Een personeelslid, zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs, start een lerarenopleiding op 1 september 2022. Het krijgt een eerste aanstelling van 1 september tot 15 januari 2023 met recht op een wekelijkse lerarenbonus van drie uur. Tijdens de maanden februari en maart 2023 wordt het niet aangesteld in het onderwijs. Vanaf 1 april tot 30 april 2023 keert het voltijds terug in dienst in een andere school. Het personeelslid verliest tijdens deze aanstelling het recht op de lerarenbonus.
Eén principe speelt hier immers:
Een tijdelijke personeelslid krijgt een vervangingsopdracht van 1 september tot en met 31 oktober in vervanging gedurende 61 kalenderdagen van een vast benoemde titularis met ziekteverlof. Een tweede attest schrijft een aansluitende verlenging van ziekteverlof voor ingaand op 1 november tot en met einde van het eerste trimester. Pas vanaf 14 december kan het personeelslid gebruik maken van de lerarenbonus.
Eén principe speelt hier immers:
Een personeelslid presteert voltijds van 1 september tot en met 14 november in school A en komt aansluitend in school B terecht van 15 november tot en met 23 december voor 17/20. Dan presteert het personeelslid aansluitend een onderwijsopdracht van minimum 75% gedurende minimum 105 kalenderdagen. Dit personeelslid heeft echter geen recht op de lerarenbonus.
Eén principe speelt hier immers:
Eén principe speelt hier immers:
- De minimale aanstelling moet steeds 105 kalenderdagen omvatten; de tweede aanstelling van dit personeelslid voldoet hier echter niet aan; aldus vervalt de lerarenbonus.
Een tijdelijke personeelslid krijgt een vervangingsopdracht van 1 september tot en met 31 oktober in vervanging gedurende 61 kalenderdagen van een vast benoemde titularis met ziekteverlof. Een tweede attest schrijft een aansluitende verlenging van ziekteverlof voor ingaand op 1 november tot en met einde van het eerste trimester. Pas vanaf 14 december kan het personeelslid gebruik maken van de lerarenbonus.
Eén principe speelt hier immers:
- De lerarenbonus kan pas starten van zodra er een aanstelling is van 105 kalenderdagen.
Een personeelslid presteert voltijds van 1 september tot en met 14 november in school A en komt aansluitend in school B terecht van 15 november tot en met 23 december voor 17/20. Dan presteert het personeelslid aansluitend een onderwijsopdracht van minimum 75% gedurende minimum 105 kalenderdagen. Dit personeelslid heeft echter geen recht op de lerarenbonus.
Eén principe speelt hier immers:
- Noch de eerste, noch de tweede aanstelling voldoet aan de voorwaarde van minstens 105 aaneensluitende kalenderdagen. Beide aanstellingen geven dus geen recht op een wekelijkse vermindering.
In welk ambt het personeelslid zijn aanstelling vermindert, dus zijn lerarenbonus opneemt, wordt in overleg bepaald tussen het personeelslid en het schoolbestuur. Het personeelslid kan zijn voorkeur voorleggen, maar finaal bepaalt het schoolbestuur wat er organisatorisch/pedagogisch mogelijk is.
De lerarenbonus mag gecombineerd worden met een dienstonderbreking omdat de bonusuren beschouwd worden als effectief gepresteerde uren. De lerarenbonus wordt immers niet aanzien als een verlofstelsel / dienstonderbreking.
Voorbeeld: Een voltijds (20/20) aangesteld personeelslid neemt een halftijdse LBO/OV (10/20). Deze halftijdse loopbaanonderbreking vereist nog een effectieve opdracht van 50 % (10/20) die bestaat uit 7/20 effectief presteren en 3/20 lerarenbonus gelijkgesteld met effectief presteren.
Voorbeeld: Een voltijds (20/20) aangesteld personeelslid neemt een halftijdse LBO/OV (10/20). Deze halftijdse loopbaanonderbreking vereist nog een effectieve opdracht van 50 % (10/20) die bestaat uit 7/20 effectief presteren en 3/20 lerarenbonus gelijkgesteld met effectief presteren.
Ja, het personeelslid dat de lerarenbonus opneemt, kan worden vervangen volgens de gangbare regels. Dat betekent onder meer: als een personeelslid in het secundair onderwijs dat recht heeft op de lerarenbonus pas wordt aangesteld in de 14 kalenderdagen voor de start van of tijdens een korte vakantieperiode, het wel kan genieten van het recht op de bonus, maar niet vervangen kan worden.
Noch het BVR noch de omzendbrief vermelden de mogelijkheid van het opsparen van de prestatie-eenheden.
Het besluit vermeldt dat het om een wekelijkse vermindering van arbeidsprestaties gaat. Ook de administratieve zending naar het werkstation (RL-1) van het tijdelijk personeelslid dat geniet van een lerarenbonus, gebeurt op deze basis. Het elektronisch doorzenden voorziet geen mogelijkheid om de opgespaarde prestatie-eenheden éénmalig op een later moment door te zenden.
We raden aan om hierin een weldoordachte beslissing te nemen en rekening te houden met de administratieve en organisatorische problemen die zouden kunnen ontstaan bij het opsparen van de lerarenbonus.
Het besluit vermeldt dat het om een wekelijkse vermindering van arbeidsprestaties gaat. Ook de administratieve zending naar het werkstation (RL-1) van het tijdelijk personeelslid dat geniet van een lerarenbonus, gebeurt op deze basis. Het elektronisch doorzenden voorziet geen mogelijkheid om de opgespaarde prestatie-eenheden éénmalig op een later moment door te zenden.
We raden aan om hierin een weldoordachte beslissing te nemen en rekening te houden met de administratieve en organisatorische problemen die zouden kunnen ontstaan bij het opsparen van de lerarenbonus.
De lerarenbonus wordt toegepast in de school waar het personeelslid de grootste opdracht presteert.
Bij gelijk volume in opdracht (procentueel) in verschillende scholen spreken de besturen onderling af in welke school de lerarenbonus wordt opgenomen.
Bij fluctuatie van de opdracht is het vanuit pedagogisch en administratief standpunt aangewezen om de bonus te laten liggen in de school waar hij oorspronkelijk werd toegekend.
Bij gelijk volume in opdracht (procentueel) in verschillende scholen spreken de besturen onderling af in welke school de lerarenbonus wordt opgenomen.
Bij fluctuatie van de opdracht is het vanuit pedagogisch en administratief standpunt aangewezen om de bonus te laten liggen in de school waar hij oorspronkelijk werd toegekend.
De bonusuren worden aanzien als effectief gepresteerde uren. Ze worden dus meegeteld voor de opbouw van de dienstanciënniteit. Dit betekent ook dat voor de berekening van de DA-TADD de bonusuren meetellen voor zowel de 290 dagen als voor de 200 dagen effectieve prestaties.
Voorbeeld: Een personeelslid is halftijds aangesteld als leraar BGV voor 11/22. Het kan aanspraak maken op 2 lesuren wekelijkse vrijstelling waardoor het personeelslid nog slechts 9/22 presteert. Toch bouwt het voor de DA-TADD gedurende de periode waarin het geniet van de lerarenbonus voltijds DA op aangezien de 2 lesuren vermindering aanzien worden als effectief gewerkte prestaties (11/22). Dus, in de feiten presteert het personeelslid slechts 9/22.
Voorbeeld: Een personeelslid is halftijds aangesteld als leraar BGV voor 11/22. Het kan aanspraak maken op 2 lesuren wekelijkse vrijstelling waardoor het personeelslid nog slechts 9/22 presteert. Toch bouwt het voor de DA-TADD gedurende de periode waarin het geniet van de lerarenbonus voltijds DA op aangezien de 2 lesuren vermindering aanzien worden als effectief gewerkte prestaties (11/22). Dus, in de feiten presteert het personeelslid slechts 9/22.
Een personeelslid, zonder bekwaamheidsbewijs, wordt op 1 september voltijds aangesteld en heeft dus recht op een lerarenbonus van drie uren in school A. Na 105 kalenderdagen stopt deze tijdelijke aanstelling. Dit personeelslid krijgt op 1 februari een nieuwe, niet aansluitende tijdelijke aanstelling van 50 % in school A van minstens 105 kalenderdagen en heeft opnieuw recht op drie uren lerarenbonus, ongeacht het nieuwe volume van aanstelling.
Twee principes spelen hier immers:
- Het initiële volume van de bonus wijzigt niet in de loop van het schooljaar.
- Beide aanstellingen omvatten 105 kalenderdagen.
Een personeelslid, zonder bekwaamheidsbewijs, wordt op 1 september voltijds aangesteld als onderwijzer en heeft dus recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/24) in school A. Na 105 kalenderdagen stopt deze tijdelijke aanstelling. Dit personeelslid krijgt echter op 1 februari een nieuwe, niet aansluitende tijdelijke aanstelling in het ambt van zorgcoördinator van 50% in school B van minstens 105 kalenderdagen en heeft opnieuw recht op drie prestatie-eenheden (3/36) lerarenbonus, ongeacht het nieuwe volume van aanstelling.
Twee principes spelen hier immers:
Een personeelslid, zonder bekwaamheidsbewijs, wordt op 1 september voltijds aangesteld als leraar ASV in het BuSO en heeft dus recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/22) in school A. Na 105 kalenderdagen stopt deze tijdelijke aanstelling. Dit personeelslid krijgt echter op 1 februari een nieuwe, niet aansluitende tijdelijke aanstelling van minstens 105 kalenderdagen als halftijdse zorgcoördinator in het gewoon basisonderwijs in school B (18/36). Het heeft opnieuw recht op drie uren vrijstelling lerarenbonus (3/36), ongeacht het nieuwe volume van aanstelling.
Twee principes spelen hier immers:
Een personeelslid, zonder bekwaamheidsbewijs, wordt op 1 september voltijds aangesteld als leraar AV Nederlands in het SO en heeft dus recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/20) in school A. Na 105 kalenderdagen stopt deze tijdelijke aanstelling. Dit personeelslid krijgt echter op 1 maart een nieuwe, niet aansluitende tijdelijke aanstelling van minstens 105 kalenderdagen als voltijdse stafmedewerker in het volwassenenonderwijs in school B. Het heeft geen recht op drie uren vrijstelling lerarenbonus.
Verklaring:
Een opvoeder wordt aangesteld van 17 oktober 2022 tot en met 28 februari 2023 én volgt een lerarenopleiding. Hij heeft een tijdelijke opdracht van 18/36 in het secundair onderwijs en 7/20 in het volwassenenonderwijs. Hij heeft recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/36) en vermindert zijn opdracht in het secundair onderwijs tot 15/36. Vanaf 1 maart vermindert zijn tijdelijke aanstelling als opvoeder tot 14/36. Vanaf dan heeft het personeelslid geen recht meer op de lerarenbonus in het secundair onderwijs omdat het geen halftijdse aanstelling meer heeft in het secundair onderwijs.
Drie principes spelen hier immers:
Twee principes spelen hier immers:
- Het initiële volume van de bonus wijzigt niet in de loop van het schooljaar, maar aangezien de prestatienoemer wijzigt kan daarentegen wel het gepondereerd volume vrijstelling schommelen.
- Beide aanstellingen omvatten 105 kalenderdagen.
Een personeelslid, zonder bekwaamheidsbewijs, wordt op 1 september voltijds aangesteld als leraar ASV in het BuSO en heeft dus recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/22) in school A. Na 105 kalenderdagen stopt deze tijdelijke aanstelling. Dit personeelslid krijgt echter op 1 februari een nieuwe, niet aansluitende tijdelijke aanstelling van minstens 105 kalenderdagen als halftijdse zorgcoördinator in het gewoon basisonderwijs in school B (18/36). Het heeft opnieuw recht op drie uren vrijstelling lerarenbonus (3/36), ongeacht het nieuwe volume van aanstelling.
Twee principes spelen hier immers:
- Het initiële volume van de bonus wijzigt niet in de loop van het schooljaar, (ook niet indien het personeelslid van onderwijsniveau verandert) maar aangezien de prestatienoemer wijzigt kan daarentegen wel het gepondereerd volume vrijstelling schommelen.
- Beide aanstellingen omvatten 105 kalenderdagen.
Een personeelslid, zonder bekwaamheidsbewijs, wordt op 1 september voltijds aangesteld als leraar AV Nederlands in het SO en heeft dus recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/20) in school A. Na 105 kalenderdagen stopt deze tijdelijke aanstelling. Dit personeelslid krijgt echter op 1 maart een nieuwe, niet aansluitende tijdelijke aanstelling van minstens 105 kalenderdagen als voltijdse stafmedewerker in het volwassenenonderwijs in school B. Het heeft geen recht op drie uren vrijstelling lerarenbonus.
Verklaring:
- Het recht op de lerarenbonus vervalt omdat tijdens de tweede aanstelling het personeelslid niet in een wervingsambt van het basis- of secundair onderwijs is aangesteld.
Een opvoeder wordt aangesteld van 17 oktober 2022 tot en met 28 februari 2023 én volgt een lerarenopleiding. Hij heeft een tijdelijke opdracht van 18/36 in het secundair onderwijs en 7/20 in het volwassenenonderwijs. Hij heeft recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden (3/36) en vermindert zijn opdracht in het secundair onderwijs tot 15/36. Vanaf 1 maart vermindert zijn tijdelijke aanstelling als opvoeder tot 14/36. Vanaf dan heeft het personeelslid geen recht meer op de lerarenbonus in het secundair onderwijs omdat het geen halftijdse aanstelling meer heeft in het secundair onderwijs.
Drie principes spelen hier immers:
- Om te berekenen of een personeelslid recht heeft op een vermindering van twee of drie prestatie-eenheden, worden alle prestaties in aanmerking genomen, ook die in andere onderwijsniveaus dan het basis- of secundair onderwijs.
- Het personeelslid moet wel altijd minimaal halftijds aangesteld blijven in het basis- of secundair onderwijs.
- Beide aanstellingen omvatten 105 kalenderdagen.
- De lerarenbonus stopt als het personeelslid geen halftijdse aanstelling meer heeft.
- Het volume van aanstelling daalt in de loop van het schooljaar: de initiële lerarenbonus blijft behouden.
Voorbeeld 1: Een personeelslid, zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs, heeft op 1 september een voltijdse aanstelling en heeft dus recht op drie bonusuren. Op 1 februari van dat schooljaar daalt de aanstelling naar 60%. Hoewel het personeelslid dan eigenlijk slechts recht zou hebben op twee bonusuren, behoudt het echter wel het initiële volume van drie bonusuren. Het volume van de bonus wijzigt immers niet in de loop van het schooljaar.
Voorbeeld 2: Een tijdelijk personeelslid presteert 50 % in vacante uren tot einde schooljaar en 50 % in interimaire uren van een ziekteverlof tijdens het eerste trimester waarvan nog niet zeker is of er verlenging komt. Het personeelslid voldoet bij de start van de lerarenbonus aan de vereiste voorwaarde: de halftijdse aanstelling van minstens 105 aaneensluitende kalenderdagen. Daarenboven presteert het personeelslid bij de start het vereiste minimum van 75% om 3 uur bonus te krijgen. De berekening van het volume wordt niet gekoppeld aan de duur van 105 kalenderdagen. Wijzigt het volume van aanstelling nadien, dan behoudt het personeelslid sowieso de 3 uur vrijstelling.
Voorbeeld 2: Een tijdelijk personeelslid presteert 50 % in vacante uren tot einde schooljaar en 50 % in interimaire uren van een ziekteverlof tijdens het eerste trimester waarvan nog niet zeker is of er verlenging komt. Het personeelslid voldoet bij de start van de lerarenbonus aan de vereiste voorwaarde: de halftijdse aanstelling van minstens 105 aaneensluitende kalenderdagen. Daarenboven presteert het personeelslid bij de start het vereiste minimum van 75% om 3 uur bonus te krijgen. De berekening van het volume wordt niet gekoppeld aan de duur van 105 kalenderdagen. Wijzigt het volume van aanstelling nadien, dan behoudt het personeelslid sowieso de 3 uur vrijstelling.
Voorbeeld 1: Een personeelslid, zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs, heeft op 1 september een voltijdse aanstelling en heeft dus recht op drie bonusuren. Op 1 februari van dat schooljaar daalt de aanstelling naar 60%. Hoewel het personeelslid dan eigenlijk slechts recht zou hebben op twee bonusuren, behoudt het echter wel het initiële volume van drie bonusuren. Het volume van de bonus wijzigt immers niet in de loop van het schooljaar.
Voorbeeld 2: Een tijdelijk personeelslid presteert 50 % in vacante uren tot einde schooljaar en 50 % in interimaire uren van een ziekteverlof tijdens het eerste trimester waarvan nog niet zeker is of er verlenging komt. Het personeelslid voldoet bij de start van de lerarenbonus aan de vereiste voorwaarde: de halftijdse aanstelling van minstens 105 aaneensluitende kalenderdagen. Daarenboven presteert het personeelslid bij de start het vereiste minimum van 75% om 3 uur bonus te krijgen. De berekening van het volume wordt niet gekoppeld aan de duur van 105 kalenderdagen. Wijzigt het volume van aanstelling nadien, dan behoudt het personeelslid sowieso de 3 uur vrijstelling.
Voorbeeld 2: Een tijdelijk personeelslid presteert 50 % in vacante uren tot einde schooljaar en 50 % in interimaire uren van een ziekteverlof tijdens het eerste trimester waarvan nog niet zeker is of er verlenging komt. Het personeelslid voldoet bij de start van de lerarenbonus aan de vereiste voorwaarde: de halftijdse aanstelling van minstens 105 aaneensluitende kalenderdagen. Daarenboven presteert het personeelslid bij de start het vereiste minimum van 75% om 3 uur bonus te krijgen. De berekening van het volume wordt niet gekoppeld aan de duur van 105 kalenderdagen. Wijzigt het volume van aanstelling nadien, dan behoudt het personeelslid sowieso de 3 uur vrijstelling.
- Het volume van aanstelling stijgt in de loop van het schooljaar: de initiële lerarenbonus blijft behouden.
Voorbeeld: Een personeelslid, zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs, heeft op 1 september een aanstelling van 65 % en heeft dus recht op twee bonusuren. Op 1 februari van dat schooljaar stijgt de aanstelling naar 80 %. Hoewel het personeelslid dan eigenlijk recht zou hebben op drie bonusuren, behoudt het echter wel het initiële volume van twee bonusuren. Het volume van de bonus wijzigt immers niet in de loop van het schooljaar.