Wanneer leerlingen in kleine groep een gesprek voeren, brengt één leerling het gesprek in kaart: wie spreekt wanneer en reageert op wie? Op basis van de gesprekskaart wordt nadien gereflecteerd op actieve deelname aan een gesprek.

- TOmn3Actief deelnemen aan een gesprekdetail
- Gesprek in kleine kring of groep
De leerlingen voeren in kleine groepen van vier of vijf een gesprek. Elke leerling krijgt de kans om een inbreng te doen.
Eén van de leerlingen heeft als rol het gesprek te ‘mappen’ of in kaart te brengen. Op een A4 schrijft hij de namen van de leerlingen, zoals ze zitten naast of tegenover elkaar. Hij start bij de leerling die start met spreken en trekt een lijn van deze leerling naar de leerling die daarna het woord neemt, en van die leerling naar de volgende enzovoort.
Na het gesprek in kleine groepen, wordt klassikaal, per groep of individueel gekeken naar de verschillende 'gesprekskaarten'. Op basis hiervan reflecteert de leraar met de leerling(en):
- Wat zie je op de gesprekskaart?
- Wie nam veel/weinig/niet het woord?
- Namen sommigen veel meer/minder het woord dan anderen of was de spreektijd ongeveer gelijk verdeeld.
- Hoe kwam dit? Wil je dit veranderen? Waarom wel/niet? Hoe?
- Neem je enkel actief deel als je spreekt? Is naast 'spreektijd' ook 'denktijd' in een gesprek belangrijk?