Hoe bouw jij als leraar een ontwikkelingsgerichte krachtige leeromgeving uit voor jouw leerlingen?
Werken aan de ontplooiing van ieder kind, vanuit een brede zorg komt tot stand binnen een krachtige leeromgeving. Het schema Ontwerpen van een krachtige leeromgeving met Zin in leren! Zin in leven!: zo doe je dat ondersteunt je in het gericht werken aan die krachtige leeromgeving voor elk kind.
Het schema visualiseert de zes stappen die je als leraar of schoolteam doorloopt bij het ontwerpen van krachtige leeromgevingen: (1) een focus bepalen, (2) ervaringskansen inschatten, (3) een onderwijsarrangement uitwerken, (4) het onderwijsarrangement uitvoeren, (5) leerlingen evalueren en (6) kwaliteitsontwikkeling.
Elke stap doet ertoe in het ontwerpen, maar de sleutelrol blijft weggelegd voor jou en het schoolteam. Jullie zijn spilfiguren in alle onderwijsarrangementen, soms als trekkers, soms als coaches.
Wil je met dit schema aan de slag tijdens bijvoorbeeld een personeelsvergadering of een oefenmoment dan kun je gebruik maken van een presentatie waarin het systematisch wordt opgebouwd. Je kunt hiervoor ook het interactieve schema gebruiken.
Bij het ontwerpen van een krachtige leeromgeving staat een waartoe-vraag centraal: waartoe richten we de leeromgeving in? Het antwoord op die vraag bepaalt de focus. Je stelt je daarbij drie kernvragen:
De leerling, de context én het leerplan vormen de drie speerpunten bij het vaststellen van waartoe je een krachtige leeromgeving inricht. Door die speerpunten met elkaar te verbinden, ontstaat een evenwicht tussen:
Een focus omvat de generieke doelen en ontwikkelstappen die gedurende een bepaalde periode voor bepaalde leerlingen en vanuit vooropgestelde leeruitkomsten in het leerplan ‘Zin in leren! Zin in leven!’ binnen de context van de school/de klas centraal staan. Je focus goed bepalen, stelt meteen ook scherp wat je later evalueert.
De doelen in de focus worden bepaald door drie factoren, waarmee je jouw les(sen)/activiteiten vormgeeft en daarmee leren beoogt, namelijk de leerling(en), het leerplan en de context.
Het is belangrijk dat je voldoende uitdagende, doch haalbare doelen en eraan gekoppelde leerverwachtingen voor elke leerling vooropstelt. Lagere verwachtingen leiden namelijk tot lagere prestaties.
Bij het bepalen van de focus stel je jezelf de vraag welke leerlingen er in je klas zitten en kijkt hierbij onder andere naar hun behoeften/interesses/mogelijkheden/thuissituatie … Ook houd je rekening met wat ze de reeds geleerd hebben en waar er nog ondersteuning nodig is of waar je ze kunt uitdagen.
Mogelijke vragen om je denken te verdiepen:
Het leerplan Zin in leren! Zin in leven! reikt een samenhangend onderwijsaanbod aan en omvat in tien ontwikkelvelden de totale, harmonische ontwikkeling voor elk kind in de basisschool. Zin in leren! Zin in leven! is het gevalideerde doelenkader met het gemeenschappelijk curriculum voor katholiek basisonderwijs.
Mogelijke vragen om je denken te verdiepen:
Iedere school functioneert in een specifieke context zoals de schoolpopulatie, de schoolgrootte, de infrastructuur, het schoolteam, de samenwerking met de omgeving en de financiële ondersteuning, de grenzen en de mogelijkheden van de uitbouw van de klas- en schoolpraktijk.
Bij het bepalen van de focus stel je jezelf de vraag wat biedt of vraagt de context om het leren te bevorderen. Welke mogelijke belemmeringen zijn er die het ontwikkelen hinderen? Daarnaast houd je rekening met wat schooleigen is en het leren en leven in jouw school typeert.
Mogelijke vragen om je denken te verdiepen:
Bij de bepaling van de focus heb je vaak al een idee hoe je te werk wilt gaan. Je bepaalt op welke wijze je denkt dat de leerlingen het beste kunnen leren binnen deze focus. Zin in leren! Zin in leven! promoot een aanpak waarbij leerlingen kansen krijgen om veelvuldige en verscheiden ervaringen op te doen. Gevarieerde leerkansen laten leerlingen toe om leerinhouden vanuit verschillende perspectieven te benaderen. Vooral die noodzakelijke variatie willen we benadrukken.
Vier ervaringskansen dragen bij aan de persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkeling:
Ervaringskansen zijn geen afgebakende fases of leermomenten. Ze vormen een continuüm in eenzelfde onderwijsarrangement of opeenvolgende arrangementen.
Mogelijke vragen om je denken te verdiepen:
Bij de ervaringskans ‘ontmoeten’ staat verbinden tussen leerlingen onderling én tussen leerlingen en leraar centraal. Bij deze ervaringskans wordt ingezet op het ongedwongen en spontaan samen zijn, het genieten van elkaars aanwezigheid, het met elkaar communiceren en de bereidheid tonen om zichzelf en elkaar (beter) te leren kennen. De aandacht is gericht op het verkennen van relaties, materialen en de omgeving waarin de leerlingen leren.
Tijdens deze activiteiten staat een positief leer- en leefklimaat centraal met als richtsnoer het welbevinden van de leerlingen. Als leraar heb je de rol van verbinder en creëer je een sfeer van samenhorigheid waaruit kinderen de kracht kunnen putten om met volle teugen van het klas- en schoolleven te genieten.
De leerlingen bepalen bij deze ervaringskans zelf het verloop en de invulling van de les of de activiteit. Ze nemen hier zelf initiatief en worden aangesproken op hun verantwoordelijkheidszin. Als leraar respecteer, organiseer en faciliteer je het zelfstandig spelen en leren. Je richt een krachtige speel-en leeromgeving in met rijke ontwikkelkansen voor elke leerling. Je speelt en leert mee met de leerlingen en zorgt voor stimulerende tussenkomsten. Je bent de facilitator en de supporter om op deze ervaringskans gepland of spontaan in te zetten.
Bij deze ervaringskans ga je samen met de leerlingen de wereld rondom verkennen. Je brengt de werkelijkheid in je klas of gaat de werkelijkheid opzoeken rondom je klas, school, … Jullie exploreren, experimenteren, ontdekken en onderzoeken. De leerlingen doen indrukken op om deze te verwerken en tot uitdrukking te komen. Samen wordt er ontdekkend op zoek gegaan naar nieuwe leerinzichten en -ervaringen. Het initiatief van de leerlingen is groot. Jij als leraar bent mede-onderzoeker.
Bij het geleid spelen en leren stuurt vooral de leraar het leren van de leerlingen aan. De leraar stelt doelen voorop en bepaalt grotendeels de koers en het specifieke aanbod of de activiteit. Het leren wordt mogelijk gemaakt door heldere instructies en een duidelijk plan van aanpak. Dat de leraar het leren aanstuurt, sluit niet uit dat leerlingen ook zelfstandig kunnen bezig zijn en ruimte tot initiatief krijgen.
Meer lezen over rijke en gevarieerde ervaringskansen.
Zodra de focus bepaald is en je relevante ervaringskansen ingeschat hebt, werk je een onderwijsarrangement uit. Een onderwijsarrangement omvat de wijze waarop een vooropgestelde ontwikkeling en doelen nagestreefd worden: lessen, leeractiviteiten, etc. Onderwijsarrangementen kunnen groot of klein zijn, lange of korte tijd behelzen. Daarnaast kunnen ze gericht zijn op de gehele school, een groep en/of een individuele leerling.
In dit onderdeel denk je na over didactische principes die het leren van de leerlingen bevorderen. De taak van jou als leraar is om gefundeerde keuzes te maken in je ontwerp om zo de vooraf geselecteerde doelen met alle leerlingen te realiseren.
Een heel aantal elementen spelen een rol in deze fase zoals interactie, instructie, middelen, tijd, organisatie en andere. Ook andere componenten zoals differentiëren en evalueren spelen hier een rol. Als leraar denk je vooraf al goed na over deze elementen om zo een goed onderwijsarrangement uit te werken.
Leren doen we het beste in sociale interactie. Je staat stil bij de manier waarop je leerlingen betrekt in je arrangement en hoe je de leerlingen motiveert. Je denkt na over de vragen die je stelt en op welke wijze je alle leerlingen activeert. Interactie kan verschillende vormen aannemen zoals mondelinge, schriftelijke, digitale interactie enz.
Door de heterogeniteit en diversiteit van je groep zijn er heel wat kansen om de leerlingen op een willekeurige/flexibele manier met elkaar in interactie te laten gaan. Zo kunnen sterke leerlingen de ene keer elkaar uitdagen en een andere keer andere leerlingen helpen. Dit alles draagt bij aan een samen leercultuur.
Als je leerlingen wilt laten samenwerken dan hou je rekening met de volgende elementen:
Instructie is het onderdeel waarbij je nadenkt over de manier waarop je de leerlingen wil instrueren. Je zorgt het best voor heldere, uitdagende en gestructureerde instructie. Soms kan je ervoor kiezen om een instructie eerder vaag te formuleren, bijvoorbeeld als je verbeelding wilt stimuleren. Om je instructie kracht bij te zetten, denk je vooraf weloverwogen na over welke werkvormen, opdrachten, vraagstelling je kunt inzetten.
Er zijn hiervoor verschillende modellen. In alle modellen is het van belang dat je voorkennis activeert bij alle leerlingen, dat je de instructie opbouwt in kleine stappen en dat je die stappen steeds met duidelijke voorbeelden (met woord en beeld) ondersteunt. Daarbij is het van belang dat de ondersteuning geleidelijk wordt afgebouwd (scaffolding).
Om ervoor te zorgen dat de instructie aansluit bij het niveau van de leerlingen, bouw je korte controles in om het begrip van de leerlingen na te gaan. Hiermee voorzie je jezelf van feedback vanuit de leerlingen over hun leren. Daarnaast creëer je een kans om leerlingen direct feedback te geven en daarmee eventuele misvattingen en/of hiaten op te sporen.
Om het doel van jouw onderwijsarrangement te bereiken, maak je gebruik van goede en uitdagende leermiddelen. Je kunt hierbij gebruik maken van didactisch materiaal, media, elementen uit de schoolomgeving, ... Zoek naar betekenisvolle middelen om een rijke leeromgeving te creëren. Wees selectief en kies bewust voor materialen die je inzet om je doelen te verwezenlijken.
De kijkwijzer leermiddelen is voor scholen het ideale handvat om vanuit de visie van het leerplan Zin in leren! Zin in leven! en de uitbouw van een krachtige leeromgeving naar leermiddelen te kijken. De kijkwijzer ondersteunt lerarenteams om met elkaar in gesprek te gaan en de voor hen best passende keuzes te maken.
Mogelijk stappenplan bij het kiezen van een leermiddel:
Leerlingen hebben tijd nodig om te kunnen leren. Herhaling is een krachtig middel om tot leren te komen. Je zal daarom goed moeten nadenken over wanneer, hoe lang en hoe vaak jouw leerlingen in aanraking komen met de leerstof uit het onderwijsarrangement. De herhaling van leerstof is nodig om het geleerde op te kunnen slaan in het langetermijngeheugen.
Je denkt na over de manier waarop je het onderwijsarrangement gaat organiseren en hoe dit het realiseren van je vooropgestelde doelen kan ondersteunen. Denk hierbij aan klasmanagement, leerlingengroepen, klasdoorbrekende momenten, wekelijks terugkerende afspraken …
Tijdens de uitvoering van het onderwijsarrangement, pas je gaandeweg je arrangement aan waar nodig. Via formatieve evaluatie stuur je het onderwijsleerproces gericht bij. Je controleert steeds of de leerlingen de aangeboden inhoud of stappen begrijpen. Dat doe je vooral in functie van het beter bereiken van de vooropgestelde focus en om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Tijdens het onderwijsleerproces geef je feedback die de leerling verder helpt in zijn leren en zorg je ervoor dat leerlingen de kans krijgen om met de feedback aan de slag te gaan.
Soms zet een onderwijsarrangement ook onverwachte/nieuwe leerprocessen in gang, wat de aanleiding kan zijn om de focus bij te sturen, aan te vullen of totaal te veranderen.
Door de leerlingen te ondersteunen en het onderwijsleerproces bij te sturen, werk je automatisch aan brede basiszorg.
Door regelmatig na te gaan waar je leerlingen zich in hun leerproces bevinden, krijg je zicht op wat leerlingen nodig hebben. Sommige leerlingen zal je moeten uitdagen met moeilijkere opdrachten en andere hebben behoefte aan een herhaalde instructie of andere ondersteuning.
Het is van belang van tevoren goed na te denken over welke materialen en middelen je nodig hebt om de juiste ondersteuning te bieden. Wat zet je in voor leerlingen die meer aan kunnen? Wat zet je in voor leerlingen die meer tijd en hulp nodig hebben?
De combinatie van een goed opgebouwd onderwijsarrangement, heldere instructie, goede controle van begrip en begeleide inoefening zorgt ervoor dat je weet welke ondersteuning je aan welke leerling moet bieden.
Tijdens het uitvoeren van het onderwijsarrangement is het belangrijk dat je monitort hoe je leerlingen zich ontwikkelen. Dit doe je door vragen te stellen die het begrip van de leerlingen controleren. Op basis van wat leerlingen laten zien qua begrip stuur je jouw onderwijsarrangement bij. Als blijkt dat bepaalde kennis of vaardigheden nog onvoldoende beheerst worden na de instructie, dan zal je moeten herhalen. Blijkt dat ze het begrepen hebben, dan kun je door naar een volgende stap, een volgend onderdeel van instructie of richting zelfstandige verwerking.
Het tempo van een les is essentieel, een hoog tempo bevordert de betrokkenheid. Door regelmatig te checken waar de leerlingen staan kun je steeds het juiste tempo bepalen.
Om goed te kunnen ondersteunen en bijsturen, is het belangrijk om zicht te krijgen op het leren van je leerlingen. Wie onvoorwaardelijk gelooft in het unieke van elke leerling, met zijn talenten en zijn beperkingen, heeft als uitgangspunt dat leerlingen altijd kunnen groeien en ontwikkelen. Je hebt dus bij het evalueren van leerlingen oog voor de ontwikkeling (leerwinst) die leerlingen maken. Je kijkt hoe jouw leerlingen individueel groeien vanuit hun beginsituatie.
Telkens je leerlingen observeert, dagelijks werk corrigeert, feedback geeft, een toets afneemt, hen uitleg laat geven bij een werkstuk of met de klas een oplossingswijze van een probleem bespreekt, ga je na in welke mate je leerlingen mee zijn. Tijdens die evaluatiemomenten zet je leerlingen ook aan het denken over hun vorderingen. Je volgt zo de voortgang van de leerling op en krijgt een goed zicht op zijn leerproces. Daarnaast evalueer je ook om te beoordelen in welke mate de ontwikkeling van de leerling aan de vooropgestelde doelen voldoet.
Wanneer we breed evalueren, bekijken we de sterktes en zwaktes, talenten en mogelijkheden van de leerlingen vanuit verschillende invalshoeken, op verschillende momenten, met verschillende soorten instrumenten en in verschillende situaties.
De keuze voor een evaluatieprocedure neem je van meet af aan mee bij het ontwerpen van een onderwijsarrangement. Bij het vastzetten van de focus denk je daarom meteen na over hoe je:
Vooraf denk je na over welke doelen je na wilt streven en op welke wijze je wilt evalueren. Daarbij bedenk je welke gegevens je van je leerlingen wilt verzamelen, welke leerlingen je wil opvolgen, op welke wijze je dat wil doen en waarom. Door vanuit de doelen te werken weet je exact waarover je informatie wilt verzamelen en welke data deze opleveren waardoor je gefocust kunt werken. Niet alles hoeft telkens geëvalueerd te worden.
Met de gegevens die je verzamelt, krijg je inzicht in het leren van jouw leerlingen. Door een brede analyse van deze data, kun je een inschatting maken van wat jouw leerlingen nog nodig hebben. Uiteraard geven deze data ook informatie over jouw handelen. Ze vertellen hoe succesvol je bent geweest en/of waar je nog krachtiger kunt zijn.
Vanuit de data die je verzamelt en beoordeelt, stem je je handelen verder af. Moet je leerstof herhalen of kun je verder naar een volgende stap? Daarbij kan het zijn dat je bij de ene leerling meer tijd en extra uitleg moet voorzien, terwijl er voor een andere leerling ruimte is voor verdieping. Een conclusie kan ook zijn dat je specifieke hulp of begeleiding voor een enkele leerling inzet. Feedback is hierbij een belangrijk instrument. Je zorgt ervoor dat leerlingen de kans krijgen om de feedback die ze ontvangen hebben ook te kunnen verwerken. Alleen dan is jouw feedback effectief.
De informatie die je uit dit evaluatieproces hebt gehaald, vormt tevens input voor de kwaliteitsontwikkeling op klas- en schoolniveau.
Je maakt best een onderscheid tussen communiceren in de context van formatieve evaluatie en van summatieve evaluatie. Bij formatieve evaluatie of evalueren om te leren draagt communicatie over het leren en de leerprestaties van leerlingen bij tot het onmiddellijk bijsturen van het onderwijsleerproces. Dit gebeurt frequent en zet de leerling aan tot directe actie. Bij summatieve evaluatie of evaluatie van het leren gaat het om het inschatten of ‘plaatsen’ van een leerling in zijn ontwikkeling ten aanzien van de vooropgestelde doelen. Dit doe je op geregelde tijdstippen.
Je communiceert over de gerealiseerde ontwikkeling (leerwinst) met de leerling zelf, de ouders, collega’s en eventueel externen (het CLB, de secundaire school …). Hoe deel je de resultaten, mondeling of schriftelijk? Tijdens een gesprek, een verslag of een rapport?
Meer lezen over leerlingen evalueren in het basisonderwijs.
Kwaliteitsontwikkeling gaat over de vraag hoe je ervoor zorgt dat je de kwaliteit van je werk steeds verbetert. Je wilt behouden en verspreiden wat goed loopt (borgen) en verbeteren waar er nog groeikansen zijn (verbeteren). Je wil in eerste instantie de kwaliteit opvolgen van wat er in de klas gebeurt. Daarnaast is ook de kwaliteit van wat er op het niveau van de hele school gebeurt belangrijk.
Al meteen bij de uitvoering van het onderwijsarrangement ervaar je of je aanpak en aanbod de vooropgestelde leerdoelen zullen realiseren bij de leerling(en). Soms merk je dat het leerproces vastloopt. Dan zoek je naar een betere aanpak. Je gaat na hoe je je onderwijsarrangement moet bijsturen zodat het afgestemd is op de leerling, de context en het leerplan.
Na het afronden van een onderwijsarrangement reflecteer je vanuit:
Na het beëindigen van een leermoment of leerperiode kan je de effectiviteit aftoetsen met volgende vraag: In welke mate was deze leeromgeving krachtig genoeg om deze leerdoelen te realiseren voor iedere leerling?
Monitor met het hele team de kwaliteit van jullie onderwijs om op zoek te gaan naar manieren om steeds maximaal leereffect bij de leerlingen te realiseren. Zo bouwen jullie aan de gezamenlijke overtuiging dat je als lerarenteam van grote invloed bent op het leren van de leerling.
Om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen evalueren, is het nuttig om zicht te krijgen op de resultaten die de school bij haar leerlingen behaalt. Ze helpen een antwoord te vinden op de vraag of men met het hele team erin slaagt de vooropgestelde doelen doorheen de leerjaren van de basisschool bij de leerlingen te realiseren. Dit kan aan de hand van de leerlingresultaten op gestandaardiseerde toetsen (zoals IDP). Deze resultaten zijn outputgegevens waarmee de school haar eigen werking kan beoordelen door deze te vergelijken met de resultaten van andere (vergelijkbare) scholen.
Je kunt als leraar of schoolteam na verloop van tijd ook doelenoverzichten (week-maand-trimester) genereren in je digitale planningstool. Die data laten de benutte kansen en groeimarge zien. Je vindt een handleiding en reflectievragen om deze overzichten optimaal in te zetten voor verdere kwaliteitsontwikkeling bij het overzicht van kwaliteitsinstrumenten die we aanreiken.