De niveauoverstijgende en globale informatie over het item Onderwijsplanning lees je onder Onderwijsplanning: Wat? Waarom? Hoe?
Elk initiatief dat je als schoolbestuur neemt om het onderwijsaanbod in een of meer van je scholen of centra uit te breiden, in te krimpen of te herschikken, vatten we onder de noemer ‘structuurwijzigingen’.
Als je als schoolbestuur een structuurwijziging wilt realiseren, kan dat niet ‘zomaar’. Je moet de interne planningsprocedure van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de externe planningsprocedure van de overheid volgen. Dit betekent dat je bepaalde stappen moet volgen en de verschillende deadlines moet respecteren.
Soms heb je als bestuur een goedkeuring van de DPCC-so en/of van de Vlaamse regering nodig. In andere gevallen moet je de structuurwijziging gewoon melden aan Katholiek Onderwijs Vlaanderen/DPCC-so en/of aan AGODI. In nog andere gevallen is geen actie vereist.
In de meeste gevallen heb je het akkoord nodig van de scholengemeenschap waartoe jouw school behoort.
Je vindt voor beide planningsprocedures en voor elke structuurwijziging een samenvatting van alle acties, indiendata en aanvraag-/meldingsformulieren in het schematisch overzicht.
Welke stappen houdt de interne planningsprocedure van Katholiek Onderwijs Vlaanderen in? Wat moet je als schoolbestuur concreet doen? Moet je een aanvraag indienen? Volstaat een melding? Of is er helemaal geen actie vereist?
Plannen tot een structuurwijziging worden doorgaans ver voor de indiendatum gemaakt, overwogen en bestudeerd. Door de band genomen, impacteren structuurwijzigingen in BuO-scholen omliggende scholen steeds in meer of mindere mate omwille van de rekruteringsgebieden die ontstaan door het recht op collectief leerlingenvervoer. Het is daarom belangrijk om zo snel mogelijk in dit denkproces andere scholen te consulteren.
De eerste stap is de plannen kenbaar te maken op een diocesane directievergadering . De NICO-BuO brengt de DPCC-so en Katholiek Onderwijs Vlaanderen hiervan op de hoogte. Op die manier hebben scholen die mogelijk impact van een structuurwijziging ondervinden, de kans om hun achterban (schoolbestuur, scholengemeenschap te informeren en te raadplegen. Aan de NICO-BuO kunnen zij melden of ze al dan niet voorafgaandelijk regionaal overleg wensen.
In samenspraak met DPCC-so, KathOndVla en de initiatief nemende school wordt (al dan niet) overleg georganiseerd. In principe wordt het initiatief voor het voorafgaand regionaal overleg genomen door de school die overweegt om een aanvraag in te dienen. De DPCC-so en/ of Katholiek Onderwijs Vlaanderen ondersteunt de school daarbij.
De ondersteuning kan bestaan uit:
Het voorafgaandelijk regionaal overleg vindt plaats vóór een aanvraag wordt ingediend bij de DPCC-so en Katholiek Onderwijs Vlaanderen (hetzij 15 september, hetzij 30 november) in aanwezigheid van de vertegenwoordiger(s) (directeur, adjunct-directeur, TAC, orthopedagoog, lid van het schoolbestuur, medewerker van de scholengemeenschap…) van die scholen die mogelijk gevolgen zullen ondervinden van een structuurwijziging binnen de initiatief nemende school.
Tijdens het overleg geeft de initiatief nemende school toelichting bij de geplande structuurwijzigingen:
Daarnaast worden ook de bezorgdheden, bezwaar, opmerkingen van de omliggende scholen besproken:
De initiatief nemende school (in samenspraak met de DPCC-so) zorgt voor een schriftelijke neerslag van het overleg. De schriftelijke neerslag bevat ten minste de informatie met betrekking tot de te bespreken punten
Het verslag wordt na goedkeuring door de aanwezigen als bijlage toegevoegd aan het aanvraagdossier dat aan de DPCC-so en Katholiek Onderwijs Vlaanderen wordt bezorgd.
Het voorafgaandelijk regionaal overleg heeft NOOIT tot doel om een advies of beslissing uit te brengen aangaande de voorliggende aanvraag. Het voorafgaandelijke regionaal overleg heeft tot doel de nodige informatie (zie te bespreken punten) te verzamelen ten behoeve van de adviesraad én de DPCC-so zodat deze een gegrond advies kunnen uitbrengen of een gegronde beslissing kunnen nemen.
Voor de aanvraag van een structuurwijziging in het buitengewoon secundair onderwijs, gebruik je het aanvraagformulier buitengewoon secundair onderwijs.
De aanvraag gaat uit van het schoolbestuur. De voorzitter van het schoolbestuur neemt het initiatief om het aanvraagdossier samen te stellen. In onderlinge afspraak kan hij de directeur van de aanvragende school of de directeur-coördinatie van de scholengemeenschap mandateren om dat van hem over te nemen.
Dit betekent concreet dat je als schoolbestuur achtereenvolgens de volgende stappen zet:
Als het advies van de schoolraad en/of het MCSG verdeeld of ongunstig is, voeg je een uittreksel uit het verslag van de vergadering van de schoolraad en/of het MCSG toe aan het aanvraagdossier.
Als het advies van het LOC en/of het OCSG verdeeld of ongunstig is, voeg je het protocol van niet-akkoord van het LOC en/of het OCSG toe aan het aanvraagdossier.
Zodra het formulier volledig ingevuld is, zet tot slot de voorzitter van het schoolbestuur zijn handtekening op het aanvraagformulier
De aanvraag gaat uit van de scholengemeenschap. De voorzitter van het bestuur van de scholengemeenschap neemt het initiatief om het aanvraagdossier samen te stellen. In onderlinge afspraak kan hij de coördinerend directeur van de scholengemeenschap mandateren om dat van hem over te nemen.
Dit betekent concreet dat je als scholengemeenschap achtereenvolgens de volgende stappen zet:
Als het advies van het MCSG (of van de schoolraad van de aanvragende school als er geen MCSG is opgericht) verdeeld of ongunstig is, voeg je een uittreksel uit het verslag van de vergadering het MCSG (of van de schoolraad) toe aan het aanvraagdossier.
Als het advies van het OCSG verdeeld of ongunstig is, voeg je het protocol van niet-akkoord van het OCSG toe aan het aanvraagdossier.
Zodra het formulier volledig ingevuld is, zet tot slot de voorzitter van het bestuur van de scholengemeenschap zijn handtekening op het aanvraagformulier.
Je mailt het aanvraagformulier in pdf-formaat naar Katholiek Onderwijs Vlaanderen en naar de DPCC-so van jouw regio.
De contactgegevens van de bestemmelingen zijn:
Katholiek Onderwijs Vlaanderen
isabelle.dobbelaere@katholiekonderwijs.vlaanderen
DPCC Regio Antwerpen
info@voba.vlaanderen
DPCC Regio Limburg
vicariaat.onderwijs@bisdomhasselt.be
DPCC Regio Mechelen-Brussel
fons.nuyens@katholiekonderwijs.vlaanderen
DPCC Regio Oost-Vlaanderen
dpcc.so.bisdomgent@katholiekonderwijs.vlaanderen
DPCC Regio West-Vlaanderen
ward.goudenhooft@katholiekonderwijs.vlaanderen
Aandachtspunt: Een aantal scholen investeert in nieuwe schoolinfrastructuur. Andere scholen zien zich bij een stijging van de schoolbevolking genoodzaakt om capaciteit uit te breiden en om te investeren in extra schoolinfrastructuur. Soms kan een school daartoe capaciteitssubsidies aanwenden.
Als deze nieuwe of extra schoolinfrastructuur gerealiseerd wordt op nieuwe locaties, kan er een weerslag zijn op het onderwijsaanbod en/of leerlingenrekrutering van andere scholen.
Het in gebruik nemen van nieuwe locaties of vestigingsplaatsen is DPCC-materie. Het schoolbestuur brengt de DPCC-so zo snel mogelijk - zonder rekening te houden met de voorgeschreven indiendata en zeker vóór de aanvang van de bouwwerken of de aankoop van gronden/gebouwen - op de hoogte van de geplande nieuwe of extra schoolinfrastructuur. De DPCC-so zal alle betrokken scholen voor overleg samen brengen.
Hoewel er rond de meeste dossiers al voorafgaandelijk regionaal overleg zal hebben plaatsgevonden, laat iedere DPCC-so, kort na ontvangst van de verschillende aanvraagdossiers, aan de scholen en scholengemeenschappen van haar regio weten welke aanvragen er werden ingediend. Aanvragen van het ene schoolbestuur kunnen immers gevolgen hebben voor het andere schoolbestuur. Als een aanvraag gevolgen kan hebben op scholen van een aangrenzende regio, zal de DPCC-so ook die scholen informeren.
Als je het als schoolbestuur niet eens bent met een aanvraag van een ander schoolbestuur, kun je dat laten weten aan de DPCC-so. Je moet dan een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de DPCC-so van jouw regio en dit binnen een termijn van tien kalenderdagen. Het bezwaar gaat uit van de scholengemeenschap (of van de school als men niet tot een scholengemeenschap behoort).
De DPCC-so kan, voorafgaand aan haar beslissing, een overleg organiseren tussen de aanvrager en de bezwaarmaker.
De DPCC-so informeert de scholen en de scholengemeenschappen over de beslissingen die ze heeft genomen. Als je in beroep wilt gaan tegen een beslissing van de DPCC-so, kun je, hetzij als aanvrager, hetzij als bezwaarmaker, binnen een termijn van zeven kalenderdagen beroep aantekenen bij de Centrale beroepscommissie van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, ter attentie van de voorzitter lieven.boeve@katholiekonderwijs.vlaanderen. Het beroep gaat uit van de scholengemeenschap (of van de school als men niet tot een scholengemeenschap behoort). De Centrale beroepscommissie neemt een eindbeslissing.
In het Statuut van de DPCC vind je alle informatie over de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van de DPCC en van de Centrale Beroepscommissie.
Het kan zijn dat je als schoolbestuur een gepland en goedgekeurd initiatief uiteindelijk toch niet realiseert op 1 september. Je plande bijvoorbeeld om een opleidingsvorm 4 in te richten, maar door een gering aantal inschrijvingen haal je de programmatienorm van 14 leerlingen niet .
Dit betekent niet dat je het beoogde initiatief zomaar mag verschuiven naar het jaar nadien. Als je een aangevraagde en goedgekeurd structuurwijziging om welke reden dan ook niet kunt realiseren op 1 september, moet je die altijd opnieuw aanvragen. Je doorloopt opnieuw de volledige interne planningsprocedure en bezorgt je aanvraag opnieuw bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen en DPCC-so.
Eén schooljaar later dan in het gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 4 wordt de modernisering secundair onderwijs uitgerold in het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3:
Bij onderwijsplanning maken we vanaf dan een onderscheid tussen studieaanbod dat via concordantie tot stand komt en studieaanbod dat op basis van programmatie gerealiseerd wordt.
De concordantie voltrekt zich in drie fasen:
De concordantie gebeurt één op één en van rechtswege. Dat wil zeggen dat voor die concordantie geen goedkeuring van de Vlaamse regering, noch van de DPCC vereist is.
Het is van belang om voldoende zicht te hebben op de concordantie alvorens aanvragen tot programmatie in te dienen. Je kunt de concordantietabel hier vinden.
Naast het geconcordeerd studieaanbod kun je het studieaanbod uitbreiden via programmatie.
Vanaf het schooljaar 2019-2020 geldt er geen rationalisatienorm of programmatienorm meer naar gelang het aantal opleidingen in OV3. In plaats daarvan komt er een programmatieprocedure waarbij bijkomende opleidingen slechts kunnen worden ingericht na goedkeuring door de Vlaamse regering.
In de omzendbrief betreffende programmatie en rationalisatie in het buso worden in het punt 3.6.13 de criteria opgesomd waaraan aanvragen moeten voldoen. Eén van de criteria is het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één school voor gewoon voltijds secundair onderwijs met een gelijkaardig studieaanbod in de buurt uit het beroepssecundair onderwijs. Je kunt het model van samenwerkingsovereenkomst gebruiken.
De programmatie van opleidingen binnen OV3 is al sinds jaar en dag ‘DPCC-materie’. Dat betekent dat scholen moeten beschikken over een goedkeuring van de DPCC, alvorens ze een aanvraag kunnen indienen bij AGODI. Meer info daarover vind je onder interne planningsprocedure.
Het spreekt dus voor zich dat regionale afstemming met andere OV3-scholen cruciaal is om alle leerlingen op een redelijke afstand een opleiding te kunnen bieden volgens zijn of haar interesses binnen het buitengewoon beroepssecundair onderwijs. Alle regio’s kozen er om die reden voor om een gezamenlijk toekomstplan voor OV3 bij de DPCC in te dienen. Naar gelang de modernisering so zich verder uitrolt in de verschillende fases binnen OV3 zal het regionaal overleg opnieuw georganiseerd worden.
Vanaf het schooljaar 2019-2020 wordt de Modernisering so uitgerold in het gewoon secundair onderwijs. Dus ook in opleidingsvorm 4:
Bij onderwijsplanning maken we vanaf dan een onderscheid tussen studieaanbod dat via concordantie tot stand komt en studieaanbod dat op basis van programmatie gerealiseerd wordt.
In het kader van de progressieve modernisering worden de bestaande benamingen van structuuronderdelen verplicht omgezet naar nieuwe benamingen, de zogenaamde ‘concordantie’. Je vindt een overzicht van alle omzettingen in de concordantietabel.
De concordantie kan volgende vormen aannemen:
De concordantie van één bestaande studierichting naar één studierichting van de Modernisering so is een recht en wordt derhalve niet beschouwd als een programmatie.
Naast het geconcordeerd studieaanbod kun je het studieaanbod uitbreiden via programmatie. Sinds het schooljaar 2020 – 2021 (met het oog op inrichting vanaf 1 september 2021) is er voor de programmatie van bijkomende studieaanbod in BuSO OV4 ook een externe procedure waarbij een goedkeuring door de Vlaamse regering is vereist. Dit zowel voor gemoderniseerde structuuronderdelen als voor structuuronderdelen in de ‘oude structuur’ uit de 3de graad.
Deze procedure is deels gelijklopend met de gekende procedure in het gewoon secundair onderwijs, maar wijkt er ook in belangrijke mate van af:
Het spreekt dus voor zich dat regionale afstemming met andere OV4-scholen cruciaal is om alle leerlingen op een redelijke afstand het curriculum van het gewoon onderwijs te kunnen bieden volgens zijn of haar interesses binnen het buitengewoon secundair onderwijs. Alle regio's kozen er om die reden voor om een gezamenlijk toekomstplan voor 0V4 bij de DPCC in te dienen voor de tweede en de derde graad. Op regelmatige basis wordt daar overleg rond georganiseerd. Voor de kleine types vindt dat overleg plaats met alle betrokken scholen, Vlaanderenbreed.
De overheid wil zicht houden op de evoluties in het onderwijslandschap. Daarom heeft zij een eigen planningsprocedure uitgewerkt. Wij noemen die procedure de ‘externe planningsprocedure’. Voor sommige structuurwijzigingen is er een goedkeuring van de Vlaamse regering vereist, voor andere structuurwijzigingen geldt er enkele een meldingsplicht bij AGODI. Voor andere structuurwijzigingen is er geen actie vereist.
Aandachtspunt: als schoolbestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, kun je de externe planningsprocedure, maar aanvatten nadat je de interne planningsprocedure doorlopen hebt en nadat je aanvraag door de DPCC-bao goedgekeurd werd.
Voor onderstaande initiatieven is een goedkeuring van de Vlaamse regering vereist:
Het aanvraagdossier zal voor administratief-technisch en inhoudelijk advies voorgelegd worden aan de Vlaamse Onderwijsraad, AGODI en de Onderwijsinspectie. De Vlaamse regering neemt de uiteindelijke beslissing. Zij zal bij haar beoordeling rekening houden met de volgende criteria:
Voor de oprichting van een type in combinatie met een opleidingsvorm:
Voor de oprichting van een niet-duale opleiding binnen OV3 of een niet-duaal structuuronderdeel binnen OV4:
Voor de meeste initiatieven stuur je het ingevulde en ingescande aanvraagformulier per mail in pdf-formaat naar AGODI ten laatste op 30 november van het voorafgaand schooljaar. Let op dat je ook de nodige bewijsstukken, zoals vermeld op het formulier, meestuurt. De contactgegevens van de bestemmeling lees je af bovenaan op de meldingsformulieren.
Op deze datum zijn echter twee uitzonderingen:
Als je als schoolbestuur een eerder aangevraagde en goedgekeurde structuurwijziging toch niet kunt realiseren op 1 september, kun je die niet zomaar verschuiven naar het volgend schooljaar. Je moet die structuurwijziging, opnieuw aanvragen door een dossier in te dienen bij AGODI.
Over andere structuurwijzigingen wil het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) enkel op de hoogte worden gehouden. Een melding per mail van het schoolbestuur volstaat.
De structuurwijzigingen meld je door middel van het geschikte meldingsformulier dat je terugvindt bij de omzendbrief SO/2006/03(buso).
Je verstuurt het ingevulde en ingescande aanvraagformulier per mail in pdf-formaat naar AGODI ten laatste op 1 april van het voorafgaand schooljaar.
De contactgegevens van de bestemmeling lees je bovenaan op de aanvraagformulieren.
Iedere buso-school moet op 1 oktober ten minste 15 regelmatig ingeschreven leerlingen tellen. Daarnaast gelden er alleen rationalisatienormen voor de verschillende opleidingsvormen. In het buso zijn er geen normen voor types. Dat betekent dat voor het bereiken van de rationalisatienorm per opleidingsvorm de leerlingen van alle onderliggende types mogen worden samengeteld.
Sinds 1 september 2019 werden de rationalisatienormen voor opleidingen binnen OV3 afschaft in het kader van de modernisering secundair onderwijs. Daarnaast gelden ook geen afzonderlijke normen voor vestigingsplaatsen, onafhankelijk van de afstand van de administratieve vestigingsplaats.
Er gelden andere normen voor scholen gelegen in het tweetalig gebied Brussel hoofdstad:
In een school met meerderde opleidingsvormen moet men de som maken van de verschillende minima.
In een school met meerdere vestigingsplaatsen moet de globale bevolking van de school in aanmerking worden genomen.
Een nieuwe buso-school kan enkel gesubsidieerd worden indien op 1 oktober van het schooljaar oprichting
Worden deze minima niet bereikt, dan moet de in gebreke blijvende opleidingsvorm of desgevallend de school met ingang van 1 september daaropvolgend worden opgeheven.
Een bestaande buso-school kan een nieuwe opleidingsvorm 1, 2 of 3 oprichten indien zij
Een bestaande buso-school kan een nieuwe opleidingsvorm 4 oprichten indien zij:
De overheid kijkt op 1 oktober na of alle structuuronderdelen aan de rationalisatienormen, desgevallend aan de programmatienormen voldoen.
Deze teldag voor rationalisatie en programmatie is niet te verwarren met de teldag van 1 februari op basis waarvan de omkadering en werkingsmiddelen voor het volgende schooljaar worden bepaald.
In een aantal gevallen zal ook de teldag voor de berekening van de omkadering niet op 1 februari van het voorgaande schooljaar vallen, maar op 1 oktober van het lopende schooljaar:
OPGELET : De teldatum geldt ALTIJD voor het geheel van de school .
Wanneer een school met verschillende opleidingsvormen globaal voldoet aan de normen van de opleidingsvormen samen, maar voor één of meer opleidingsvormen afzonderlijk de norm van de opleidingsvorm niet bereikt, dan mogen deze opleidingsvormen behouden blijven, indien de school voor iedere opleidingsvorm afzonderlijk 2/3 van die norm bereikt .
Wanneer een school met verschillende opleidingsvormen wel globaal de normen van de opleidingsvormen samen bereikt, maar voor één of meer opleidingsvormen afzonderlijk niet alleen beneden de norm van de opleidingsvorm blijft, maar ook gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet 2/3 van deze norm bereikt op 1 oktober, dan:
Wanneer een school gedurende twee opeenvolgende schooljaren met verschillende opleidingsvormen wel 2/3 van de norm voor iedere opleidingsvorm afzonderlijk bereikt, maar niet de globale norm van de opleidingsvormen samen bereikt op 1 oktober, dan:
Wanneer een school met één opleidingsvorm op 1 oktober de rationalisatienorm niet bereikt :
De reglementering over de structuurwijzigingen in het gewoon secundair onderwijs lees je in de volgende Ministeriële Omzendbrieven: