De regelgever omschrijft in het decreet basisonderwijs (art.46) een IAC als volgt:
§1. Voor elke leerling met een IAC-verslag wordt, zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs, een individueel aangepast curriculum opgemaakt door de klassenraad in afstemming met de leerling tenzij dat niet mogelijk is, met de ouders, in voorkomend geval de leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker en andere externe ondersteuners.
§2. Het individueel aangepast curriculum bevat, met inachtneming van de door de Vlaamse Regering opgelegde of gelijkwaardig verklaarde eindtermen of ontwikkelingsdoelen, de doelen die nagestreefd zullen worden, volgens de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling. Het individueel aangepast curriculum krijgt vorm op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken.
De klassenraad vertrekt voor de selectie van de doelen van de eindtermen en van de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs. De doelen worden door de klassenraad bij de leerling nagestreefd met het oog op de maximale ontplooiing van en leerwinst bij de leerling en met het oog op een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren en maatschappelijke participatie zoals andere leeftijdsgenoten. Scholen voor buitengewoon onderwijs werken actief aan de mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs.
§3. In het individueel aangepast curriculum opgenomen doelen met betrekking tot godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing zijn gebaseerd op de overeenkomstige leerplannen en zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.
§4. Het individueel aangepast curriculum bepaalt hoe de doelen gerealiseerd zullen worden en hoe sociale, psychologische, orthopedagogische, medische of paramedische hulpverlening in het onderwijsaanbod wordt geïntegreerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het netwerk en de ondersteunende partners die betrokken zijn naargelang de onderwijscontext waarin de leerling schoolloopt.
§5. Alle betrokkenen werken samen om een optimaal leer- en ontwikkelingstraject voor de leerling te garanderen. De school is verantwoordelijk voor de opvolging, evaluatie en bijsturing van het traject en coördineert de afstemming tussen alle betrokken partners.
Een individueel aangepast curriculum beoogt steeds een relatie met het gemeenschappelijk curriculum. ZiLL biedt hierbij kansen om te differentiëren volgens ontwikkelingsleeftijd. Deze ontwikkelingsgerichte aanpak garandeert veel mogelijkheden om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het gemeenschappelijk curriculum.
De ouders en de leerling die beschikt over een IAC-verslag (behalve type 5), stellen een vraag voor een IAC.
Er zijn twee situaties waarin je als school deze vraag kunt krijgen. In beide situaties is het van belang om de leerondersteuner van meet af aan mee te nemen bij de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen. Dit impliceert dat ondersteuning wordt opgestart zodra de school kennis neemt van het IAC-verslag.
We streven naar kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen, ook voor leerlingen met een IAC. Het realiseren van een IAC neemt als vertrekpunt steeds het GC (leerplan Zin in leren! Zin in leven!) en het leren van de klasgroep. Dat wil zeggen dat je voor een IAC altijd een relatie beoogt met dat GC. Het doel is om de leerlingen maximaal tot leren te laten komen. Je benadert bij een IAC elke leerling vanuit een ontwikkelingsgericht perspectief. Daarbij ga je uit van de mogelijkheden van leerlingen en wat alle leerlingen in de klas bindt ondanks de verschillen. Je laat los wat (nog) niet lukt en kijkt naar wat er wel kan. Het GC hanteer je als streefdoel voor leerlingen met een IAC. De lat ligt ook hoog voor die leerlingen. Wanneer vastgesteld wordt dat de leerling aansluit bij het GC, voldoet de leerling niet meer aan de voorwaarden van een IAC-verslag. Het IAC-verslag moet dan worden opgeheven door CLB.
Sinds de eerste kleuterklas volgt Marthe samen met haar klasgenoten de lessen. Nu zitten ze in het vijfde leerjaar. Marthe volgt door haar verstandelijke beperking het gemeenschappelijk curriculum van de klas niet volledig mee. Onder andere voor wiskunde zijn er doelen op maat geformuleerd.
Het realiseren van een IAC biedt nieuwe perspectieven voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het plaatst schoolteams voor nieuwe uitdagingen. Elk IAC is maatwerk, vraagt creativiteit en ‘out of the box’- denken. Het uitwerken van een IAC impliceert vernieuwingsprocessen, processen die gekenmerkt worden door zoeken en groeigericht handelen in situaties waarbij de te verwachten leeruitkomst geen vaststaand gegeven is. Hét IAC bestaat niet, elk IAC is specifiek en op maat: voor deze leerling, met deze mogelijkheden, in deze context en met dit toekomstperspectief. Sommige IAC zullen erg nauw aansluiten bij het GC, andere zullen daar verder vanaf staan.
Een IAC realiseer je niet alleen. Verschillende betrokkenen spelen een rol in het traject. Vanzelfsprekend zijn dit de ouders, de school, het CLB, het leersteuncentrum, en eventueel de pedagogische begeleiding. Er zijn ook vaak andere partners zoals thuisbegeleiding, buitenschoolse hulpverlening, multifunctioneel centrum, revalidatiecentrum … Het is dus nodig om het ruime netwerk rondom de leerling in kaart te brengen.
Als school behoud je de regie om het IAC te realiseren. Je hebt de regie over het totale leerproces van elke leerling. Je bent verantwoordelijk voor de coördinatie van en de afstemming met de partners die betrokken zijn of voor aanvullende vormen van ondersteuning die aan de leerling worden geboden in functie van een kwaliteitsvol traject voor de leerling. Het CLB heeft een draaischijffunctie: ze verwijzen leerlingen en hun ouders gericht door naar externe diensten voor bijkomende ondersteuning, begeleiding en/of onderzoek. Het leersteuncentrum geeft elk leersteuntraject vorm met betrokkenheid van de school, de leerling tenzij dat niet mogelijk is, en de ouders. De school en het leersteuncentrum betrekken het CLB waar nodig.
Een IAC-traject vraagt regelmatig overleg met alle partijen. Dialoog over noodzakelijkheid, wenselijkheid en haalbaarheid van het IAC-traject maakt hier essentieel deel vanuit. Samen wordt bepaald wie wat zal doen en hoe dat in de praktijk zal omgezet worden.
Het kan alleen maar slagen in verbindende samenwerking, die vertrekt vanuit een gezamenlijk perspectief en doelgerichtheid, met het oog op leren en participeren. Elke partij doet een inbreng vanuit zijn rol. Alle relevante informatie wordt met alle betrokkenen gedeeld (rekening houdend met de privacy). Onderwijsprofessionals en ouders (en waar mogelijk de leerling) als ervaringsdeskundigen zijn daarbij evenwaardig.
Verbindende samenwerking vraagt een engagement van alle partijen om in alle omstandigheden in te zetten op deze verbinding, ook wanneer die onder druk komt te staan. Het is erg belangrijk om de blik ruim genoeg te houden. Je hebt niet alleen oog voor de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling, maar ook voor de ondersteuningsbehoeften van de leraar en de ouders. In fase 2 belichtten we in dat kader al het aspect professionalisering van leraar/zorgteam naast de initiatieven voor individuele hulp. In fase 3 kent dat een verdere continuering (of opstart).
Jack is 4 jaar en start in de kleuterklas. Ten gevolge van een neurologische aandoening heeft Jack een verhoogde spanning en stijfheid van de spieren, verminderde kracht, weerstand bij bewegen en vaak niet gecontroleerde spiersamentrekkingen ter hoogte van de linkerarm en het linkerbeen. Het beïnvloedt zijn algemene ontwikkelingskansen en zorgt voor specifieke uitdagingen bij de ontwikkeling en de stimulering van de fijne en grove motoriek. Al vroeg werd Jack in het gezin en in de kinderopvang geholpen vanuit een dienst vroegbegeleiding. Ook op school is er nood aan ondersteuning. Een CLB-medewerker heeft een IAC-verslag type 4 geschreven, waardoor de school een beroep kan doen op een leerondersteuner vanuit het leersteuncentrum.
De GIO-begeleider komt erbij bij de overgang van de kinderopvang naar de school. Zij heeft een goed zicht op de verschillende behandelingen (kine, logo, medicatie …) die voor Jack zijn ingezet. Zij geeft aan het schoolteam en aan de leerondersteuner alle bruikbare adviezen en ondersteuningstools door die in het verleden al werden ingezet en zet het team op weg in de zoektocht naar aanpassingen op school: gewoon waar kan, aangepast waar nodig. De focus wordt gelegd op mogelijkheden en kansen.
De GIO-begeleider is een enorme hulp bij de overgang naar de school. De leerkracht, de zorgcoördinator en de leerondersteuner krijgen heel wat inzichten. In het leerlingvolgsysteem wordt het luik ‘bewegen’ heel expliciet ingevuld. Er is aandacht voor veiligheid, houdingsconditie, aangepaste leerstrategieën, zelfredzaamheid …
We zetten in op de realisatie van verbindende samenwerking. Een sterke methodiek hiervoor is Communities of Practice (COP). COP erkent het belang van de ervaringsdeskundigheid van ouders en leerlingen naast professionele deskundigheid. Het gaat uit van een partnerschapsmodel in plaats van een expertmodel en zet in op regelmatig overleg tussen alle partijen. Praktijkvragen en het komen tot concrete acties staan voorop (déze leerling, in déze klas, met déze leerkracht en die ondersteuning.
Meer informatie over COP:
‘Welke ouder zit er voor mij?’. Beluister de podcast van Prof. Elisabeth De Schauwer over de verschillende metaforen die van toepassing zijn op de posities van ouders met een kind/jongere in een inclusietraject.
Met het decreet leersteun wordt het begrip handelingsplanmatig werken (HPW) geïntroduceerd voor alle leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon en buitengewoon onderwijs. Het HPW is een cyclisch proces en bevat 5 fasen:
De beginsituatiebepaling bouwt verder op de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling in de fase van verhoogde zorg en de fase van uitbreiding van zorg. Voor leerlingen met een IAC-verslag die starten in een nieuwe school voor gewoon of buitengewoon onderwijs start de beginsituatiebepaling op basis van het IAC-verslag of een reeds bestaand IAC.
Meer informatie over handelingsplanmatig werken binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen
Leerlingen met een IAC hebben uitgesproken onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften. Je organiseert hun onderwijstraject zo dat zij tot maximale ontwikkeling van hun mogelijkheden komen, zowel binnen de persoons- als cultuurgebonden ontwikkelvelden van ZiLL. Het leren en participeren staan centraal.
Leerlingen met een IAC-verslag hebben recht op een kwaliteitsvolle, planmatige aanpak. Het IAC vormgeven, gebeurt op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken. Een synthese van elke fase wordt opgenomen in het zorgplan IAC, wat verder bouwt op het zorgplan dat je als school al gebruikt.
Het opmaken van een zorgplan IAC kadert binnen het zorgbeleid van de school. Een zorgplan IAC bevat de 5 fasen van handelingsplanmatig werken. Hierin beschrijf je:
Hoe uitgebreid dat zorgplan IAC moet uitgewerkt worden en hoe frequent het aangepast moet worden, varieert. Voor IAC die nauw aansluiten bij het GC, kan dat bijvoorbeeld eerder beperkt zijn. Voor IAC die een stukje verder afstaan van het GC, ligt de frequentie om het aan te passen hoger. Het is dus heel dynamisch. We pleiten voor een sober plan dat de dagelijkse praktijk ondersteunt. Dit zorgplan IAC is terug te vinden in het leerlingdossier.
Het is eigen aan IAC dat ze meer overleg vragen. Uiteraard wordt handelingsgericht samengewerkt en streef je naar beslissingen waar alle betrokkenen achter staan, in de eerste plaats de ouders en waar mogelijk ook de leerling. Aangezien IAC maatwerk zijn, zijn ook de zorgplannen IAC voor leerlingen met een IAC-verslag maatwerk. Het systematisch opvolgen van alle leerlingen, ook leerlingen met een IAC, behoort tot de regie van de school. Voor de opmaak en de uitvoering van het zorgplan IAC werk je samen met een leerondersteuner of een IAC-aanspreekpunt van het leersteuncentrum waarbij je school is aangesloten.
Bij het opmaken van het zorgplan IAC zoeken we een antwoord op de volgende vragen:
Evaluatie en studiebekrachtiging voor een leerling met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs
Voor leerlingen met een IAC-verslag die een IAC volgen in het gewoon basisonderwijs, zijn individuele doelen geselecteerd. Daarbij streef je ernaar om zo dicht mogelijk bij het GC aan te sluiten, met het oog op maximaal leerrendement ook voor deze leerlingen. Het kan een meerwaarde zijn om:
In principe ontvangen leerlingen met een IAC-verslag die een IAC volgen geen getuigschrift basisonderwijs. De leerlingen ontvangen:
Het behalen van een gewone certificering staat dus niet voorop, maar is ook niet uitgesloten. Voor sommige leerlingen met een IAC kan het betekenen dat zij uitzonderlijk op het einde van het gewoon lager onderwijs in aanmerking komen voor een getuigschrift basisonderwijs. De klassenraad beslist autonoom op grond van alle beschikbare informatie. Hij kijkt bij de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs naar het totaalbeeld van het kind. Het gaat dus noch om een verenging tot enkele leergebieden, noch om een ‘afvinken’ van alle leerplandoelen. De onderwijsinspectie houdt tijdens een doorlichting toezicht op deze (verruimde) bevoegdheid van de klassenraad voor leerlingen met een IAC-verslag.
Scholen kunnen zich laten ondersteunen door de pedagogische begeleiding bij vragen over de gelijkwaardigheid van doelen.
Meer informatie vind je op de PRO.-pagina Leerlingen evalueren in het basisonderwijs.
Toekomstperspectief van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon basisonderwijs
Bij de start van een IAC worden doelen bepaald in functie van een toekomstperspectief dichtbij (Wat volgend schooljaar?) en verder af (Wat met vervolgonderwijs?). Hoe zien de ouders de toekomst van hun kind? Wat vindt de klassenraad? Belangrijk is hier om de blik heel erg breed te houden, wees hierbij waakzaam voor zelfvervullende voorspellingen (self fulfilling prophecy). Bijvoorbeeld: Kan de leerling voor het vervolgonderwijs aansluiten bij een GC in het secundair onderwijs?
De zorgregie van de school start vanuit een onderzoekende houding naar interesses en sterktes van de leerling en hoe deze beschermende factoren in functie van de doelen voor de leerling richting kunnen geven aan het IAC. Het doel is groeikansen creëren die de totale ontwikkeling van de leerling ten goede komen en hem versterken om zich te ontplooien tot een zo zelfstandig mogelijke volwassene.
Naarmate de leerling ouder wordt, zullen de doelen van het IAC-plan meer specifiek geformuleerd worden in functie van een toekomstperspectief binnen een inclusieve samenleving. Dit komt uiteraard explicieter aan bod in de schoolloopbaanbegeleiding in het secundair onderwijs.
De ouders van Marthe maakten bewust een keuze voor een IAC in de gewone kleuterschool. Zij hadden voor Marthe op dat moment het perspectief dat zij later in de gewone maatschappij een rol zou kunnen opnemen (toekomstperspectief veraf).
Bij de overstap naar het 1ste leerjaar kiezen de ouders voor de gewone lagere school. Ze willen Marthe alle kansen geven om met haar leeftijdsgenootjes te leren lezen, schrijven, rekenen op haar niveau. Zij willen ook dat hun dochter samen met haar broers en zussen naar dezelfde school gaat (toekomstperspectief dichtbij).
Als Marthe de overstap maakt naar het secundair onderwijs, kiezen de ouders opnieuw heel bewust voor een gewone secundaire school waar Marthe verder kan groeien, samen met de klasgenoten met een ‘normale’ ontwikkeling (toekomstperspectief dichtbij). Ze willen dat Marthe in het beroepsonderwijs vaardigheden leert die haar in staat stellen om een rol op te nemen in een gewone arbeidssetting (woonzorgcentrum, kleuterschool, kindercrèche …) (toekomstperspectief veraf).