Met de Hola!-fiche reflecteren leerlingen over een ruzie en denken ze na over een mogelijke oplossing.
Kleuters die ruzie maken, komen vaak bij jou hun verhaal halen. Je beluistert het verhaal van beide kanten en gaat met ‘de ruziemakers’ in gesprek.
Naast dit soort evaluatiegesprekken is het ook mogelijk om reeds jonge leerlingen schriftelijk te bevragen over hun ruzie. Als leraar zorg je er wel voor dat de betrokken leerlingen eerst zijn afgekoeld en al een eerste kans hebben gehad om hun woede kwijt te geraken.
Met gevoelenskaarten of picto’s kan er gereflecteerd worden over de ruzie. De leerlingen kunnen dan hun gevoelens, maar ook mogelijke oplossingen visualiseren. Emoticons zijn evengoed bruikbaar, maar dan moeten deze goed bekend zijn bij de (jonge) leerlingen. Hieronder vind je een paar voorbeelden van gevoelskaarten of picto's in verband met mogelijke reacties en oplossingen om een ruzie op te lossen.
In onderstaand voorbeeld wordt gebruik gemaakt van een ‘Hola!-fiche’. ‘Hola!’ staat voor: opgelet, hier is iets aan de hand. Deze fiches worden in de klas gebruikt om kinderen te helpen reflecteren op emotioneel sterk geladen momenten zoals ruzies, angstsituaties, hele blije gebeurtenissen …
Wanneer de fiche de eerste keren gebruikt wordt, is het heel belangrijk om dit als leraar heel sterk geleid aan te bieden. Naarmate de leerlingen deze manier van werken gewoon zijn, zullen ze sneller doorhebben wat de bedoeling is. Op dat moment wordt de fiche een ideale gelegenheid om ervaringen te verwerken via beeld.
In deze Hola!-fiche wordt gebruik gemaakt van emoticons. Het is zeer belangrijk om in een voorbereidende fase eerst met de leerlingen te werken rond de betekenis ervan. De emoticons kunnen ook vervangen worden door gevoelspictogrammen of echte gezichtjes die gebruikt worden in de klas én herkenbaar zijn voor de leerlingen.
Bijvoorbeeld:
Marieke en Brent kregen ruzie in de boekenhoek. De ruzie ontaardde in klappen geven en bijten. De leid(st)er haalt de kinderen uit elkaar en laat ze eerst even rustig bekomen. Vervolgens krijgen ze een ‘Hola!-fiche’.
Jongere leerlingen vullen de fiche in door te tekenen. Je ondersteunt waar nodig door bijvoorbeeld woorden bij te schrijven.
Bij ‘Wat is er gebeurd?’ tekenen ze de situatie waarover het gaat. In hun tekening proberen ze duidelijk te tekenen wat het probleem is.
Bijvoorbeeld:
Brent zegt (tekent):
Marieke wou mijn boek afpakken.
Marieke maakte mijn boek stuk.
Marieke plaagde mij.
Marieke zegt (tekent):
Brent had het boek waar ik nog in bezig was!
Omdat Brent het boek niet gaf, is het gescheurd!
Ik maakte een grapje en toen begon Brent te kloppen!
Bij ‘Hoe voel ik me daarbij?’ omkringen de kinderen de gevoelens die ze bij hen hebben geleefd tijdens het voorval. Daarbij proberen ze echt alle gevoelens die meegespeeld hebben weer te geven.
Bij ‘Wat doe ik eraan?’ tekenen de kinderen een oplossing voor het probleem.
Na dit individueel verwerken van het conflict op de fiche, komen de kinderen samen met de leid(st)er en volgt er een reflectiegesprek. De tekeningen helpen het gesprek op gang. Door de opdrachten van de fiche hebben de kinderen verwerkend en evaluerend gereflecteerd op de situatie en op hun eigen houding en gedrag. Nu kunnen ze dit verwoorden. De kinderen hebben ook al nagedacht over een oplossing. Ook die oplossingen worden samengelegd.
De fiches worden door de leid(st)er na de ruzie aangevuld met observatiegegevens en opgeborgen bij de gegevens van de betreffende kinderen. Hier zijn een aantal mogelijke hulpvragen voor de observatie:
VVKBAO, Praktijkboek ‘Relationele vorming in de basisschool’ p. 567, Plaats:Licap.
Zonnekind 1e leerjaar, 52e jaargang, 7 november 2008