moet wel dezelfde TBE kiezen als diegene die hij koos voor de bepaling van het aantal mandaten en het kiesrecht.
En werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben, maar in de feiten geen arbeidsprestaties leveren in een TBE, kunnen zich kandidaat stellen in de TBE waar de hoofdvestigingsplaats van hun school van affectie toebehoort. Personeelsleden die voltijds afwezig zijn, maar elders aan het werk zijn (bijvoorbeeld via detachering, reaffectatie ...) mogen zich dus ook kandidaat stellen.
Alleen de representatieve vakbonden (ACV, ABVV en ACLVB) mogen kandidaten voordragen voor de sociale verkiezingen. Een personeelsafgevaardigde mag niet verward worden met een zogeheten vakbondsafgevaardigde die (meestal) door de vakbond wordt aangeduid. Het zijn bijgevolg de representatieve vakbonden die beslissen wie ze voordragen.
Op het vakbondsmonopolie zijn twee uitzonderingen:
De vakbonden moeten er voor zorgen dat de kandidatenlijsten evenwichtig zijn samengesteld. Alle geledingen van de organisatie moeten dus vertegenwoordigd zijn op de lijsten. Voor elk mandaat wordt een effectieve werknemersvertegenwoordiger verkozen én een plaatsvervanger. De wet bepaalt ook dat op de lijsten niet meer kandidaten mogen voorkomen dan er gewone en plaatsvervangende mandaten zijn.
Een kandidaat mag slecht op één kandidatenlijst worden voorgedragen. In het geval een werknemer op de lijst staat van verschillende vakorganisaties, wordt zijn kandidatuur op al deze lijsten geschrapt, tenzij de werknemer zijn kandidatuur op de overige lijsten tijdig intrekt.
De kandidaten moeten tot slot behoren tot de categorie waarvoor zij als kandidaat worden voorgedragen. Men kijkt hiervoor naar de kiezerslijst waarop deze werknemers is ingeschreven (arbeider, bediende, kaderlid of jeugdige werknemer).
De werknemers die zich kandidaat stellen voor de sociale verkiezingen zijn wettelijk beschermd tegen ontslag. Zij genieten een bijzondere ontslagbescherming. Deze bescherming is wettelijk geregeld door de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraad en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.
De bescherming houdt in dat de werknemer alleen maar ontslagen kan worden om twee redenen:
Deze beschermingsregel is van openbare orde. Dat wil zeggen dat hier in geen enkel geval kan van afgeweken worden.
Overtreed je als werkgever de ontslagbescherming, dan moet je een beschermingsvergoeding betalen. Afhankelijk van de anciënniteit bedraagt die twee tot vier jaar loon. Zie verder ook re-integratie.
Alle werknemers die zich kandidaat stellen voor de sociale verkiezingen genieten de ontslagbescherming. Het maakt niet uit of ze uiteindelijk effectief verkozen raken. De beschermingsperiode verschilt wel naargelang men verkozen of niet-verkozen wordt.
De bescherming gaat al in vanaf de dertigste dag voorafgaand aan de aanplakking van het bericht dat de verkiezingsdatum vaststelt (= vanaf dag X-30). Dit betekent voor de verkiezingen van 2023 concreet tussen 14 januari en 27 januari. De kandidatenlijsten zijn echter pas later gekend, namelijk ten vroegste op dag X + 35 en ten laatste op X+76.
Gevolg is dat er in deze periode werknemers in de onderneming aanwezig zijn die beschermd zijn zonder dat de werkgever daar weet van heeft. Die periode van dag X-30 tot dag X+35 wordt de occulte periode genoemd. De ontslagbescherming werkt dus eigenlijk retroactief. Let dus zeker op met ontslag ná 31 december 2019 en gedurende deze gehele occulte periode, aangezien deze mensen zich nog altijd nadien kandidaat kunnen stellen.
De bescherming van verkozenen en plaatsvervangers loopt tot aan de installatie van hun opvolgers bij de volgende verkiezingen. De installatie vindt in principe plaats bij de eerste vergadering van het overlegorgaan met de nieuw verkozenen. De beschermingsperiode wordt automatisch verlengd als de personeelsafgevaardigden opnieuw als kandidaten worden voorgedragen. Hier begint dan een nieuwe beschermingsperiode.
De bescherming van niet-verkozen kandidaten die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, genieten van dezelfde bescherming als de gewone en plaatsvervangende personeelsafgevaardigden. Zij zijn ook beschermd tot aan de volgende verkiezingen. Alleen wanneer zij twee keer na elkaar niet verkozen worden, wordt de duur van hun bescherming na hun tweede kandidatuurstelling beperkt tot twee jaar na de aanplakking van de verkiezingsresultaten
Zowel voor de verkozenen als voor de niet-verkozenen na een eerste kandidatuur wordt de bescherming met zes maanden verlengd wanneer de minimumgrens van gemiddeld 50 of 100 werknemers niet meer wordt bereikt en de overlegorganen niet meer moeten worden vernieuwd of wanneer er geen nieuwe verkiezingen worden georganiseerd bij gebrek aan kandidaten.
Werknemers die met onmiddellijke ingang worden ontslagen nog vóór X-30 genieten dus niet van de ontslagbescherming. In de meeste gevallen gaat het ontslag echter gepaard met een opzeggingstermijn. De arbeidsovereenkomst kan dan ook op een regelmatige manier beëindigd worden vóór dag X-30, ook al loopt de opzeggingstermijn dan (gedeeltelijk) tijdens de occulte periode. Let wel, wanneer je een werknemer ontslaat, gebeurt dit meestal via een aangetekend schrijven dat pas uitwerking krijgt de derde werkdag na datum van verzending. Deze drie werkdagen moeten ook vallen vóór X-30.
Een werknemer die ontslagen wordt in de occulte periode (tussen dag X-30 en dag X+35), en achteraf een beschermde werknemer blijkt te zijn, is eigenlijk onregelmatig ontslagen. Deze werknemer kan binnen de 30 dagen na de datum van de voordracht van de kandidaturen (X+35) zijn re-integratie aanvragen. Dit moet gebeuren via een aangetekend schrijven. De re-integratie mag niet gevraagd worden vóór X+35 en mag ook niet ingediend worden op dezelfde dag waarop de kandidatenlijst wordt ingediend.
De werkgever die weigert de ontslagen werknemer opnieuw in dienst te nemen zal een hoge beschermingsvergoeding moeten betalen. Deze vergoeding bestaat uit twee onderdelen:
In het slechtste geval loopt dit dus op tot acht jaar loon.