Je LOC moet minimaal uit vier leden bestaan en mag maximaal 16 leden tellen. Dat betekent dat elke geleding minimaal twee leden moet tellen en maximaal acht. Het precieze aantal leden hangt af van het aantal personeelsleden in je instelling (art. 14, § 2 LOC-decreet).
Aantal personeelsleden Aantal mandaten per geleding 2 tot 25 2 26 tot 50 3 51 tot 75 4 76 tot 100 5 101 tot 125 6 126 tot 150 7 vanaf 151 8
Uit de bepaling van artikel 14 volgt dat je LOC niet (meer) rechtsgeldig samengesteld is en dus niet (meer) kan functioneren als er maar één vertegenwoordiger van het personeel zou zijn of overblijven.
Meer mandaten voorzien dan het aantal dat voorzien is in het LOC-decreet kan nooit, dus bijvoorbeeld ook niet als er meer dan acht vakbondsafgevaardigden automatisch (‘van rechtswege’) in aanmerking komen om vanuit het LOC van een instelling zitting te hebben in een gemeenschappelijk LOC.
Minder mandaten voorzien mag, indien de vakbondsafgevaardigden dit onderling overeenkomen (art. 15, § 1 LOC-decreet). Het is aangewezen dat ze dit voor de oprichting of hersamenstelling van het LOC melden aan het bestuur. De gemaakte overeenkomst is bindend voor de duur van het LOC-mandaat.
Het is belangrijk dat je bestuur voor ogen houdt dat beide geledingen altijd gelijk in aantal (“paritair”) moeten zijn (art. 14, § 1 LOC-decreet), dat je als bestuur dus even veel personen naar het LOC moet afvaardigen als er vertegenwoordigers van het personeel zijn. Dat heeft onder andere tot gevolg dat je de bestuursdelegatie zult moeten verkleinen als er in de loop van het LOC-mandaat een vertegenwoordiger van het personeel zou wegvallen en niet vervangen zou worden.
De decreetgever heeft ook bepaald dat er evenveel opvolgers als permanente leden moeten zijn (art. 15, § 2 LOC-decreet). In de feiten kan aan die verplichting soms niet voldaan worden bij gebrek aan kandidaten.
Het LOC-decreet voorziet niet in de vervanging van een effectief lid dat verhinderd is om aan een LOC-vergadering deel te nemen. Een opvolger kan dus niet de plaats innemen van een verontschuldigd effectief lid. Van de effectieve leden verwacht de decreetgever namelijk dat ze ook daadwerkelijk hun mandaat uitoefenen en dus op de LOC-vergaderingen aanwezig zijn. Een regeling met opvolgers die verhinderde effectieven zouden kunnen vervangen, zou volgens de decreetgever de goede werking van het LOC verstoren (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 5).
Het LOC-decreet zegt niet wie allemaal als personeelslid beschouwd moet worden. Het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs beschouwt elke persoon die op 15 september een arbeidsovereenkomst heeft met het bestuur als een personeelslid van de school. Het statuut, het ambt, het volume van tewerkstelling of de administratieve stand zijn daarbij niet van belang; dus ook MVD-personeel, personeelsleden die op de teldatum geen effectieve prestaties leveren en interimarissen moet je mee in rekening brengen.
De enigen die niet je niet moet meetellen, zijn personeelsleden die genieten van een terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen. Hoewel die personen strikt genomen nog een overeenkomst hebben met het schoolbestuur, hebben ze geen recht meer op tewerkstelling bij dat instellingsbestuur.
Een personeelslid dat in meerdere instellingen van eenzelfde bestuur werkzaam is, moet je in elk van die instellingen in rekening brengen voor de berekening van het aantal mandaten in die onderscheiden LOC's. Als je kiest voor een eengemaakt LOC moet je die personeelsleden natuurlijk maar eenmaal tellen; dit is in 1995 zo afgesproken in het Centraal Paritair Comité.
Beide geledingen mogen zich laten bijstaan door technisch adviseurs. In uitvoering van artikel 24, § 1, 11° van het LOC-decreet zijn in het model van huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs enkele bepalingen opgenomen die de bijstand van die personen regelen (art. 12 model van huishoudelijk reglement). Die adviseurs hebben natuurlijk geen stemrecht.
De hersamenstelling van je LOC moet om de vier jaar gebeuren want een LOC-mandaat is beperkt tot die termijn (art. 20 LOC-decreet).
Dit betekent eveneens dat na de hersamenstelling ook alle gemaakte afspraken herbekeken moeten worden:
In principe is ieder personeelslid van je instelling verkiesbaar voor je LOC (art. 18, § 1 LOC-decreet). Het statuut, het ambt, het volume van tewerkstelling of de administratieve toestand zijn daarbij niet van belang.
Maar op dit principe zijn er drie uitzonderingen:
Maar op dit principe zijn er twee uitzonderingen. De preventieadviseur en de vertrouwenspersoon zijn niet verkiesbaar omdat ze op basis van federale wetgeving nooit lid kunnen zijn van de werkgevers- of werknemersvertegenwoordiging van de instelling waarvoor ze werken (art. 57 Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk).
De kandidaten moeten wel voorgedragen worden door een erkende onderwijsvakbond (art. 18, § 2 LOC-decreet). Met die bepaling heeft de Vlaamse decreetgever zich ingeschreven in het Belgisch overlegmodel waarin het sociaal overleg gevoerd wordt door de werkgevers en de vakbonden. In de toelichting bij het LOC-decreet heeft de decreetgever die bepaling gemilderd door te stellen dat ze niet betekent dat de kandidaten aangesloten moeten zijn bij een vakbond (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 6), maar in de praktijk dragen de vakbonden enkel personeelsleden voor die bij hen aangesloten zijn.
Voor de vertegenwoordigers van het bestuur in je LOC volstaat het dat ze bevoegd zijn om in naam van het bestuursorgaan beslissingen te nemen (art. 16, 1ste lid LOC-decreet). Hun mandatering moet opgenomen worden in de notulen van een vergadering van het bestuursorgaan.
De enige die niet namens het bestuur in het LOC van zijn eigen school mag zetelen, is de directeur (art. 16, 2de lid LOC-decreet). Die bepaling geldt enkel in het basisonderwijs en is ingevoerd omdat men vond dat de directeur anders in de ‘ondoenbare’ rol van rechter en partij gedrongen zou worden (MvT, Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 5). Uit de aangehaalde motivering is af te leiden dat een directeur wel namens het bestuur kan zetelen in het LOC van een andere kleuter-, lagere of basisschool.
De lijst van effectieve vertegenwoordigers van het bestuur en van hun opvolgers wordt het best geacteerd in het verslag van de installatievergadering van het nieuw samengestelde LOC.
Het LOC-mandaat van de effectieve leden start op de LOC-vergadering die volgt op de hersamenstelling van je LOC. Die regeling is niet decretaal vastgelegd maar is overeengekomen in het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs en vastgelegd in artikel 5 van het model van huishoudelijk reglement.
Het LOC-mandaat van de vakbondsafgevaardigden die geen zitting hebben in het LOC en van de kandidaten die niet verkozen geraakten, start maar op het ogenblik dat ze een effectief lid van het LOC dat voortijdig zijn mandaat beëindigt, opvolgen.
Om welke redenen kan een LOC-mandaat voortijdig eindigen en wat zijn de gevolgen?
Een LOC-mandaat duurt in principe vier jaar (art. 20 LOC-decreet) maar in drie gevallen eindigt het voortijdig:
Wat een onverenigbaarheid kan zijn, laat de decreetgever in het midden. Hij heeft alleen bepaald dat bij betwisting het Centraal Paritair Comité beslist en dat in afwachting van de uitspraak, de betrokken persoon lid van het LOC blijft (art. 21, § 2 LOC-decreet). Ieder LOC moet de onverenigbaarheden daarom opnemen in zijn huishoudelijk reglement.
Het model van huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs bevat geen bepaling over mogelijke onverenigbaarheden omdat het Comité oordeelde dat er daartoe geen aanleiding was (2.1 Toelichting bij het model van huishoudelijk reglement). Het kan natuurlijk zijn dat er in je instelling ondertussen een eigen huishoudelijk LOC-reglement bestaat waarin wel bepalingen over onverenigbaarheden opgenomen zijn.
Alleszins heeft het Centraal Paritair Comité het laatste woord als er een betwisting over een onverenigbaarheid bestaat (art. 21, § 2 LOC-decreet).
Omdat de gevolgen van een voortijdige stopzetting van een mandaat niet geregeld zijn in het LOC-decreet, zijn daarover afspraken gemaakt in artikel 4 van het model van huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs:
Het kan natuurlijk zijn dat er in je instelling ondertussen een eigen huishoudelijk LOC-reglement met een andere regeling afgesproken is.
Tussentijdse verkiezingen kunnen vermeden worden indien de resterende afgevaardigden van het personeel onderling overeenkomen om voor de resterende duur van het LOC-mandaat het met minder mandaten te stellen (art. 15, § 1 LOC-decreet). Om de opgelegde pariteit tussen de geledingen te herstellen (art. 14, § 1 LOC-decreet), zal de afvaardiging van het bestuur in dit geval dan ook in overeenstemming gebracht moeten worden.
Je LOC moet evenveel opvolgers als effectieve leden tellen (art. 15, § 2 LOC-decreet). In de feiten kan aan die verplichting soms niet voldaan worden bij gebrek aan kandidaten.
Een opvolger kan zijn mandaat slechts opnemen nadat het mandaat van een effectief lid voortijdig beëindigd is. Een effectief lid dat verhinderd is om aan een LOC-vergadering deel te nemen, kan zich dus niet door een opvolger laten vervangen. Van de effectieve leden verwacht de decreetgever namelijk dat ze ook daadwerkelijk hun mandaat uitoefenen en dus op de LOC-vergaderingen aanwezig zijn. Een regeling met opvolgers die verhinderde effectieven zouden kunnen vervangen, zou volgens de decreetgever de goede werking van het LOC verstoren (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 5).
De regeling voor de opvolgers geldt natuurlijk zowel voor de vertegenwoordiging van het bestuur als voor de vertegenwoordiging van het personeel.
Hoe kun je nagaan of een vakbond effectief tien procent van de personeelsleden van je instelling vertegenwoordigt?
Enkel die vakbondsafgevaardigden hebben automatisch zitting in je LOC die behoren tot een vakbond die minstens tien procent van je personeel vertegenwoordigt (art. 17, § 1 LOC-decreet). De betrokken vakbond moet zijn vertegenwoordiging kunnen bewijzen aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité (art. 17, § 1, 2de lid LOC-decreet).
Indien er toch betwisting zou zijn, is in het Centraal Paritair Comité de volgende procedure overeengekomen:
Als er een LOC opgericht wordt voor meer dan één instelling, wordt er een personeelslijst bezorgd met de namen van alle personeelsleden van die "entiteit". Die lijst moet dan ondertekend worden door de vakbondsafgevaardigden van de betrokken scholen.
Bij betwistingen over een facet van de procedure kan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité stukken opvragen.