De leerlingen hanteren verschillende discussierollen om hun ideeën rond een stelling of vraag te verwoorden. Ze bouwen verder op de ideeën van anderen en dagen hen uit met nieuwe argumenten. Met deze werkvorm leren leerlingen in dialoog gaan en diversiteit waarderen.
Leerlingen en leraren gaan in dialoog met elkaar aan de hand van verschillende discussierollen en waarderen diversiteit.
Naar aanleiding van een verhaal, gebeurtenis, thema, … hebben de deelnemers een betekenisvolle stelling of vraag om over in gesprek te gaan. Enkele voorbeelden:
Gespreksregels
De deelnemers bespreken enkele gespreksregels:
Discussierollen
Alvorens aan de slag te gaan met de discussierollen, krijgen de deelnemers tijd om na te denken wat hun mening is over de vraag of stelling. Ze kunnen kernwoorden of een uitgebreidere tekst noteren, of aan de hand van een tekening, of ... een weerslag maken.
Nadien voeren de deelnemers een groepsgesprek aan de hand van zes discussierollen. Deze discussierollen worden stap voor stap geïntroduceerd:
Door middel van voorbeelden en modeling kan de leraar aan leerlingen tonen, voorafgaand aan het gesprek en tijdens het gesprek, wat leerlingen kunnen zeggen bij elke rol. Leerlingen die concrete hulpzinnen nodig hebben om te spreken vanuit een discussierol, krijgen voorbeeldzinnen aangereikt. De leraar stimuleert de leerling om deze voorgeschreven zinnen geleidelijk aan los te laten.
De bouwer is het eens met een idee. Hij zegt bijvoorbeeld:
Ik ben het eens, en zou graag toevoegen dat …
Voortbouwend op dat idee, denk ik dat …
Gelinkt aan wat X zei, denk ik dat …
De uitdager is het oneens, hij geeft redenen en een nieuw argument. Hij zegt bijvoorbeeld:
Ik ben het oneens, omdat …
Je zei X, maar dacht je ook aan … ?
Ik ga in tegen X en denk dat …
Ik begrijp je standpunt, maar wat met … ?
De samenvatter benoemt de hoofdpunten, tijdens of na de discussie. Hij zegt bijvoorbeeld:
In het algemeen waren dit de hoofdpunten …
Onze discussie focuste op …
De drie hoofdpunten die we bespraken, waren ...
De verduidelijker maakt iets duidelijker door vragen te stellen. Hij zegt bijvoorbeeld:
Wat bedoel je als je zegt dat …?
Kun je … iets meer uitleggen?
Kun je … verduidelijken?
Betekent wat je zegt dat …?
De starter start de discussie of opent een nieuw onderwerp. Hij zegt bijvoorbeeld:
Ik zou graag starten met …
Ik denk dat we moeten nadenken over …
We hadden het nog niet over …
Laten we ook nadenken over …
De onderzoeker graaft dieper in een argument en vraagt naar bewijs voor een idee. Hij zegt bijvoorbeeld:
Waarom denk je dat …?
Kan je een voorbeeld geven van …?
Wat denk je dat het effect is van …?
De discussierollen kunnen ondersteund worden door concreet materiaal, enkele voorbeelden:
Als de leerlingen werken rond een stelling, zoeken ze argumenten ‘voor’ en ‘tegen’. Voor elk nieuw argument, wordt een cent/blokje/… bij ‘voor’ of ‘tegen’ gelegd. Op het einde geven de centjes een visualisering weer van de genoemde argumenten.
Reflectie
De deelnemers denken bij het einde van het gesprek terug aan hun initiële mening. Wat vonden zij bij de start van het gesprek over de vraag of stelling?
Ze besluiten voor zichzelf of hun mening gewijzigd is, gaande van niets - heel weinig tot een andere mening.
De deelnemers worden bevraagd:
Reacties op deze werkvorm? inspirerendburgerschap@katholiekonderwijs.vlaanderen