Toelagen en vergoedingen

Op welke toelagen en vergoedingen kan je personeelslid mogelijk aanspraak maken?

Haard- en standplaatstoelage

sla link op in klembord

Kopieer

Wie als tijdelijk of vastbenoemd personeelslid in hoofdambt een bescheiden salaris ontvangt, kan een extra vergoeding krijgen in de vorm van een haard- of standplaatstoelage.

Je personeelsleden ontvangen een haardtoelage als ze een ouder (alleenstaand, gehuwd of samenwonend) zijn met één of meer kinderen ten laste en hun jaarsalaris voor een opdracht met volledige prestatie lager ligt dan een bepaald grensbedrag. Slechts één van de twee partners kan een haardtoelage ontvangen. De andere partner ontvangt dan een standplaatstoelage.

Is het salaris van je personeelslid bescheiden, maar valt het niet onder de voorwaarden van een haardtoelage, dan ontvangt hij/zij een standplaatstoelage.

Je personeelslid ontvangt geen haard- of standplaatstoelage als het ter beschikking is gesteld of een bijbetrekking uitoefent. Wie niet voltijds werkt, ontvangt de toelage pro rata.

De toekenning van een standplaatstoelage gebeurt automatisch. Voor een haardtoelage moet je personeelslid een aanvraagformulier indienen via de onderwijsinstelling.

Niet-verworven salarisschalen

sla link op in klembord

Kopieer

Personeelsleden die belast worden met het mandaat van algemeen directeur of coördinerend directeur kunnen aanspraak maken op een niet-verworven salarisschaal voor de duur van hun mandaat (punt 4, omzendbrief PERS/2000/GDH, Mandaten algemeen directeur en coördinerend directeur).

    Een algemeen directeur heeft recht op een mandaatsvergoeding (barema 796) als het schoolbestuur in totaal tenminste 2000 regelmatig ingeschreven leerlingen telt op 1 februari van het voorafgaand schooljaar. Voor de telling komen alle leerlingen in aanmerking uit het basisonderwijs, het secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs. De mandaatsvergoeding wordt jaarlijks aangevraagd met het document in bijlage 2, omzendbrief PERS/2000/GDH, “Mandaten van algemeen en coördinerend directeur – toekenning van een financiële vergoeding”. De mandaatsvergoeding van algemeen directeur kan niet gecombineerd worden met die van coördinerend directeur.

    Een coördinerend directeur heeft recht op een mandaatsvergoeding (barema 797) als de scholengemeenschap minstens 2000 regelmatige leerlingen telt op 1 februari van het voorafgaand schooljaar. Deze mandaatsvergoeding moet jaarlijks aangevraagd worden met het formulier in bijlage 1, omzendbrief PERS/2000/GDH, “Mandaten van algemeen directeur en coördinerend directeur – Toekenning financiële vergoeding”. De mandaatsvergoeding van coördinerend directeur kan verdeeld worden over twee personeelsleden, die dan elk recht hebben op de helft van de mandaatsvergoeding.

    Het cumuleren van beide mandaatsvergoedingen is niet mogelijk. Indien de mandaathouder afwezig is en er een vervanger wordt aangesteld, heeft ook de vervanger recht op de niet-verworven salarisschaal.

    Zowel in het basisonderwijs als in het secundair onderwijs en in de internaten kan een niet-verworven salarisschaal worden toegekend op basis van ‘bijzondere diploma’s of getuigschriften’ (punt 2, omzendbrief/2005/19, Niet-verworven salarisschalen).

    Sinds 2002 kunnen ook sommige personeelsleden van het lager onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in bepaalde gemeenten in de Brusselse rand en in bepaalde taalgrensgemeenten hun recht doen gelden op een niet-verworven salarisschaal als ze in het bezit zijn van het getuigschrift van de grondige kennis van de verplichte tweede taal Frans (punt 3, omzendbrief/2005/19, Niet-verworven salarisschalen).

    Ten slotte maken ook personeelsleden uit het buitengewoon onderwijs aanspraak op een niet-verworven salarisschaal indien zij houder zijn van een bepaald getuigschrift of diploma en hun aanstelling berust op een ander bekwaamheidsbewijs (punt 4, omzendbrief/2005/19, Niet-verworven salarisschalen).

    Vakantiegeld

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Zowel tijdelijken als vastbenoemden hebben recht op vakantiegeld. Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de loop van de maand mei.

    Het vakantiegeld wordt bepaald door de prestaties die je personeelslid geleverd heeft in het referentiejaar. Dat is het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het vakantiegeld ontvangt. Wie het hele referentiejaar een betrekking had met volledige prestaties, ontvangt het maximale bedrag. Ontving je personeelslid een gedeeltelijk salaris in het referentiejaar of werkte het slechts één of meerdere periodes in dat jaar, dan wordt dat bedrag aangepast in verhouding tot de duur en de omvang van zijn/haar afwezigheid.

    Voor wie schoolverlater was in het referentiejaar, telt de periode van 1 januari tot de indiensttreding mee voor de berekening van het vakantiegeld als:

    De periode van 1 januari tot de datum van indiensttreding telt mee als een periode waarin je personeelslid gewerkt heeft voor het aantal uren gelijk aan die van zijn/haar eerste aanstelling. Heeft je personeelslid in de periode van vier maanden na afstuderen in de privésector gewerkt, dan wordt deze termijn in mindering gebracht.

    Het bruto vakantiegeld bedraagt 92% van het geïndexeerde brutosalaris of van de wachtgeldtoelage van de maand maart van het jaar waarin het vakantiegeld wordt uitbetaald.

    Voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld wordt rekening gehouden met het jaarsalaris van vorig jaar. Voor wie twee of meer ambten cumuleert, wordt enkel de voltijdse prestatie in aanmerking genomen.

    Tellen mee in die berekening:

    • de periode van onbezoldigd ouderschapsverlof (niet te verwarren met de loopbaanonderbreking ouderschapsverlof);
    • het bevallingsverlof, zowel voor vastbenoemden als voor tijdelijken;
    • het verlof wegens moederschapsbescherming (art. 2, BVR betreffende het verlof wegens moederschapsbescherming)
    • het verlof wegens bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap;
    • het bezoldigd ziekteverlof;
    • de haard- of standplaatstoelage;
    • de niet-verworven salarisschaal (punt 5.3, omzendbrief PERS/2005/19, Niet-verworven salarisschalen).

    Tellen niet mee voor de berekening:

    Eindejaarstoelage

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Zowel vastbenoemde als tijdelijke personeelsleden hebben recht op een eindejaarstoelage. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald in de maand december.

    De eindejaarstoelage wordt bepaald door de prestaties die je personeelslid geleverd heeft in de referentieperiode:

    • Voor tijdelijke personeelsleden met recht op uitgestelde bezoldiging (link leggen) is dat het schooljaar dat voorafgaat aan de uitbetaling;
    • Voor tijdelijken zonder recht op uitgestelde bezoldiging en voor vastbenoemden loopt de referentieperiode van 1 januari tot 30 september van het jaar waarin de toelage wordt uitbetaald.

    Heeft je personeelslid in die periode een volledig salaris of een volledige wachtgeldtoelage ontvangen, dan heeft hij/zij ook recht op een volledige eindejaarstoelage. Wie een deeltijdse betrekking had of slechts een deel van de referentieperiode gewerkt heeft, ontvangt een evenredig deel van de toelage.

    De eindejaarstoelage bestaat uit twee delen. Het forfaitaire gedeelte is voor alle gesubsidieerde personeelsleden hetzelfde. Het variabel stuk bedraagt 2,5% van het bruto jaarsalaris dat gebruikt werd voor de berekening van het salaris van de maand oktober van het lopende jaar (art. 5, KB houdende toekenning van een eindejaarstoelage).

    Tellen mee in de berekening van het variabel gedeelte:

    • de haard- en standplaatstoelage;
    • de niet-verworven salarisschaal (punt 5.3, omzendbrief PERS/2005/19, Niet-verworven salarisschalen);
    • het onbezoldigd ouderschapsverlof;
    • het verlof wegens bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap;
    • het verlof wegens moederschapsbescherming;
    • het bevallingsverlof, zowel voor vastbenoemden als voor tijdelijken;
    • het bezoldigd ziekteverlof;
    • voor tijdelijke personeelsleden: het onbezoldigd ziekteverlof indien dit niet de volledige referentieperiode bestrijkt

    Tellen niet mee voor de berekening:

    Verplaatsingsvergoedingen

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Woon-werkverkeer

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Wat is woon-werkverkeer?

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Met woon-werkverkeer wordt bedoeld: elke verplaatsing van en naar het werk vanaf de wettelijke woonplaats, maar ook vanaf een andere verblijfplaats (indien het personeelslid gedurende een bepaalde periode of op geregelde tijdstippen op een ander adres dan de wettelijke verblijfplaats vertoeft, én daarbij de werkgever op voorhand op de hoogte heeft gebracht van zijn verblijfplaats). Het spreekt voor zich dat de verplaatsingen vanaf de woon- of verblijfplaats gebeuren in het kader van de contractuele opdracht.

    Het feit dat een personeelslid meerdere keren per dag de verplaatsing van thuis naar het werk en omgekeerd zou maken, neemt niet weg dat elk van deze verplaatsingen moet beschouwd worden als woon-werkverkeer. Toch zal bij woon-werkverplaatsingen met de fiets slechts één heen-en-weertraject worden vergoed.

    Een verplaatsing tussen vestigingsplaatsen van dezelfde school (zelfde instellingsnummer) valt in principe onder woon-werkverkeer.

    Het ogenblik van de verplaatsing speelt geen rol; ook tijdens het weekend of in de vakantie kan er sprake zijn van woon-werkverkeer.

    Welke verplaatsingen worden vergoed?

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Het schoolbestuur komt enkel tussen in woon-werkverkeer dat geheel of gedeeltelijk gebeurt met

    • de fiets (gewone fiets, elektrische fiets of speedpedelec);
    • het openbaar vervoer (trein, tram, bus en metro).

    Wanneer je personeelslid meerdere verplaatsingen per dag maakt, zal er maar één heen- en weertraject vergoed worden. Het ogenblik van de verplaatsing speelt geen rol. Er kan ook sprake zijn van woon-werkverkeer tijdens het weekend of in de vakantie.

    Wordt je personeelslid ingezet op meerdere vestigingsplaatsen van de school of in verschillende scholen van hetzelfde schoolbestuur, dan vallen de verplaatsingen tussen de verschillende vestigingsplaatsen of scholen onder de regeling woon-werkverkeer.

    Op de dagen waarop de ondersteuner enkel een opdracht heeft op de school voor buitengewoon onderwijs waar hij is aangesteld, geldt de gewone regeling woon-werkverkeer. Indien dat niet het geval is, geldt de regeling voor dienstverplaatsingen.

    Voor een lid van het lerarenplatform worden alle verplaatsingen naar de deelnemende scholen van het lerarenplatform beschouwd als woon-werkverkeer.

    Hoeveel bedraagt de vergoeding?

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Openbaar vervoer

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Elke afstand tot maximaal 250 kilometer komt in aanmerking voor terugbetaling. Het recht op een terugbetaling is beperkt tot de prijs van het goedkoopste vervoersbewijs dat beschikbaar is bij het gebruikte vervoermiddel. Een fietsvergoeding voor het volledige traject en een vergoeding voor gebruik van het openbaar vervoer voor datzelfde traject op eenzelfde dag kun je niet cumuleren.

    Om gebruik te kunnen maken van het recht op terugbetaling, moet je personeelslid zijn vervoersbewijs binnen brengen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur betaalt op het einde van de maand, volgend op de maand waarin de geldigheidsduur van het vervoersbewijs is verstreken, het vervoersbewijs terug. Het Lokaal Onderhandelingscomité (LOC) of de ondernemingsraad kunnen onderhandelen over een eerder tijdstip van terugbetaling. Meerdere trajecten per dag worden terugbetaald.

    Fiets

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Om een vergoeding te krijgen voor het afleggen van het traject woon-werkverkeer met de (elektrische) fiets of speedpedelec moet het traject minimaal 1 kilometer bedragen. Je kan slechts één traject per dag vergoeden. Fietst je personeelslid tijdens de middagpauze naar huis en terug, ook dan heeft hij/zij slechts recht op één fietsvergoeding.

    De fietsvergoeding bedraagt  0,21 euro per kilometer vanaf 1 januari 2022 (0,15 euro per kilometer tot en met 31 december 2021). Een fietsvergoeding voor het volledige traject en een vergoeding van gebruik van het openbaar vervoer voor datzelfde traject op eenzelfde dag kun je niet cumuleren. Om recht te hebben op een fietsvergoeding moet je personeelslid een verklaring op eer afleggen bij het schoolbestuur op de laatste dag van de maand waarin hij/zij de fietsverplaatsingen heeft afgelegd.

    De uitbetaling gebeurt op het einde van de maand die volgt op de maand waarin de verplaatsingen zijn afgelegd. Het LOC of de ondernemingsraad kunnen een ander tijdstip van uitbetaling overeenkomen.

    Hoe vorder je de vergoedingen terug?

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Als bestuur kun je de vergoedingen terugvorderen van de overheid. Deze terugvordering gebeurt per kalenderjaar en moet je ten laatste op 28 februari van het daaropvolgende jaar indienen. De gebruikte vervoersbewijzen moet je gedurende een periode van vijf jaar bijhouden voor de verificatie (punt 3.2.2, omzendbrief 13AC/CR/JVM/JS, Volledige tenlasteneming door de werkgever van de vervoerskosten).

    Dienstverplaatsingen

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Het schoolbestuur vergoedt alle activiteiten die in zijn opdracht gebeuren, zoals het volgen van externe nascholingen, studie-uitstappen, vakvergaderingen buiten de school, uitstappen met internen op woensdagnamiddag.

    Verplaatsingen die je personeelslid maakt voor deelname aan een inspraakorgaan vallen onder de regeling van de dienstverplaatsingen, zelfs als deze gebeuren naar de eigen school.

    Ook de verplaatsingen van vervolgschoolcoaches worden als dienstverplaatsingen gekwalificeerd. De contactschool neemt normaal de kosten voor haar rekening. Over de verdeling van de kosten maken de scholen lokaal afspraken.

    Voor de ondersteuner wordt het volledige traject (van deur tot deur), dat hij/zij aflegt tijdens een dag waarin hij/zij een ondersteuningsopdracht uitvoert, als dienstverplaatsing vergoed. Het traject woon-werkverkeer brengt het bestuur niet in mindering. Op de dagen waarop de ondersteuner enkel een opdracht heeft op de school voor buitengewoon onderwijs waar hij/zij is aangesteld, geldt de gewone regeling woon-werkverkeer​​​​​​.

    Dienstverplaatsingen kunnen gebeuren op een lesdag, maar ook in de vakantie of op een lesvrije dag.

    Voert je personeelslid een dienstverplaatsing uit met de moto, wagen, bromfiets of via het openbaar vervoer, dan heeft die recht op een vergoeding. Voor verplaatsingen met de trein is de vergoeding beperkt tot het tarief dat van toepassing is voor een vervoersbewijs in tweede klasse. Voor elke dienstverplaatsing die hij/zij maakt met de eigen wagen, moto of bromfiets heeft hij/zij recht op een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat federale ambtenaren ontvangen en dat jaarlijks wordt herzien op 1 juli. Voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 bedraagt de vergoeding 0,4415 euro per kilometerJe bestuur kan het bedrag met tien procent verminderen indien ze een omniumverzekering heeft afgesloten voor dienstverplaatsingen.

    Dienstverplaatsingen met de fiets moet het bestuur enkel vergoeden als het gaat om stagebegeleiding in het voltijds gewoon secundair onderwijs of in het buitengewoon secundair onderwijs. De fietsvergoeding bij stagebegeleiding in het gewoon voltijds secundair onderwijs of in het buitengewoon secundair onderwijs bedraag 0,21 euro per kilometer (punt 3.1.1, omzendbrief SO/2015/01, Leerlingenstages, observatieactiviteiten en praktijklessen op verplaatsing). Het schoolbestuur kan ervoor kiezen om ook andere dienstverplaatsingen met de fiets te vergoeden.

    Je maakt best in het LOC vooraf duidelijke afspraken over het vertrekpunt van een dienstverplaatsing (vanuit de woonplaats, vanuit de school …) en de vergoeding van mogelijke parkeerkosten in functie van het berekenen van de vergoeding. Het lijkt ons logisch dat het schoolbestuur ook de parkeerkosten betaalt bij afgifte van het gebruikte en gevalideerde parkeervignet, maar dit is geen wettelijke verplichting.

    Verplaatsingsvergoedingen kun je niet terugvorderen van de overheid.

    Verplaatsingen in het kader van onderwijs aan huis

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Voor personeelsleden die belast zijn met tijdelijk (TOAH) of permanent (POAH) onderwijs aan huis heeft de overheid een aparte regeling ingevoerd. Het schoolbestuur vergoedt de verplaatsingen van deze personeelsleden onder dezelfde voorwaarden als het personeel van de Vlaamse gemeenschap.

    Deze regeling doet echter geen afbreuk aan de regelgeving die geldt voor woon-werkverkeer. De verplaatsingen die de leraar maakt van zijn woonplaats of de school tot aan de woonplaats van de leerling worden vergoed.

    Het bestuur kan de uitbetaalde verplaatsingsvergoedingen in het kader van TOAH en POAH terugvorderen van de overheid

    De terugvordering gebeurt per kalenderjaar en moet bij de overheid ingediend worden voor 28 februari van het daaropvolgende kalenderjaar.

    De fietsvergoeding bedraagt 0,21 euro per kilometer. Trein-, tram- en buskaarten worden terugbetaald aan het tarief van een vervoersbewijs voor tweede klasse. Bij verplaatsingen met de eigen wagen kent het bestuur een kilometervergoeding toe. Voor de periode van 1 juli 2020 tot 30 juni 2021 bedraagt de vergoeding 0,3542 euro per kilometer.

    Begrafenisvergoeding

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Nabestaanden kunnen bij overlijden van een onderwijspersoneelslid een tegemoetkoming ontvangen voor de gemaakte begrafeniskosten. Hoe je de begrafenisvergoeding moet aanvragen, bij wie de aanvraag moet gebeuren en op welk bedrag je recht hebt, verschilt naargelang het statuut van het personeelslid:

    ×
    Kijkt als...
    Niveau
    Regio