Dit thema binnen de pagina Onderzoekscompetentie biedt jou als leraar ondersteuning om met je leerlingen van de 3de graad tijdens je lessen te werken aan de onderzoekscompetentie. De bedoeling is leerlingen vertrouwd te maken met onderzoek en hun kritische geest en nieuwsgierigheid te prikkelen. De informatie op deze pagina biedt een basiskader voor onderzoek.
Onderzoek maakt soms gebruik van terminologie die eigen is aan een wetenschapsdomein en de daaraan verbonden onderzoeksmethoden. De terminologie op deze pagina beoogt herkenbaarheid voor de meeste vakken in een schoolse context. Je kunt als lerarenteam andere en meer specifieke terminologie gebruiken, afhankelijk van vakgebonden leerinhouden waaraan de onderzoekscyclus wordt gekoppeld.
Onderzoek doen betekent dat je op een systematische manier gegevens verzamelt en analyseert om een antwoord te geven op een kennis- of een praktijkvraag.
Om het doel over onderzoekscompetentie te bereiken, doorloopt de leerling minstens éénmaal een volledige onderzoekscyclus in vijf fasen:
Kwaliteitsvol onderzoek is betrouwbaar, valide, transparant, overdraagbaar en aanvaardbaar. In het overizcht hieronder vind je een toelichting bij elk van de kwaliteitscriteria op basis van reflectievragen voor de leerlingen.
Criterium voor kwaliteitsvol onderzoek Toelichting op basis van reflectievragen Betrouwbaarheid Validiteit Transparantie Overdraagbaarheid Aanvaardbaarheid
Bron. Gebaseerd op Wientjens & Veenhoven, 2022.
Een goede focusbepaling beïnvloedt het verloop en resultaat van een onderzoek. Het is belangrijk om nauwkeurig het onderwerp, de doelstellingen en relevante aspecten van het onderzoek te bepalen. Zo kan de onderzoeker doelgericht te werk gaan.
Tijdens het doorlopen van een onderzoekscyclus kan de focus gaandeweg worden bijgestuurd, bijvoorbeeld wanneer een probleemstelling of onderzoeksvraag toch niet zo relevant en afgebakend blijkt te zijn als eerst gedacht.
Bij de bepaling van de onderzoeksfocus is het zinvol om een onderwerp te verkennen en af te bakenen. Een eerste ruwe formulering van een mogelijke onderzoeksvraag kan al richting geven aan het onderzoek. Vervolgens kun je deze eerste onderzoeksvraag scherper proberen te stellen door de vraag te toetsen aan criteria zoals doelgerichtheid, haalbaarheid, onderzoekbaarheid, verantwoording …
De onderzoeksvraag kun je ook in een breder kader situeren: de probleemstelling bij het onderzoek. Volgende elementen kun je daarin opnemen:
Het verhelderen van de probleemstelling kan leiden tot een verscherping van de onderzoeksvraag. Daarbij kan ook een beredeneerde hypothese worden ontwikkeld: een voorlopige stelling waarin leerlingen aangeven wat ze verwachten te vinden in het onderzoek.
Om leerlingen van de derde graad te laten groeien in onderzoekscompetentie gaan ze aan de slag met een geschikt onderwerp dat de nieuwsgierigheid prikkelt. Dat kan op basis van een zelfgekozen of door jou als leraar aangeboden onderwerp.
Leerlingen kunnen hun onderzoeksonderwerp verkennen door zich bijvoorbeeld in te lezen in het onderwerp op basis van een bondige literatuurstudie (artikels, boeken, verslagen, interviews, een bestaande casestudy of enquête, etc.).
Ook op basis van hun observaties en veronderstellingen kunnen leerlingen informatie over een onderwerp verzamelen, bijvoorbeeld door experimenten of teksten te raadplegen en erover in gesprek te gaan. Leerlingen voeren in deze fase een doelgerichte verkenning uit en gaan pas in latere fase aan de slag met een specifieke onderzoeksmethode.
Mogelijke vragen die een verkenning van het onderwerp richting kunnen geven:
Aan de hand van schematische voorstellingen zie je twee voorbeelden van de manier waarop de focusbepaling in een professionele onderzoekscontext kan verlopen. Beide schema’s mag je niet als lineaire stappenplannen opvatten. Een focusbepaling verloopt iteratief, dat wil zeggen dat er stapsgewijs op basis van voortschrijdend inzicht gewerkt wordt waarbij eerdere stappen kunnen worden hernomen.
Onderstaand schema (Schreuder Peters, 2012) toont hoe een proces van inperken en uitwerken van een probleemstelling kan verlopen. De elementen tussen haakjes worden later in het onderzoeksproces uitgewerkt.
Onderstaand schema schetst het proces van eerste idee tot probleemstelling zoals beschreven door Mortelmans (2020)
Leerlingen hoeven geen problemen te onderzoeken die nog niet eerder werden onderzocht. Het is zinvol om aan te geven dat in een wetenschapsdomein onderzoek altijd voortbouwt op eerder onderzoek.
De vragen uit de verkenning van een onderwerp kunnen een aanleiding vormen tot een meer doorgedreven analyse van het probleem. Leerlingen kunnen de aanleiding en de context van het probleem verder verhelderen en achtergrondinformatie verzamelen voor de rapportering in een latere fase. Het resultaat van het onderzoek kan dan de vorm aannemen van een werkstuk, presentatie of onderzoeksverslag. De probleemanalyse kan leiden tot een verscherping van de onderzoeksfocus en relevante deelvragen zichtbaar maken.
Een probleemanalyse kan via gerichte vragen meerdere aspecten omvatten zoals:
In essentie gaat het erom leerlingen bewust te maken van de waarde van diepgang en relevantie in onderzoek. Dat kan hen helpen om kritisch te zijn bij hun keuzes.
Als conclusie van een zelf uitgevoerde (of gedeeltelijk aangereikte) probleemanalyse kunnen leerlingen de onderzoeksfocus verhelderen door zelf een probleemstelling te formuleren. Dat kan de leerling ook helpen om eerder geformuleerde ruwe onderzoeksvragen te verscherpen.
Een goed geformuleerde probleemstelling is bondig en concreet. Ze bestaat uit een beknopte alinea of een zin waarin de context, het probleem en de relevantie duidelijk wordt.
Leerlingen kunnen doorheen de focusbepaling evolueren van een eerste ruwe onderzoeksvraag naar een scherpere vraag. Zo ontdekken leerlingen wat ze precies willen weten, waarom het relevant is en hoe ze het kunnen aanpakken.
Een goede onderzoeksvraag leren formuleren vanuit relevante leerinhouden
Een goede onderzoeksvraag is verankerd, relevant, precies, functioneel en consistent. Hieronder vind je bij elk inhoudelijk criterium een toelichting.
Vormelijk bestaat een goede onderzoeksvraag uit één open vraag. Een meervoudige vraag en een gesloten of ja/nee-vraag zijn dus niet aan de orde. Persoonlijke overtuigingen horen niet thuis in de vraag.
Het kan ook zinvol zijn om leerlingen tijdens de verkenning van een onderzoeksonderwerp te laten nadenken over mogelijke deelvragen die ze eerst moeten beantwoorden om de onderzoeksvraag goed te kunnen formuleren en uiteindelijk te beantwoorden. Zulke deelvragen kunnen wel eerder gesloten zijn een rechttoe rechtaan antwoord krijgen.
Afhankelijk van de aard van een onderzoek kun je verschillende soorten onderzoeksvragen onderscheiden, zoals beschrijvende, vergelijkende, definiërende, evaluatieve of normatieve, verklarende, voorspellende, ontwerpende, probleemoplossende of adviserende vragen.
Leerlingen hoeven de verschillende soorten onderzoeksvragen niet te kennen. Wel is het zinvol om leerlingen inzicht te bieden in de kenmerken van de verschillende soorten vragen en de manier waarop de keuze voor een bepaalde soort vraag mee het doel, de onderzoeksmethode en de complexiteit van een onderzoek bepaalt.
Hieronder vind je een overzicht van verschillende soorten onderzoeksvragen met het bijbehorende doel, mogelijkheden tot formulering en een concreet voorbeeld.
SOORT VRAAG DOEL FORMULERINGEN VOORBEELD Explorerend Een eerste verkenning van een onderwerp om op een flexibele manier kennis of begrip te verkrijgen vanuit verschillende standpunten Wat zijn mogelijke toepassingen van ….? Beschrijvend Kenmerken, situaties of verschijnselen omschrijven op basis van topische vragen; (voor) wie, wat, waar, wanneer, waarvoor, waarom, hoe, welke ...
Wat zijn de kenmerken van online
winkelgedrag bij jongeren?
Wat zijn de kenmerken van het landbouw-systeem in Vietnam? Vergelijkend Overeenkomsten en verschillen onderzoeken tussen situaties, groepen, verschijnselen, systemen, concepten ... Waarin verschilt de klanttevredenheid tussen twee concurrende supermarkten? Definiërend Typeren van een concept, categorie, soort, stadium ... Hoe kunnen we duurzaamheid definiëren? Evaluerend Beoordelen of waarderen van de effectiviteit of wenselijkheid van een bepaalde maatregel, handeling, interventie ... Wat zijn de voor- en nadelen van afstandsonderwijs voor leerlingen van de derde graad? Verklarend Oorzaken en gevolgen, redenen, effecten, impact, beïnvloedende factoren onderzoeken Wat is het effect van de materiaalkeuze op de stabiliteit van een brug? Voorspellend Toekomstige ontwikkelingen, resultaten of uitkomsten onderzoeken Hoe zal iun de komende tien jaar het gebruik van elektrische fietsen ons energieverbruik beïnvloeden? Ontwerpend, probleemoplossend of adviserend Oplossingen, advies, maatregelen, modellen, voorwerpen ... onderzoeken, bedenken, ontwerpen en ontwikkelen Hoe kunnen we jongeren effectief sensibiliseren voor het belang van taalzorg? Toetsend Hypothesen, situaties, uitkomsten testen of vergelijken (aan elkaar aftoetsen) Zijn alle zwanen wit?
Een hypothese is een beredeneerde uitspraak over de mogelijke uitkomst van een onderzoek op basis van onderbouwde veronderstellingen. In een hypothese geef je het verwachte antwoord op de onderzoeksvraag of je voorspelt het resultaat van een onderzoek voordat het heeft plaatsgevonden.
Een hypothese ontwikkelen bij een onderzoeksvraag stimuleert het denkproces over vermoedelijke relaties tussen de betrokken variabelen. Ook als het uiteindelijke resultaat afwijkt van de hypothese levert dat waardevolle informatie op.
Reflecteren over bevestiging of weerlegging van een hypothese kan leiden tot een verdieping van vakinhoudelijke kennis en tot een beter inzicht in de eigenheid van onderzoek en de betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis.
Leren om relevante informatie te verzamelen is belangrijk om op een onderbouwde manier onderzoek te doen. Voordat leerlingen geschikte bronnen voor hun onderzoek kunnen selecteren, moeten ze kritisch naar bronnen kunnen kijken om de kwaliteit ervan op een objectieve manier te beoordelen. Die kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin een bron correct en representatief, betrouwbaar en bruikbaar is.
Tijdens deze fase werken leerlingen actief aan het verwerven van leerplandoelen van het GFL. Mogelijk hebben leerlingen vaardigheden die bij deze leerplandoelen horen elders al aangeboden gekregen. Je kunt hier dan op verder bouwen.
We onderscheiden drie grote groepen geschreven bronnen: populaire bronnen, vakliteratuur, en wetenschappelijke literatuur.
Populaire bronnen zijn:
Voorbeelden van populaire bronnen zijn artikelen in kranten en populaire tijdschriften, informatieve posts op sociale media, blogs op niet-wetenschappelijke websites en -pagina's, podcasts ...
Bij het beoordelen van de kwaliteit van een populaire bron of een populair medium is een extra kritische houding naar de informatiewaarde en de wetenschappelijke onderbouwing belangrijk. Ook binnen populaire bronnen zijn er op dat vlak verschillen, afhankelijk van de deskundigheid van de auteur, het beoogde doelpubliek van de bron en de weergave van de eigen gebruikte bronnen. Goede onderzoeks- of wetsnschapsjournalistiek kan ook bruikbaar zijn.
Vakliteratuur wordt doorgaans uitgegeven door vakorganisaties binnen een specifieke sector. Die organisaties verdedigen de belangen van hun leden en delen informatie met hen.
Vakliteratuur is daardoor meestal:
Voorbeelden van vakliteratuur zijn vaktijdschriften samengesteld en uitgegeven door vakorganisatie, publicaties specifiek gericht op de eigen doelgroep van de organisatie, wetenschappelijke literatuur relevant voor een specifiek vakgebied.
Wetenschappelijke literatuur is:
Hoewel voor onderzoeksdoeleinden geschreven bronnen het meest worden gebruikt, kan het ook relevant zijn andere soorten bronnen te raadplegen. Denk daarbij aan geluidsfragmenten (bijvoorbeeld muziek, interview, podcasts …), beeldfragmenten (bijvoorbeeld video- en filmmateriaal, documentaire … , schilderwerken, …) en artefacten (bijvoorbeeld historisch materiaal, zoals een krant uit de jaren 40).
Als de onderzoeksvraag helder is, kan de leerling op zoek gaan naar betrouwbare bronnen om de onderzoeksvraag deels te beantwoorden.
Zoeken in Elektronische Bibliotheekcatalogi en Databases:
Scannen van een website of -pagina:
Hieronder vind je enkele mogelijkheden om de kwaliteit van een bron kritisch te beoordelen.
De CRAAP-test (Grit & Julsing, 2021) is een mogelijke methode om de kwaliteit van informatiebronnen te evalueren. Het letterwoord CRAAP verwijst naar de Engelse woorden voor de actuele waarde, relevantie, autoriteit, accuraatheid en doel van een bron.
Een andere mogelijk bruikbare methode om kritisch met bronnen te leren omgaan is de HALT-methode, een eerder pragmatische aanpak om de echtheid van informatie op het internet te controleren. Het is een geheugensteuntje om te weten wat je moet doen als je twijfelt over de betrouwbaarheid van een bericht.
Aan de hand van een zo effectief mogelijke onderzoeksmethode kan je een antwoord vinden op een onderzoeksvraag of een passende oplossing ontwikkelen voor een probleemstelling.
Bij het kiezen van een onderzoeksmethode werken leerlingen actief aan het verwerven van de volgende leerplandoelen uit het Gemeenschappelijk funderend leerplan (GFL):
Mogelijk hebben leerlingen vaardigheden die bij deze leerplandoelen horen elders al aangeboden gekregen. Daar kun je dan op verder bouwen.
De selectie van een onderzoeksmethode gebeurt op basis van verschillende selectiecriteria. Zowel de onderzoeksvorm, de onderzoeksvraag als de onderzoeksomgeving en de haalbaarbaarheid bepalen de keuze van de onderzoeksmethode.
De gekozen onderzoeksvorm kan kwalitatief of kwantitatief zijn en wordt mede bepaald door de onderzoeksvraag. Je kunt ook opteren voor een gevalstudie.
In kwantitatief onderzoek worden veel cijfergegevens verzameld. Bij de analyse worden wiskundige technieken gebruikt zoals correlatie- of regressieanalyse. Onderzoekers gaan vaak uit van het principe “meten is weten”.
Voorbeelden van kwantitatief onderzoek: enquête, experiment, kwantitatieve observatie …
Kwalitatief onderzoek is gericht op het verzamelen en analyseren van niet-numerieke gegevens om inzicht te verkrijgen in de werkelijkheid, bijvoorbeeld attitudes, overtuigingen en motivaties van mensen.
De onderzoekers willen inzicht verkrijgen in de betekenis die mensen toekennen aan menselijk gedrag of aan cultuuruitingen. Over het algemeen worden de gegevens open en flexibel verzameld en zijn de data rijk aan details en context.
Kwalitatief onderzoek omvat doorgaans diepte-interviews, focusgroepen, observaties …
Anders dan in kwantitatief of kwalitatief onderzoek gaat het hier over onderzoek bij slechts één onderzoekseenheid. Het kan gaan over onderzoek naar een specifiek onderwerp, zoals een persoon, groep, plaats, gebeurtenis, organisatie of fenomeen.
Via een diepgaande beschrijving wordt gestreefd naar een breed begrip van het onderzoeksonderwerp en de relevante variabelen daarbij. Dataverzameling in een gevalstudie kan kwalitatief en/of kwantitatief zijn.
Ook de aard van de onderzoeksvraag bepaalt mee de onderzoeksmethode. Hieronder vind je een overzicht van mogelijke onderzoeksmethoden op basis van de aard van de onderzoeksvraag. Het overzicht streeft geen volledigheid na.
Methode die vaak gebruikt wordt als eerste onderzoek. Flexibele en brede maar ssystematische gegevensverzameling met het oog op het ontdekken van nieuwe relaties of feiten. Vanuit verschillende gezichtspunten kunnen patronen of thema’s naar voren komen die als leidraad kunnen dienen voor verder onderzoek.
Nadruk op beschrijving van bijvoorbeeld een situatie of verschijnsel met aangeven van belangrijke aspecten en onderlinge relaties. Kan gekoppeld worden aan het opstellen van een conceptueel model dat de onderlinge relaties tussen variabelen beschrijft.
Gelijkenissen en/of verschillen tussen twee of meer situaties, groepen, verschijnselen, systemen, concepten … worden onderzocht. De data over de situaties worden daarom op dezelfde manier gemeten.
Een nieuwe situatie wordt vergeleken met een vorige of andere situatie.
Onderzoek waarbij men nagaat of een theorie of idee klopt door een hypothese (verwachting) te toetsen.
Onderzoek naar kenmerken die veranderd zijn in een nieuwe situatie in vergelijking met een oude situatie. Men wil achterhalen welk mechanisme oorzaak is van de verandering of uitsluiten wat geen oorzaak is.
Vanuit de onderzoeksvorm en de onderzoeksvraag zal je beslissingen kunnen nemen naar de best passende onderzoeksomgeving.
Bij bureauonderzoek blijft de onderzoeker als het ware achter zijn bureau zitten en maakt gebruik van bestaande gestructureerde of ongestructureerde gegevens: literatuur, internet, databases …
Voorbeelden van bureauonderzoek zijn literatuuronderzoek, reviewonderzoek, werken met data die door anderen verzameld werden …
Experimenteel onderzoek maakt gebruik van een ingerichte proefopstelling in een laboratorium. Het kan gaan om een chemisch laboratorium, een engineering-labo (waarbij bijvoorbeeld een motor wordt bestudeerd) of een opstelling voor psychologisch onderzoek
De omstandigheden van het onderzoek kunnen beter gecontroleerd worden dan in een veldsituatie.
Voorbeelden van experimenteel onderzoek in een lab zijn vormen van experimenteel onderzoek, materiaalonderzoek …
Bij simulatie wordt een deel van de werkelijkheid in een model voorgesteld. Dit model kan voorgesteld worden in 2D of 3D (bijvoorbeeld een prototype), kan weergegeven worden als een wiskundige formule of gerepresenteerd worden in een computerprogramma.
Experimenten kunnen uitgevoerd worden in een nagebootste werkelijkheid. Dat is vaak veiliger en goedkoper dan ingrijpen in de werkelijkheid zelf.
Voorbeelden van simulatieonderzoek zijn vormen van ontwerponderzoek, vormen van experimenteel onderzoek …
Veldonderzoek is een methode om ruwe gegevens te verzamelen buiten het laboratorium, de bibliotheek of de gebruikelijke werkplek. Mensen, dieren of fenomenen worden geobserveerd in hun natuurlijke omgeving om een dieper inzicht te krijgen in hun gedrag, sociale interacties en de dynamiek van de omgeving.
Voorbeelden van veldonderzoek zijn observaties, actieonderzoek praktijkonderzoek …
Diverse haalbaarheidsoverwegingen bepalen de keuze van onderzoeksmethode: begrenzing van het onderzoek, informatiebeschikbaarheid, technische en organisatorische haalbaarheid, financiële haalbaarheid, beschikbare tijd …
Een zorgvuldige overweging van die factoren draagt bij tot een passende keuze van een onderzoeksmethode.
Door een aantal gerichte keuzes te maken op basis van selectiecriteria zoals onderzoeksvorm, aard van de onderzoeksvraag, onderzoeksomgeving en haalbaarheid kun je een passende onderzoeksmethode bepalen.
Onderstaande ‘onderzoekskubus’ (Van der Zee, F., 2023) is een model om een onderzoek te typeren op basis van drie assen. Je kan de drie assen ook zien als keuzecriteria bij het selecteren van een onderzoeksmethode:
Onderstaand overzicht laat een ruime waaier aan mogelijke onderzoeksmethoden zien die een rol kunnen spelen in één of meerdere vakken.
Het overzicht streeft geen volledigheid na en geeft aan dat elk vak kan gelinkt worden aan minstens één onderzoeksmethode.
Het overzicht kan inspirerend zijn om soorten vragen en problemen te vinden én de link te leggen met passende onderzoeksmethoden.
Vaak worden elementen gecombineerd: zo kan een observatie als dataverzamelingsmethode deel uitmaken van een experimenteel onderzoek.
De mogelijkheden werden alfabetisch geordend.
Onderzoeksmethode of
dataverzamelingsinstrumentOmschrijving Actieonderzoek
In een actieonderzoek zoekt de onderzoeker naar mogelijkheden voor sociale verandering en neemt daarbij deel aan het proces.
Door verandering tot stand te brengen, kan een beter inzicht ontstaan. Uitspraken moeten empirisch toetsbaar zijn en in een bruikbare theorie passen Artistiek onderzoek
(Onderzoek op de KABJ, sd)
en ontwerponderzoek
Artistiek onderzoek kan meerdere vormen aannemen: Bewijs opstellen De opsteller van het bewijs toont aan de hand van formele regels aan dat een bepaalde stelling waar is. Om het bewijs te verkrijgen worden de regels van deductie van de logica gebruikt. Een bewijs wordt dus niet vanuit inductie of empirische waarneming opgebouwd. Delphi-studie De onderzoeker bevraagt een groep zorgvuldig gekozen experten in meerdere vragenronde over een onderwerp waarover geen consensus bestaat. Door de vragenrondes heen probeert de onderzoeker tot een uiteindelijk eensgezind antwoord te komen. Enquête De onderzoeker legt eenzelfde vragenlijst voor aan een grote groep. Het doel is om antwoorden te verkrijgen op dezelfde vragen in dezelfde volgorde van verschillende individuen.
Evidence based onderzoek
(Migchelbrink, 2016)De onderzoeker wil een bepaalde praktijk (bijvoorbeeld in de verpleegkunde) verbeteren op basis van de meest recente gegevens uit de wetenschappelijke literatuur, de eigen praktijk en voorkeuren van actoren die betrokken zijn bij de praktijk (bijvoorbeeld patiënten). Experimenteel onderzoek De onderzoeker test een hypothese door de invloed van onafhankelijke en afhankelijke variabelen te meten. Het doel is om een verband (correlatie, oorzakelijk, statistisch) tussen deze variabelen te ontdekken. Focusgroep De onderzoeker wil meningen en ideeën achterhalen over een thema’s. Focusgroepen zijn bijeenkomsten van zeven tot tien deelnemers die onder leiding van een gespreksleider een gestructureerd en interactief gesprek voeren over een specifiek onderwerp
Gerandomiseerd onderzoek
met controlegroep (RCT)De onderzoeker vergelijkt een behandeling of interventie met een vergelijkbare groep proefpersonen, -dieren of planten (controlegroep). Het lot bepaalt de samenstelling van de steekproef. Variabelen worden gecontroleerd of constant gehouden. Hermeneutische interpretatie De onderzoeker wil de betekenis van een cultuuruiting (tekst, schilderij, historisch document …) en de intenties van de auteurs verhelderen aan de hand van een cyclisch proces van interpretatie: de betekenis van een geheel kan worden begrepen door de individuele delen te analyseren. Tegelijkertijd krijgen deze delen pas echt betekenis in de context van het geheel. Inhoudsanalyse van tekst- of beeldmateriaal De onderzoeker analyseert tekst- of beeldmateriaal: bijvoorbeeld communicatieve effecten, onderzoek van motieven of voorwaarden bij het ontstaan van het materiaal … (methode uit de empirische sociale wetenschappen). Interventie De onderzoeker wijzigt opzettelijk condities om gevolgen van de interventie te beschrijven. Deze aanpak staat tegenover observationeel onderzoek waar de onderzoeker de bestaande situatie niet zal veranderen, maar enkel beschrijven en vastleggen. Interview De onderzoeker interviewt een respondent om diepgaande en gedetailleerde informatie te verkrijgen over specifieke onderwerpen. Interviews kunnen variëren van zeer gestructureerd, met vooraf opgestelde vragen, tot open en ongestructureerd, waarbij het gesprek spontaan verloopt. Literatuuronderzoek De onderzoeker bespreekt op kritische wijze relevante kennis over het onderwerp of de probleemstelling op basis van verschillende wetenschappelijke literatuurgegevens. Longitudinaal onderzoek De onderzoeker verricht herhaaldelijk en steeds op dezelfde manier metingen om een ontwikkeling of trend te onderzoeken.
Narratief onderzoek
(Migchelbrink, 2016)De onderzoeker wil levenservaringen, ideeën of ‘stilzwijgende kennis’ (tacit knowledge) en ‘belichaamde kennis’ (embodied knowledge) beter begrijpen op basis van verhalen van ervaringsdeskundigen uit het eigen leven op basis van grondige open interviews. Observatie De onderzoeker legt specifieke kenmerken van een individu, groep of omgeving vast door observatie. In observationeel onderzoek grijpt de onderzoeker niet in en worden alleen waarnemingen of metingen verricht in bestaande situaties.
Praktijkonderzoek
(van der Donk & van Landen, 2016)
(Migchelbrink, 2016)De onderzoeker probeert als professional op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden te verkrijgen op vragen die ontstaan in de eigen beroepspraktijk, gericht op verbetering van deze praktijk. Het gaat vaak over het ontsluiten van ervaringen, situationele kennis, stilzwijgende kennis en belichaamde kennis
Responsief onderzoek
(Migchelbrink, 2016)
(Hensen, 2011)De onderzoeker gaat een gezamenlijk zoekproces met belanghebbenden aan naar ervaringen, perspectieven en waarden met betrekking tot hun situatie of het handelen in hun situatie. De onderzoeker is een partner die de belanghebbenden ook betrekt bij het verloop van het onderzoek. Relevante onderwerpen worden in kaart gebracht via gesprekken, participatieve observaties en diepte-interviews.
De interpretatie van het resultaat in relatie tot de initiële focus van het onderzoek is een cruciale fase in de onderzoekscyclus. Het gaat er in deze fase om de resultaten van de analyse te begrijpen en er betekenis aan te geven in relatie tot het oorspronkelijke onderzoeksopzet.
Bij de interpretatie van de resultaten is het belangrijk dat leerlingen een kritische en objectieve houding leren aannemen en dat ze nauwkeurigheid nastreven vanuit een planmatige aanpak.
Voor een goed begrip van de onderzoeksresultaten is het belangrijk om data op een duidelijke, systematische en visuele manier te presenteren. Zo kunnen grafieken verheldering bieden bij gegevens die werden verzameld in een tabel.
Door gebruik te maken van rekenbladen kun je data op verschillende manieren grafisch weergeven in bijvoorbeeld een lijngrafiek, een staafdiagram of sectordiagram. Die grafieken helpen om trends, patronen en uitschieters in de data zichtbaar te maken. Dat vereenvoudigt de interpretatie van data.
Enkele voorbeelden van programma’s en applicaties om data overzichtelijk voor te stellen zijn Excel, SPSS, R, Socrative en Mentimeter …
Kwalitatieve data kunnen worden gevisualiseerd in woordenwolken, boomstructuren, citaten van respondenten … Door middel van kleuren of objectiveerbare categorieën kunnen deze data bijvoorbeeld ook worden opgenomen in een tabel of worden weergegeven in een grafiek.
Bij de beoordeling van de verkregen data is het belangrijk om te bepalen wat relevant is voor de vooropgestelde onderzoeksvraag of hypothese. De volgende vragen kunnen leerlingen daarbij helpen:
Het type verzamelde data bepaalt de dataverwerking.
Kwalitatieve data (woorden, interviewgegevens, literatuuronderzoek):
Kwantitatieve data (cijfergegevens):
Je laat leerlingen nadenken over de link tussen de verkregen data en een mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag. Het is belangrijk dat er een duidelijke en transparante link wordt gelegd. Zo kun je de kwaliteit van het onderzoek juist inschatten (zie kwaliteitscriteria voor goed onderzoek).
De conclusie vormt het sluitstuk van een onderzoek. Ze vat de belangrijkste bevindingen en resultaten op een heldere en precieze manier samen.
De analyse van de onderzoeksgegevens en de daaruit volgende onderzoeksresultaten vormen de bouwstenen van een conclusie.
Om een conclusie te kunnen formuleren leren de leerlingen een kort en bondig antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag of probleemstelling. Daardoor ontstaat er meer inzicht in het onderzoeksprobleem.
Een kritische houding tegenover de getrokken conclusie is belangrijk om logische en aanvaardbare resultaten te bekomen.
Het antwoord op de onderzoeksvraag of probleemstelling is het sluitstuk van het onderzoek en een geschikt moment om terug te blikken op het verloop van het onderzoek.
Je kunt leerlingen ondersteunen vanuit onderstaande vragen:
Leerlingen analyseren verzamelde gegevens en vanuit deze veelheid aan resultaten trekken zij geldige en valide conclusies.
Een duidelijke link tussen conclusies en onderzoeksresultaten is belangrijk. De conclusie omvat een interpretatie of mogelijke verklaring van de resultaten.
Ter verduidelijking kun je leerlingen fragmenten van de dataverzameling laten toevoegen (bijvoorbeeld een letterlijke uitspraak van een respondent uit een interview).
Leerlingen kunnen ook gevonden resultaten vergelijken met eerdere resultaten en bijvoorbeeld reflecteren op de overeenkomsten en verschillen, en mogelijke verklaringen voor de verschillen.
De onderzoeker reflecteert voortdurend op het eigen proces en evalueert het. Waar liep het fout en wat ging er goed? Onderzoek is nooit perfect.
Als je leerlingen kritisch laat terugblikken op hun onderzoek, kunnen ze elementen ontdekken die voor verbetering vatbaar zijn (bijvoorbeeld een te lage respons, onderzoeksvraag onvoldoende afgebakend, validiteit van het onderzoek is te laag).
Vanuit de discussie en de evaluatie kun je leerlingen aanbevelingen laten formuleren voor verder onderzoek. Dit kan dan de start zijn van een nieuwe onderzoekscyclus.
Nu leerlingen beschikken over onderzoeksresultaten en zij ook een antwoord op de probleemstelling formuleerden of aanbevelingen opstelden, gaan ze in deze fase hun kennis en inzichten delen met anderen. Je kunt als leraar de rapportering op verschillende manieren laten verlopen. Zo kun je leerlingen:
Let wel: het is de bedoeling dat leerlingen doelgericht kennismaken met de verschillende fasen en aspecten onderzoek doen. Ook de rapportering past daarbij. Een té uitgebreide rapportage gaat voorbij aan de betekenis van leerplandoel onderzoekscompetentie.
Onderzoek en onderzoeksresultaten kunnen worden voorgesteld op verschillende manieren. Voor elke rapporteringsvorm gelden weliswaar enkele basisprincipes.
De keuze van de strategie hangt deels af van de voorkeur, de stijl en de ervaring van de auteur van de rapportering. Het resultaat hoeft niet onmiddellijk perfect te zijn en zal sowieso nog herwerking vragen. Het belangrijkste is om eraan te beginnen...
Afhankelijk van het onderzoek levert een onderzoekscyclus onder andere beleidsaanbevelingen, nieuwe inzichten of mogelijke oplossingen op. Het is belangrijk om altijd over die bevindingen van het onderzoek te rapporteren. En dat kan op verschillende manieren.
In een onderzoeksrapport komen de verschillende fasen van het onderzoek aan bod. Het rapport beschrijft het onderzoek helder en concreet zodat andere onderzoekers de kwaliteit van het onderzoek kunnen beoordelen en het mogelijk kunnen overdoen (zie ook kwaliteitscriteria van goed onderzoek).
Ook is er in een onderzoeksrapport aandacht voor de chronologie van het onderzoek. De verschillende fasen van de onderzoekscyclus komen aan bod.
Een wetenschappelijke poster vat de belangrijkste informatie uit een onderzoek samen. Een poster heeft een A1 of A0 formaat. Je kunt een posterbeurs organiseren waarbij de leerlingen meer info geven aan geïnteresseerden.
Tips om de leesbaarheid van de poster te verhogen:
In een mondelinge presentatie rapporteert de leerling mondeling zijn onderzoek aan de hand van een PowerpointPresentatie, een Prezi, een Canva, piktochart … Mogelijk zijn er in je school afspraken of leerlijnen doorheen 1ste, 2de en 3de graad gemaakt over presentaties en kan je daarop verder bouwen.
Een presentatie van een onderzoek verloopt volgens dezelfde structuur als een onderzoeksrapport. Bij een goede presentatie is de visuele presentatie niet meer dan de ondersteuning van het verhaal. Een duidelijke structuur activeert de betrokkenheid van het publiek.
Een mondelinge presentatie van een onderzoek kan ook de vorm aannemen van een short talk, waarin de onderzoeker de essentie van zijn onderzoek weergeeft en vervolgens vragen beantwoordt vanuit het publiek.
Nieuw onderzoek start vaak bij de kennis die andere personen gegenereerd en beschikbaar hebben gesteld. Door de onderzoekscyclus heen lezen leerlingen andere bronnen en integreren ze de ontwikkelde kennis.
Het is belangrijk om als leraar aandacht te besteden aan het gevaar van plagiaat. Dat kan door leerlingen correct te laten refereren en de bronnen te laten vermelden, zodat anderen de bron met de oorspronkelijke informatie ook kunnen raadplegen.
Er zijn verschillende manieren om aan de hand van bronvermelding te refereren naar gebruikte bronnen. Refereren volgens APA (American Psychological Association) komt vaak voor, maar andere systemen zoals MLA, Chicago, Harvard en Vancouver zijn ook mogelijk.
In een professionele context bepaalt het wetenschapsdomein, het tijdschrift waarin gepubliceerd wordt, de organisatie (hogeschool of universiteit) de wijze van bronvermelding.
Elk systeem van bronvermelding werkt volgens eigen strikte regels. In een onderzoeksrapport is een consequent gebruik nodig.
De meest recente richtlijnen voor het refereren via de verschillende systemen zijn online terug te vinden. Hieronder enkele informatiekanalen:
Om op een snelle, efficiënte en correcte manier bronvermeldingen en referenties in een tekst op te nemen, zijn er generatoren waar je leerlingen mee kan leren werken. Zo zit er in Word een gratis generator waar verschillende referentiestijlen beschikbaar zijn. Online kan je veel referentie-generatoren, gratis en betalend, terugvinden (bv. Endnote, Cite this for me, Citation machine, Scribbr, Mendelae…).
De keuzes van de school voor de organisatie en aanpak van de onderzoekscompetentie en de daarbij behorende leerlijnen beïnvloeden de manier waarop je als leraar de leerlingen begeleidt in hun leerproces door de verschillende fasen van de onderzoekscyclus heen.
Die begeleiding richt zich er het best op leerlingen door de onderzoekcyclus heen te laten groeien in autonomie, zodat ze steeds zelfstandiger en zelfsturender de onderzoeksvaardigheden leren beheersen. Die aanpak sluit aan bij het leerplandoel in het Gemeenschappelijk funderend leerplan (GFL) over de verwerving van (meta)cognitieve leer- en regulatiestrategieën: LPD 26 De leerlingen zetten (meta)cognitieve leer- en regulatiestrategieën in om zich leerinhouden eigen te maken.
Relevante Informatie en tips over de manieren waarop je leerlingen kunt leren om bijvoorbeeld hun werk te plannen, haalbaar te timen en rekening te houden met benodigde materialen, en welke rol je daarin als leraar kunt aannemen, vind je in de wenken bij het leerplandoel.
Op de pedagogisch-didactische themapagina Leren leren vind je leerfiches die je als leraar kunt inzetten in je lessen om leerlingen leer- en regulatiestrategieën aan te leren, zodat ze leren hoe ze hun leerproces steeds meer in eigen handen kunnen nemen.
Onderstaand overzicht toont mogelijke acties die je als leraar kunt ondernemen om de leerlingen effectief te begeleiden in dat leerproces. Het overzicht vormt een specifieke aanvulling op de aanbevelingen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen in de context van effectieve didactiek.
Het overzicht met mogelijke begeleidingsacties sluit aan op het kader van zowel effectieve didactiek als de leerfiches, maar streeft geen volledigheid na. Ook suggesties voor begeleidingsacties bij de fase van rapportering werden gemakkelijkheidshalve in dit overzicht opgenomen.
Onderzoeksfase Mogelijke begeleidingsacties Focusbepaling Selectie en beoordeling van bronnen Selectie van een onderzoeksmethode Interpretatie van het resultaat in relatie tot de initiële focus Formulering van een conclusie Rapportering
Onderzoeksvaardigheden komen niet alleen in de 3de graad aan bod. In de 1ste en 2de graad worden al meerdere deelvaardigheden aangeleerd via leerplandoelen in andere leerplannen en in het gemeenschappelijk funderend leerplan (GFL).
Zo bevat het GFL doelen die gericht zijn op informatievaardigheid en leercompetentie. Het is zinvol om binnen de school na te gaan waar er in de verschillende leerplannen en in het GFL gewerkt wordt aan deelfacetten van de onderzoeksvaardigheid. Leerlingen komen in de 3de graad met deze voorkennis en hierop kan verder worden gebouwd. Zo ontstaat er over de jaren heen een opbouwende leerlijn.
In de verschillende secties van deze themapagina wordt verwezen naar leerplandoelen in het GFL die relevant zijn voor de verwerving van onderzoeksvaardigheden. Hieronder vind je ze samen in een beknopt overzicht.
Onderzoekscyclus algemeen LPD 10 De leerlingen genereren creatieve ideeën om een probleem op te lossen en bespreken de uitvoerbaarheid ervan aan de hand van criteria. LPD 27 De leerlingen reflecteren cyclisch, vakoverschrijdend en vakspecifiek over het eigen leerproces en sturen het op basis daarvan doelgericht bij. Selectie en beoordeling van bronnen LPD 21 De leerlingen zoeken doelgericht informatie in diverse bronnen LPD 22 De leerlingen beoordelen doelgericht informatie op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid bij het lezen en luisteren. Selectie onderzoeksmethode LPD 10 De leerlingen genereren creatieve ideeën om een probleem op te lossen en bespreken de uitvoerbaarheid ervan aan de hand van criteria. LPD 23 De leerlingen verwerken informatie op een kritische en systematische manier. Begeleiding door leraren LPD 26 De leerlingen zetten (meta)cognitieve leer- en regulatiestrategieën in om zich leerinhouden eigen te maken Aanzet tot verantwoord gebruik van artificiële intelligentie LPD 17 De leerlingen gebruiken doelgericht functionaliteiten van toepassingen om digitale inhouden te creëren LPD 19 De leerlingen respecteren ethische, sociale en legale regels in hun omgang met digitale technologie
Abbadia, J. (2023, oktober 25). Voorbeelden van verkennende onderzoeksvragen. Opgeroepen op juli 2, 2024, van Mind the Graph: https://mindthegraph.com/blog/nl/voorbeelden-van-exploratieve-onderzoeksvragen/
Bath, A. (sd). Beschrijvend onderzoek: Definitie, kenmerken, methode + voorbeelden. Opgeroepen op juli 2, 2024, van QuestionPro: https://www.questionpro.com/blog/nl/beschrijvend-onderzoek/
Bronnen evalueren. (sd). Opgeroepen op juli 2, 2024, van Universiteit Utrecht: https://www.uu.nl/universiteitsbibliotheek/hulp-bij-zoeken/zoekstrategie/bronnen-evalueren
Grit, R., & Julsing, M. (2021). Zo doe je een onderzoek. Groningen/Utrecht: Noordhoff Uitgevers.
Hensen, J. (2011). Responsief-constructivistisch onderzoek 'Het zit in de familie'. Tijdschrift voor orthopedagogiek, pp. 621-632.
Hoe check je online informatie. (sd). Opgeroepen op september 26, 2024, van unesco-vlaanderen.be: https://www.unesco-vlaanderen.be/media/6945/download/HALT-methode.pdf?v=1&inline=1
Hoe factcheck je zelf met de HALT-methode. (2022, augustus 26). Opgeroepen op juli 2, 2024, van Mediawijs: https://www.mediawijs.be/nl/artikels/factcheck-halt-methode
Huysman, A. (2023, mei 5). factcheck.vlaanderen/factcheck/tips-om-wetenschappelijke-papers-te-beoordelen. Opgeroepen op mei 13, 2024, van factcheck.vlaanderen: https://factcheck.vlaanderen/factcheck/tips-om-wetenschappelijke-papers-te-beoordelen
Katholiek onderwijs Vlaanderen. (2019, november 7). Goed onderwijs - krachtige leeromgeving. Opgeroepen op juli 2, 2024, van pro.katholiekonderwijs.vlaanderen: https://pro.katholiekonderwijs.vlaanderen/vademecum-zorg-en-kansen/krachtige-leeromgeving
Merkus, J. (2021, augustus 5). Een onderzoeksopzet of onderzoeksplan opstellen (voorbeelden). Opgeroepen op juli 2, 2024, van Scribbr: https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/onderzoeksopzet/
Migchelbrink, F. (2016). Handboek praktijkgericht onderzoek: zorg, welzijn, wonen en werken. Amsterdam: SWP.
Onderzoek op de KABK. (sd). Opgeroepen op juli 1, 2024, van KABK.nl: https://www.kabk.nl/onderzoek
Puttevils, T. (sd). Opgeroepen op mei 5, 2024, van Kijkwijzer redeneren over bronnen: https://www.vvlg.be/images/Bewerkbare_kijkwijzer.pdf
Schreuders, P. (2012). Methoden & Technieken van onderzoek: Principes en Praktijk. Den Haag: Sdu.
Smits, L. (2020). De Nederlandse APA-regels: Gebaseerd op de zevende editie (2019) van de officiële APA Publication Manual. Opgehaald van https://www.scribbr.nl/handleiding-apa-regels/
Soldera, B. (2021, augustus 29). Wetenschappelijke posters - Alles wat je moet weten om het geweldig te maken! Opgeroepen op juli 2, 2024, van mindthegraph.com
Tang, P. (2024, mei 21). Zeven tips voor wetenschappelijk schrijven. Opgeroepen op juni 23, 2024, van Nemo Kenislink: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/zeven-tips-voor-wetenschappelijk-schrijven/
Tips voor het vinden van wetenschappelijke bronnen voor je scriptie. (sd). Opgeroepen op juli 2, 2024, van Studielab: https://www.studielab.nl/5-tips-voor-het-vinden-van-wetenschappelijke-bronnen-voor-je-scriptie/
Van den Berghe, M. (2014). O zo! : onderzoeken doe je zo. Mechelen: Plantyn.
van der Donk, C., & van Lanen, B. (2016). Praktijkonderzoek in de school (3e ed.). Bussum: Coutinho.
van Schadewijk, L. (2022). Onderzoek op KABK. Opgeroepen op juli 2, 2024, van Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten: https://www.kabk.nl/onderzoek/visie-op-onderzoek#content
Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken (5e ed.). Den Haag, Nederland: Boom Lemma.
Werkgroep onderzoekscompetentie. (2010, april 22). Werken aan de onderzoekscompetentie in het ASO. Brussel-Mechelen: Diocesane pedagogische begeleiding secundair onderwijs.
Wientjes, H., & Veenhoven, J. (2022). Eureka! Didactiek voor het leren onderzoeken in vwo en havo. Utrecht: Universiteit Utrecht.