De leerlingen brainstormen rond mogelijke ‘wicked problems’ of ‘complexe problemen’ (zoals klimaatverandering, diversiteit, armoede, …) om rond te werken.
De leerlingen besluiten zelf welk ‘wicked problem’ of ‘complex probleem’ ze willen onderzoeken.
De leerlingen krijgen de kans om zelf te kiezen rond welk thema ze werken tijdens het project.
De leraar schetst het kader waarbinnen een thema gekozen kan worden: wicked problems. In de samenleving zijn er heel wat complexe problemen. Dit zijn problemen waar we moeilijk op vat krijgen:
Voorbeelden van wicked problems zijn:
De leerlingen brainstormen – individueel, in kleine groepjes of klassikaal – over actuele maatschappelijke problemen. De focus in de eerste fase van de brainstorm ligt op het verzamelen van zoveel mogelijk ideeën.
Alle ideeën worden op post-its genoteerd (één idee per post-it) en in een mindmap op het bord aangebracht.
De ideeën op post-its worden verdeeld over groepen van vier leerlingen. Elke groep toetst zijn ideeën af aan het kader:
De ideeën die voldoen aan elk criterium (vier bolletjes) worden terug op het bord gehangen.
De leerlingen stemmen voor het thema dat zij graag willen uitwerken door middel van handopsteking.
Indien de stemmen erg verdeeld zijn, organiseert de leraar een kort debat:
Indien de meerderheid voor één idee kiest, worden de andere leerlingen bevraagd:
Door de ‘minderheid’ expliciet aan te spreken en een stem te geven, geef je aan dat het ‘ok’ is om het niet eens te zijn. Daarnaast laat je hen niet in de kou zitten, maar geef je erkenning voor hun redenen. Je gaat samen op zoek hoe je er met z’n allen voor kunt zorgen dat toch iedereen gemotiveerd is om mee te werken.
Bijvoorbeeld: