Cognitief sterke leerlingen kunnen gefrustreerd en gedemotiveerd geraken als ze op hun leerhonger blijven zitten of niet de kans krijgen om hun talenten te benutten. Soms zorgt dat ervoor dat ze ongekwalificeerd uitstromen. Daarom is het belangrijk dat cognitief sterke leerlingen erkenning krijgen en begrip ervaren voor mogelijke noden. Net als alle andere leerlingen varen ze wel bij leraren die het onderwijsaanbod zo goed mogelijk afstemmen op hun specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften.
Je kunt begaafdheid niet herleiden tot hoge intelligentie. Leerlingen kunnen binnen verschillende domeinen vaardigheden vertonen op een begaafd niveau, bijvoorbeeld op cognitief, sociaal, perceptueel, creatief of motorisch vlak. Een buitenbeentje zijn op één gebied, betekent nog niet dat men dat ook op alle andere gebieden is (Saveyn, 2008).
Hier ligt de focus op cognitieve begaafdheid. We leggen de klemtoon immers op de onderwijspraktijk en het leren van leerlingen op school. Daar heeft cognitieve begaafdheid het meeste impact op. Daarnaast kunnen cognitieve vaardigheden meer valide gemeten worden dan bijvoorbeeld sociale, psychomotorische of creatieve vaardigheden.
Definitie
Een cognitief sterk functionerende leerling is een leerling die voor brede cognitieve vaardigheden (zoals blijkt uit een intelligentieonderzoek) en/of prestaties op schoolvorderingstoetsen tot de beste 10% van een relevante vergelijkingsgroep behoort. (Bron: Prodia)
Cognitief sterk functioneren is een ruimer begrip dan het label hoogbegaafdheid. Het beschrijft het functioneren op meerdere dimensies.
Bijvoorbeeld:
Zelfs bij leerlingen met eenzelfde profiel kunnen de onderwijs- en opvoedingsbehoeften nog sterk verschillen, net als de ondersteuningsbehoeften van hun omgeving.
Geen enkele classificatie geeft voldoende specifieke informatie over de onderwijsbehoeften van een leerling. Het is niet de bedoeling om het begrip ‘cognitief sterk functioneren’ als een nieuw label te gaan gebruiken.
Je kan cognitieve vaardigheden meten met een intelligentieonderzoek (bijvoorbeeld een IQ-test). Testscores zijn altijd een schatting. De resultaten op een intelligentietest kunnen variëren bij een eventuele volgende meting. Daarom gebruikt een diagnosticus vandaag eerder een betrouwbaarheidsinterval dan een IQ-score.
Met 'brede' cognitieve vaardigheden gaat het om meer dan alleen een (zeer) hoge totaalscore op een IQ-test. Het is een overkoepelende term die uit verschillende domeinen bestaat. Twee leerlingen met een hoog IQ kunnen een zeer verschillend cognitief profiel hebben. Hun (relatieve) sterktes of zwaktes zullen bepalen welke onderwijsbehoeften ze hebben. De ontwikkeling van een cognitief sterke leerling verloopt even uniek als bij andere leerlingen.
Een sterke score op brede cognitieve vaardigheden is nog geen garantie voor sterke schoolprestaties. De ontwikkeling van cognitieve vaardigheden is afhankelijk van oefening, context (bijvoorbeeld school en gezin) en persoonlijke factoren. Binnen de groep cognitief sterk functionerende leerlingen zijn de onderlinge verschillen in deze persoonlijke factoren nog erg groot, bijvoorbeeld op vlak van:
Cognitief sterk functioneren verwijst zowel naar begaafdheid (cognitieve vaardigheden) als naar schoolprestaties (prestaties op schoolvorderingstoetsen). Ze kunnen samen aanwezig zijn, maar een van beide volstaat om te spreken van cognitief sterk functioneren.
Aangezien schoolprestaties en prestaties op een intelligentieonderzoek evenwaardige indicatoren zijn om binnen de groep van cognitief sterk functionerende leerlingen te vallen, is een intelligentieonderzoek niet noodzakelijk om een leerling te classificeren.
Met schoolvorderingstoetsen bedoelen we elke vorm van klassikale toets waarmee je kunt nagaan of/en welke verrijkingsinhouden aangewezen zijn. Het kan gaan om genormeerde, methode-onafhankelijke toetsen, maar ook over methodegebonden toetsen of de toetsen die je zelf opstelt om de leervorderingen na te gaan.
Schoolvorderingstoetsen geven een beeld van bepaalde schoolprestaties die een leerling levert. Leerlingen kunnen tot de top 10% behoren voor:
Al die leerlingen kunnen nood hebben aan onderwijsaanpassingen.
In navolging van Prodia maken we gebruik van de 10%-grens om de groep cognitief sterk functionerende leerlingen af te bakenen. Deze grens valt niet noodzakelijk samen met bepaalde onderwijs- en opvoedingsbehoeften, maar "als leerlingen opvallend hoger scoren dan hun klas- of jaargenoten die een vergelijkbare hoeveelheid schoolse instructie kregen, hebben ze doorgaans nood aan een aangepast aanbod.” (Vervoort, 2019).
De afbakening tot de top 10% is ruimer dan de grens leggen op een intelligentiescore van 130 of hoger (de top 2 à 3%), de gebruikelijke grens om van ‘hoogbegaafdheid’ te spreken. Het klassikale aanbod in het Vlaamse onderwijs is doorgaans gericht op de gemiddelde leerling. Zowel lager als hoger scorende leerlingen hebben daardoor mogelijk een aangepast aanbod nodig.
Vaak is er veel aandacht voor de 10% laagst scorende leerlingen. Vervoort (2019): “Naar analogie met deze afbakening vragen we nu ook aandacht voor de 10% hoogst scorende leerlingen. Ook zij hebben immers nood aan aanpassingen van het klassikale aanbod. Belangrijk is om deze grens niet al te strikt te hanteren.” Zo valt de score van een betrouwbaarheidsinterval niet altijd volledig binnen de top 10%.
Leerlingen die bijna altijd hoge cijfers halen, hebben wellicht heel wat in hun mars. Maar een hoge intelligentie vertaalt zich niet altijd in buitengewone prestaties.
Je kunt je baseren op indirecte aanwijzingen die wijzen op een groot cognitief vermogen. Je stelt bijvoorbeeld vast dat leerlingen:
Maar toch blijft het een moeilijke klus voor leraren. Hun oordeel wordt sterker bepaald door rapportcijfers dan door de intelligentie (Lavrijsen & Verschueren, 2020). Dat is begrijpelijk, want schoolprestaties zijn voor een leraar veel meer zichtbaar dan een IQ-score.
Leraren herkennen te weinig cognitief sterke leerlingen als het gaat om:
Als leerlingen zich sterk inzetten voor school, gaan leraren de begaafdheid van die leerlingen dan weer wat overschatten (Lavrijsen & Verschueren, 2020).
Meer informatie vind je op de website van project TALENT: