In deze tekst schetst Katholiek Onderwijs Vlaanderen de contouren van inclusief onderwijs. Daarbij leggen we de klemtoon op de zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. We definiëren fundamentele aspecten van inclusief onderwijs: zorg, financiering, organisatie en randvoorwaarden, en verhelderen ze in hun onderlinge samenhang. De hieronder verwoorde inzichten zijn richtinggevend voor de langetermijnvisie van onze netwerkorganisatie. Tegelijk vormen ze de toetssteen voor onze positiebepaling in de actuele politiek-maatschappelijke besluitvorming. Daarbij combineren we uitdrukkelijk de kracht van onze droom met voldoende realiteitszin en ruimte voor verdere visieontwikkeling.
Inclusief onderwijs is een wezenskenmerk van de katholieke dialoogschool, en vindt zijn oorsprong in het christelijke mens- en wereldbeeld. Vanuit ons pedagogisch project garanderen we brede zorg voor iedere leerling. We beschouwen dat als een kwaliteitskenmerk van ons onderwijs. Een katholieke dialoogschool draagt immers zorg voor de unieke talenten van elke leerling, met bijzondere aandacht voor wie het moeilijk heeft. Als inclusieve school komt ze op een zinvolle manier tegemoet aan de verschillende behoeften van alle leerlingen.
Wanneer een leerling en ouder zich bij een school aanmelden, is de zorg voor die leerling vanaf dat ogenblik een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Elke school weet zich (mede)verantwoordelijk om in goed en passend onderwijs te voorzien voor elke leerling, ongeacht de specifieke onderwijsbehoefte. Voor sommige leerlingen houdt dat in dat ze, tijdelijk dan wel permanent, nood hebben aan onderwijs in een gespecialiseerde setting. In hun variëteit maken dergelijke gespecialiseerde settings deel uit van één doorlopend onderwijsaanbod. In een eerste fase betekent dat dat we gewoon en buitengewoon onderwijs zoveel mogelijk benaderen vanuit één onderwijsvisie en -organisatie. In dat veranderingsproces zetten we in op expertisebehoud en -deling.
Inclusief onderwijs is een hefboom voor de inclusieve samenleving waaraan we samen willen bouwen. We brengen daartoe de positieve elementen van diversiteit binnen in elke school, en leren er leerlingen, cursisten, studenten en alle andere betrokkenen in ons onderwijs respectvol en zorgzaam mee om te gaan.
Wanneer we spreken over zorg, is de visie op handicap uit het VN-verdrag inzake Rechten van personen met een handicap onze leidraad. Vandaag hanteren we daarbij het ICF-kader (International Classification of Functioning, Disability and Health (Wereldgezondheidsorganisatie). Dat vertaalt die visie in een classificatiesysteem. Het ICF-kader omschrijft het menselijk functioneren vanuit een interactionele visie en een sociaal model van handicap. Het focust dus niet enkel op een (medische) diagnose.
Ons uitgangspunt is de vraag wat we concreet vaststellen in deze situatie bij deze leerling in deze klas bij deze leerkracht (activiteiten, participatie aan het onderwijsgebeuren). De Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) bezitten de expertise om het model te gebruiken bij het bepalen van de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen. Waar nodig spreken we ook de expertise in de Welzijnssector aan. Zo gebruiken we allen een gemeenschappelijke benadering en taal.
We beschrijven de brede betekenis van zorg in onderwijs vanuit een zorgcontinuüm:
Het bepalen van de specifieke onderwijsbehoeften gebeurt in de eerste plaats met het oog op het beschrijven van geïndividualiseerde zorg, niet met het oog op het (al dan niet) genereren van middelen.
Inclusief onderwijs kunnen we niet realiseren in een budget-neutrale context. De overheid moet daar bijkomende middelen voor vrijmaken. Inclusief onderwijs vraagt om een controleerbare open end-financiering, en kan niet gedijen bij een gesloten enveloppefinanciering.
Financiering dient te gebeuren op het niveau van de leerling ongeacht waar hij terechtkomt. Bij de bepaling hiervan zoeken we coördinatie met de initiatieven aangaande persoonsvolgende financiering in de Welzijnssector. De gegenereerde middelen komen ongekleurd toe bij het bestuur, en vormen wat de omkadering betreft een puntenenveloppe.
Het CLB brengt op basis van een handelingsgericht diagnostisch traject (met betrokkenheid van de school, de leerling en de ouders) de specifieke onderwijsbehoeften in kaart. Als kritische vriend biedt het CLB immers garanties voor een schoolbetrokken én onafhankelijke inschaling. In het kader van een optimalisering van het inschalingsproces komt er één inschaling van de zwaarte van de zorg- en onderwijsbehoefte van de leerling vanuit de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn.
Op basis van al die middelen biedt het schoolteam elke lerende een passende begeleiding, gebruikmakend van de juiste expertise, met het oog op zorgbreed en kansenrijk onderwijs. Dat gebeurt bij voorkeur via systeem- en leraarversterkende ondersteuning; waar nodig kan het team uiteraard leerlinggebonden ondersteuning bieden.
In het kader van zijn kwaliteitsbeleid voert elk bestuur een integraal zorg- en gelijkekansenbeleid en wendt het de daarvoor bestemde middelen vrij aan. Zoals in het geval van alle andere aspecten van onderwijskwaliteit ziet de overheid er ex post op toe.
Elke school draagt verantwoordelijkheid voor de realisatie van het volledige zorgcontinuüm. Het bestuur en de school hebben een beleidsplan inzake inclusief onderwijs: aangepaste structuur, processen, inzet van personeel en adequate verdeling van middelen. Leerlingen gaan naar de school van hun keuze, en de school engageert zich ertoe dat elke leerling passend onderwijs krijgt. Kortom: elke leerling heeft recht op buitengewoon goed onderwijs.
Alle partners in en van de school zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het onderwijsleerproces van elke leerling.
Er wordt een (intern of extern) orthodidactisch en orthopedagogisch ondersteuningsnetwerk uitgebouwd. Dat gebeurt bij voorkeur per onderwijsregio en waar het kan door een schaalvergroot bestuur (waar meerdere besturen actief zijn, werken zij samen). Daardoor kan personeel doelgericht in verschillende scholen worden ingezet naargelang de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen die er school lopen.
Voor de uitbouw van gespecialiseerde settings in het kader van inclusief onderwijs werken we samen met andere sectoren, in het bijzonder de sectoren van Welzijn en Sociale economie. Binnen een bijgestuurde integrale jeugdhulp krijgt onderwijs als partner een volwaardige plek.
Als partners in opvoeding spelen ook internaten een belangrijke rol in de begeleiding van leerlingen met specifieke zorg- en onderwijsbehoeften. Daartoe kunnen ze beschikken over voldoende gekwalificeerde mensen en middelen.
Om inclusief onderwijs waar te maken, is samenwerking tussen leerling, ouders, personeelsleden, school, internaat en alle andere betrokken partners onontbeerlijk. Ouders zijn als ervaringsdeskundigen onmisbare partners. Leraren en andere personeelsleden zijn (onderwijs)professionals, en leerlingen zijn mederegisseur van hun eigen leerproces.
De zorg voor een individuele leerling kan, wegens de beperkte beleidsruimte van de school (financieel, lesurenpakket …), consequenties hebben voor alle leerlingen. Een meervoudige verantwoordelijkheid voor zorg voor alle leerlingen kunnen we alleen waarmaken als we rekening houden met de draagkracht van de school. De pedagogische begeleiding ondersteunt scholen intensief tot op de klasvloer om via onder andere praktijkonderzoek, community of practice, coteaching, didactische ondersteuning, beleidsvoerend vermogen en lerende netwerken te groeien in inclusief onderwijs. We hebben ook oog voor de zorg voor leraren, andere personeelsleden en leidinggevenden. Inclusief onderwijs vergt ook een adequate lerarenopleiding en een doordacht aanbod van professionalisering en nascholing die verzekeren dat alle personeelsleden over de kennis, vaardigheden en attitudes beschikken om goed met diversiteit en inclusie om te gaan. Het professionaliseringsaanbod richt zich ook tot de besturen. Zij voeren immers de regie.
Het schaalvergrote bestuur of samenwerkingsverband zorgt ervoor dat de specifieke expertise voor leerlingen met bijzondere onderwijsbehoeften niet verloren gaat. Om die expertise te behouden en verder te ontwikkelen dienen besturen er gericht op in te zetten en dienen ondersteuningsnetwerken onderling samen te werken.
We willen in het bijzonder aandacht hebben voor leerlingen met gedragsproblemen en – stoornissen. Vele leraren botsen in de zorg voor die leerlingen immers op hun grenzen. Daarom vragen we bij het bepalen van de sokkel van ondersteuning daarmee rekening te houden.
Om inclusief onderwijs te realiseren combineren we uitdrukkelijk de kracht van onze droom met voldoende realiteitszin en ruimte voor verdere visieontwikkeling. Daartoe ontwerpen we een strategisch stappenplan.
Tegelijk werken we deelaspecten van onze visie verder uit in onze teksten en positiebepaling over inclusief onderwijs en zorgbeleid, modernisering secundair onderwijs, overgang secundair-hoger onderwijs, zorg in het volwassenenonderwijs, bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting, personeelsbeleid en –statuut, lerarenopleiding en professionalisering.