- De leerlingen verkenden en onderzochten vooraf een thema, vraagstuk op probleem.
- Ze brainstormen rond acties die ze kunnen ondernemen en verzinnen er zoveel mogelijk. Nadien duiden ze aan welke acties ze thuis, in de klas, op school (...) kunnen ondernemen.
- Ze ordenen de acties in de ACTIEROOS:
- Hoe moeilijk of makkelijke is de actie?
- Hoe zinvol (of net niet) is de actie om een antwoord te bieden op het thema of het vraagstuk, probleem op te lossen?
- De leerlingen foucssen zich op de acties die gemakkelijk en zinvol zijn. Moeilijke (en zinvolle) acties kunnen eventueel herdacht worden: hoe maken we deze actie wel haalbaar, welke aspecten van deze actie kunnen we wel meenemen of welke termijn is wel haalbaar?
- De leerlingen stemmen of beslissen na overleg: onder welke acties willen ze hun schouders zetten? Ze komen tot een actie die ze individueel willen ondernemen of tot een collectieve actie die met de volledige groep/klas ondernomen wordt.