De nieuwe, maandelijkse taalpremie van 155 euro bruto van de stad Brussel voor onderwijzers die beschikken over een attest Frans, het onderwerp van de vraag van onderwijscommissaris Jan Laeremans. Hij was er zelf, o.a. op basis van zgn. potentiële waterbedeffecten, waarnaar ook voormalig Onderwijsminister Ben Weyts weleens verwees, geen voorstander van. Maar wat dacht de huidige Onderwijsminister ervan?
Zij beperkte zich toch vooral, tot teleurstelling van vragensteller Laeremans, tot het oplijsten van de diverse bevoegdheden en mogelijkheden in dit verband. De stad Brussel kon, als inrichtende macht, dit doen voor haar scholen binnen haar hr-beleid. In de context van het zgn. flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau had de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) ter zake ook bevoegdheden, weliswaar dan wel voor alle scholen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (nwvr: zo verdubbelde de VGC daar bijvoorbeeld de zgn. lerarenbonus en betaalde de opleidingskosten terug). Daarmee had alvast interveniënt Tom Seurs iets bijgeleerd. Zelf werkte de minister in de luwte met de sociale partners, zoals we intussen zeer goed wisten, aan maatregelen voor leraren in álle scholen en liet ze het beloningsbeleid onderzoeken door Hudson. Maar ze was geen voorstander van een (Vlaamse) premie voor leraren in grootsteden. Er was wel de salarisschaal ‘Getuigschrift grondige kennis verplichte tweede taal Frans’ voor personeelsleden in het lager onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de Rand- en taalgrensgemeenten.
In zijn slotwoord voegde vragensteller Laeremans ineens nog een ander element in het verhaal “leraar zijn in Brussel” toe, namelijk: veiligheid en een meldpunt ter zake.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de maandelijkse taalpremie van de stad Brussel voor leerkrachten met een attest Frans van Jan Laeremans” aan minister Zuhal Demir.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen