We stellen alles in het werk opdat onze leerlingen communicatief vaardig worden, zowel mondeling als schriftelijk. Het is vanuit dat perspectief dat we naar meertaligheid kijken. De definitie van Van den Branden, die vooral inzet op het communicatieve aspect (receptief en productief) en minder de focus legt op de beheersingsgraad van de taal sluit hierbij het beste aan.
Hij definieert meertaligheid als volgt:
‘Individuen worden meertalig genoemd als ze de competentie hebben om meer dan één taal te begrijpen en produceren (dat kan op verschillende niveaus, dus niet alle talen hoeven even sterk verworven te zijn), of als zij van meer talen geregeld gebruikmaken.’
Bron: Van den Branden, K. (2010) Handboek taalbeleid basisonderwijs. Leuven: Acco p.170)
Waar in het leerplan vind je de doelen over diversiteit en talige diversiteit?
Omdat alle leerlingen beschikken over een heel register van talen (denk aan thuistaal, tweede taal, vreemde taal of talen) en taalvariëteiten (denk aan dialecten, jongerentaal of tussentalen) durven we stellen dat onze leerlingen allemaal meertalig zijn.
Daarnaast komen onze leerlingen in contact met de school- of onderwijstaal. Dat is de taal die de school gebruikt in de klas, in een leerboek, in instructies doorheen de hele dag.
Die taal verschilt met het Nederlands dat de leerlingen al dan niet thuis spreken.
Om je talige vaardigheden in te zetten in deze grote talige diversiteit zijn bepaalde attitudes best goed ontwikkeld. De doelen daarover vind je in het leerplan.
Het leerplan Zin in leren! Zin in leven toont in verschillende ontwikkelvelden – en thema’s en in talloze doelen blijk van aandacht voor de diversiteit en meertalige identiteit.
Je vindt die doelen in de eerste plaats binnen de socio-emotionele ontwikkeling zoals bijvoorbeeld in SErv2, waar leerlingen de rijkdom benutten van de diversiteit. Dat uit zich ook uitdrukkelijk in het innerlijk kompas in ontwikkelthema’s zoals identiteit en levensbeschouwelijke groei, maar ook in doelen zoals bijvoorbeeld binnen waarde gevoeligheid en normbesef IKwn3.
De talige diversiteit kreeg een aparte plaats binnen het leerplan. Het ontwikkelveld taalontwikkeling (dat wijst op het geheel van alle talen) wordt niet voor niets geënt op een talige grondhouding: Ik sta open voor talen en talige diversiteit. Ik durf en wil me zo goed mogelijk (meer)talig uitdrukken.
Dit ontwikkelthema beschrijft attitudes die te maken hebben met taalontwikkeling Nederlands en met taalontwikkeling vreemde talen. Taalattitudes zijn houdingen, emoties en motivaties die leerlingen ten opzichte van taal opbouwen. Ze spelen een cruciale rol bij het leren van taal. Een taal leer je immers door met taal aan de slag te gaan.
Onze leerlingen moeten met andere woorden plezier beleven aan taal, bereid zijn om taal te gebruiken en erover na te denken. We verwachten dat ze respectvol en open met elkaar communiceren in welke taal dan ook en dat ze een positieve attitude ten aanzien van meertaligheid ontwikkelen. Omwille van de attitudinale kant van deze doelen, vind je er ook geen leerlijnen. Attitudes vormen zich nu eenzaam langzaam, weliswaar door gerichte aandacht ervoor.
Talige diversiteit vind je heel concreet terug in TOtg2 en TOtg3. Door in te zetten op deze doelen streven we ernaar dat leerlingen een positieve basishouding (attitude) aannemen ten opzichte van de onderwezen en niet onderwezen talen op school. Openstaan voor die grote verscheidenheid is niet voldoende, we gaan een stapje verder, we gaan die diversiteit omarmen.
Omdat taal onlosmakelijk verbonden is met identiteit spreekt het voor zich dat alle talen gelijkwaardig zijn, of deze nu wijdverspreid zijn, door uitsterven bedreigd of geen geschreven vorm kennen. We sensibiliseren onze leerlingen voor talen door ze in contact te brengen met een breed spectrum aan talen en taalvariëteiten, breder dan de aanwezige talen in de klas.
Waarover gaat TOtg3 “De meertalige identiteit van medeleerlingen erkennen en de eigen meertaligheid durven inzetten”?
Omdat we leven en werken in een superdiverse meertalige samenleving, heb je als leraar de uitdaging om die meertaligheid van je leerlingen te exploreren en te exploiteren. We spreken van drie pijlers van een krachtige meertalige leeromgeving.
School en leraar beginnen daarom met het fundament van de krachtige meertalige leeromgeving door de meertaligheid te inventariseren en zichtbaar te maken.
De eerste pijler is de talige diversiteit van je klasgroep inventariseren en zichtbaar maken.
De tweede pijler is de talensensibilisering. Talensensibilisering staat voor het gevoelig maken voor en bewust maken van het bestaan van een veelheid aan talen, en daaraan onderliggend culturen en referentiekaders, in onze eigen wereld en, dichterbij, in de eigen schoolomgeving …’ (Frijns & Sierens, 2011)
Nu je op de hoogte bent van het taalkapitaal van je leerlingen, kan je die aanwezige troef ook inzetten, dit is de derde pijler.
Het kunnen gebruiken van verschillende talen is immers een opportuniteit.
In de eerste plaats kan je die aanwezige meertaligheid exploiteren door ze functioneel in zetten. We spreken dan van functioneel veeltalig leren. Daarin onderscheiden we drie niveaus.
Onder spontane interventies verstaan we het ‘toevallig’ (incidenteel) vertalen van schooltaal voor een bepaalde leerling(engroep) om de taaldrempel tijdens het leren te verlagen of weg te werken. Dit vertalen kan door de leraar, de leerling zelf met een vertaalapp of door een medeleerling gebeuren.
Een leerling(engroep) kan (mag) tijdens het leren de al aanwezige kennis in de moedertaal over een bepaald onderwerp inzetten.
Deze ondersteuning draagt bij tot het verdiepen en verbreden van dat onderwerp. We denken hierbij aan leerinhouden van oriëntatie op de wereld, waar de website evalidiv.classy.be/frontend/web/validiv je kan inspireren.
Maar ook bij activiteiten van wiskundig denken, muzische ontwikkeling, rooms-katholieke godsdienst of een speluitleg tijdens de les bewegingsopvoeding kan de moedertaal een plaats krijgen.
In een volgende stap zal de leerling deze verdiepte kennis (mondeling of schriftelijk) overbrengen in het Nederlands. Je hebt als leraar vooraf nagedacht voor welke leerlingen, in welke moedertalen, over welk onderwerp deze ondersteuning deel kan uitmaken van de krachtige leeromgeving.
Nieuwkomers die in hun moedertaal al kunnen lezen, beschikken al over een fonemisch bewustzijn. Zij beseffen dat ze klanken kunnen weergeven in letters om er woorden van te maken. Zij hoeven dit fonemisch bewustzijn niet meer te oefenen, tenzij ze in een logografische taal hebben leren lezen, zoals het Chinees of een syllabische taal zoals het Tigrinya. Wel moeten deze leerlingen leren welke klanken het Nederlands kent (klankleer) en met welke letters we deze klanken in het Nederlands weergeven.
Deze leerlingen hebben nood aan expliciet klankonderwijs waarin we beroep kunnen doen op het functioneel meertalig leren.
Concreet betekent dit voor het onderzoeken van klanken dat deze leerlingen op zoek gaan naar woorden uit hun moedertaal of andere talen die zij gebruiken.
Bij het opmaken van een klankportfolio worden alle woorden in de verschillende talen mee opgenomen door ze te noteren en te voorzien van een visuele voorstelling.
We kunnen de aanwezige meertalige competentie ook inzetten om met de hele klasgroep de gelijkenissen en verschillen tussen talen te onderzoeken. Dit collectief onderzoeken kan bijdragen aan meer taalinzicht en bevordert het leren van het Nederlands én het leren van nieuwe talen in de toekomst of voor het Frans in de 3de graad.
Als leraar kun je een beroep doen op de talenkennis van de leerlingen, die van andere collega’s maar ook websites als www.moedint2.nl kunnen je ondersteunen. Het is geenszins de bedoeling dat je zelf de verschillende talen kent!
Voor jonge nieuwkomers of nieuwkomers die niet geletterd zijn, vind je in de alternatieve leerlijn AN in Zill onder TOsn alle facetten die betrekking hebben op leren lezen.