Dit was een voor mij veel interessanter thema, met bovendien een verrassende ontwikkeling… Het dossier van de masteropleiding basisonderwijs was al enkele jaren oud, en met september 2025 in het vooruitzicht naderde de ultieme concretisering van dat dossier. Maar… er was nog veel onduidelijk (voor abonnees) blijkbaar. De eerste vragensteller, Tom Seurs, had zich wel vergist in het nummer van het genummerde onderwijsdecreet waarin de decretale basis voor de nieuwe masteropleiding gelegd was: niet OD XXIV, maar wel degelijk OD XXXIV legde die basis (cf. vraag om uitleg van 26 oktober 2023, vraag om uitleg van 25 januari 2024 en behandeling van ontwerp van OD XXXIV op 21 maart 2024). Maar die lapsus bedoelde ik niet met “verrassende ontwikkeling”. Voor dat laatste tekende minister Demir zelf. Hoe zat dat? Ik overloop de zaak puntsgewijs, waarbij ik ook nog andere belangrijke elementen van de bespreking kan betrekken:- het verraste mij geen klein beetje dat de invalshoek die minister Demir koos in haar eerste antwoord die was van … vakmasters in het basisonderwijs, maar dát was, gelet op de hierboven aangehaalde referenties, nu nét níet het opzet van die nieuwe masteropleiding basisonderwijs, die toenmalig Onderwijsminister Ben Weyts ingevoerd had; wat de auteur van het antwoord van minister Demir hiermee precies op het oog had, kon ik niet meteen bevroeden;
- maar dat was nog niet het enige dat mij verraste (nwvr: en ik was blijkbaar niet de enige…): de minister verwees weliswaar terecht naar de zgn. Engagementsverklaring van vorige legislatuur, maar voegde daaraan verrassend toe dat “Er is nooit expliciet de belofte gegeven om de master Basisonderwijs een masterverloning te betalen.”, terwijl in de Engagementsverklaring toch iets anders stond, zoals interveniënt Debby Burssens naderhand terecht opmerkte; budgettair was er volgens de minister voor 2026 in niets voorzien, wat inderdaad klopte volgens het centenboekje, maar zoals vragensteller Kim Buyst finaal opmerkte, wél voor 2028 (18 miljoen euro) en 2029 (53 miljoen euro); gelet op de hoogte van die bedragen, leken mij die te gaan over de kosten van de masteropleiding én die van de verloning van de afgestudeerden die met dat diploma zouden werken; vragensteller Laeremans stelde, na de ontwikkeling rond de Digisprong, een tweede “budgettaire cesuur” vast ten aanzien van voorganger Ben Weyts;
- anderzijds niet problematisch was de informatie van minister Demir over de wens van de onderwijsverstrekkers om meer betrokken te worden, want inderdaad finaal zou het ook gaan om de concrete inzetbaarheid van de genoemde profielen in de scholen;
- de erkenningsprocedure van de nieuwe opleiding was bezig (cf. Toets Nieuwe Opleiding bij de NVAO, zoals gebruikelijk) en zodra het dossier bij de minister zou belanden, kon de procedure gefinaliseerd worden; dat zou wel lukken, maar het was intussen natuurlijk al wel begin april 2025 voor een opleiding die in september 2025 verondersteld werd er te zijn; dat laatste was trouwens ook geen probleem, uitgezonderd dus de budgettaire verloningskwestie; de inhoud en het eigenlijke doel van de masteropleiding leken mij, eerlijk gezegd, ook geen probleem te zijn en het zou ook voor de minister wel duidelijk worden dat die niet over een vakmaster zouden gaan noch om een “pedagogische wetenschappen light”, waarvoor bijvoorbeeld vragensteller Gianna Werbrouck terecht waarschuwde;
- ook terecht vond ik dat de minister voor het budgettaire plaatje het héle plaatje in kaart wilde brengen, want inderdaad op dit moment worden bestaande masters die in het basisonderwijs werken soms wél, soms niet als master betaald; daarnaast was er voor de nieuwe master basisonderwijs toch de intentie om die als master te betalen (nwvr: in mijn archief vond ik wel terug dat voormalig Onderwijsminister Ben Weyts dat in een eerste stadium van het decretale proces niet zinnens geweest was, maar de finale Engagementsverklaring liet daarover geen twijfel meer bestaan);
- het was duidelijk dat minister Demir niet opgezet was met enkele tussenkomsten; de schriftelijke notulen op de website sporen hier overigens niet met wat de minister gezegd had; zij heeft zelf met haar tweede antwoord “de scherpe tussenkomsten, die zij niet oké vond, gedownsized”, terwijl de notulen laten uitschijnen dat enkele andere collega’s die downsizing voor haar deden, waarvoor de minister dan dankbaar zou zijn;
- conclusie: het belangrijkste, na 52 minuten debat, was volgens mij dat er voor iedereen duidelijkheid zou komen, tijdig en over de hele lijn.