De leerlingen Humane Wetenschappen en Welzijnswetenschappen dienen in het kader van de onderzoekscompetentie een onderzoekscyclus te doorlopen voor één of meerdere vakken van de specifieke vorming en/of geschiedenis. Hier krijg je een kader aangereikt waarbinnen je de onderzoekscompetentie Filosofie kan organiseren.
Met de ingang van de modernisering van het secundair onderwijs moet de onderzoekscompetentie worden gerealiseerd in samenhang met inhouden van specifieke minimumdoelen van de studierichting. De focus van de onderzoekscompetentie ligt op de ontwikkeling van een onderzoekende houding bij de leerling.
Leerlingen doorlopen een volledige onderzoekscyclus in samenhang met inhouden gerelateerd aan specifieke minimumdoelen, zoals opgenomen in leerplannen van het specifieke gedeelte van een studierichting. Voor de studierichting Humane wetenschappen gaat dat om Filosofie, Kunstbeschouwing, Sociale en gedragswetenschappen en/of Statistiek. Geschiedenis kan ook. Voor de studierichting Welzijnswetenschappen behoren Statistiek, Toegepaste sociale en gedragswetenschappen en/of Filosofie tot de mogelijkheden. Natuurwetenschappen kan ook ingezet worden. Alle leerplandoelen (Uitgebreide) Filosofie zijn gekoppeld aan specifieke minimumdoelen, behalve leerplandoelen 1+ en 4+.
De onderzoekscyclus bestaat uit verschillende fasen, zoals oriëntatie, probleem(stelling) of onderzoeksvraag, onderzoeksmethode, gegevensverzameling, analyse, conclusie, rapportering. Ook als de onderzoekscompetentie als groepswerk georganiseerd wordt, is het van belang dat elke leerling elke fase doorloopt: bijvoorbeeld elk een onderzoeksvraag formuleren, overleggen en kiezen; elk bronnen laten aanbrengen en dan samen kiezen; elke leerling hetzelfde thema via een ander poolvak binnen 1 groep laten benaderen… Meer algemene informatie over de onderzoekscompetentie vind je hier.
De onderzoekscompetentie hoeft niet alleen de verantwoordelijkheid te zijn van de leerkrachten van de 3de graad; het is zeer opportuun om reeds vanaf het 3de leerjaar aandacht te hebben voor de ontwikkeling van de filosofische onderzoeksvaardigheden van de leerling. Dat kan bijvoorbeeld via volgende wegen:
Verschillende leerplandoelen lenen zich zeer goed tot het kennismaken met en ontwikkelen van een onderzoekende houding. Dan gaat het bijvoorbeeld om volgende leerplandoelen:
1. Leerplan Filosofie 2de graad (Maatschappij- en welzijnswetenschappen en Humane wetenschappen)
2. Leerplan Filosofie 3de graad (Welzijnswetenschappen)
3. Leerplan Uitgebreide Filosofie (Humane wetenschappen)
Leerlingen werken individueel of in groep aan een filosofisch onderzoek. Zij houden hun werk (verslagen overlegmomenten, feedback van de leerkrachten, schema's...) bij in een ontwikkelingsportfolio:
In het schema hieronder vind je de mogelijkheden per fase.
Voorbeeld: het trolleyprobleem om morele keuzes te analyseren.
Voorbeeld: onderzoeken hoe media rechtvaardigheid framen in oorlogstijd.
Voor de evaluatie van de onderzoekscompetentie Filosofie houd je net zoals altijd rekening met de 7 criteria van kwaliteitsvolle evaluatie. Voor de onderzoekscompetentie in het algemeen ziet dat eruit zoals op de afbeelding hieronder. Meer informatie over de evaluatie van de onderzoekscompetentie in het algemeen vind je hier.
De omschrijving en de aard van het leerplandoel "De leerlingen doorlopen een onderzoekscyclus in samenhang met ..." geeft aan dat er bij de evaluatie vooral aandacht moet zijn voor het proces dat de leerling gelopen heeft. Dit schept ook de mogelijkheid om leerlingen aan te zetten tot reflectie op de eigen ervaringen tijdens het onderzoeksproces. We willen vooral dat de leerlingen bijleren over het voeren van een onderzoek, eerder dan dat we van hen verwachten dat ze in het kader van de onderzoekscompetentie meteen een bijdrage leveren aan wetenschappelijke vooruitgang. De nadruk ligt dus op procesevaluatie. Daartoe heb je volgende mogelijkheden: