Evaluatietechnieken begrijpend lezen in de les

Niets zo moeilijk als weten of je leerlingen met begrip lezen. En vooral, wat doen ze dan tijdens het lezen?

Situering van de evaluatie

sla link op in klembord

Kopieer

Waarom wil ik dat weten?

sla link op in klembord

Kopieer

Om grip te krijgen op het leesbegrip van leerlingen. Op die manier kan ik ze evalueren en waarderen.

Wat wil ik weten?

sla link op in klembord

Kopieer

In welke mate leerlingen een tekst begrijpen tijdens het lezen in de les. Wat maakt dat ze een tekst wel of niet begrijpen? En hoe pakken ze dat dan aan? Welk proces maken ze door (= procesevaluatie).

Hoe kom ik dat te weten?

sla link op in klembord

Kopieer

Via mondelinge en schriftelijke werkvormen, activiteiten en technieken. Maar uiteraard ook door observatie en reflectie.

Wanneer zet ik het in?

sla link op in klembord

Kopieer

Tijdens het onderwijsarrangement (formatief) om de leerling te evalueren en het onderwijsarrangement bij te sturen.

Voor wie zet ik dit in?

sla link op in klembord

Kopieer

Voor alle leerlingen, in het bijzonder de leerlingen waaruit bij de opdrachten (productevaluaties) blijkt dat ze de tekst niet begrijpen.

Waarvoor gebruik ik wat ik weet?

sla link op in klembord

Kopieer

Op basis van de informatie die ik direct verkrijg kan ik de instructie en ondersteuning aanpassen. De leerlingen krijgen zicht op wat ze geleerd hebben.

Mondelinge en schriftelijke evaluatietechnieken

sla link op in klembord

Kopieer

Leesdoel stellen en bevragen

sla link op in klembord

Kopieer

Elke tekst heeft een doel, namelijk de lezer informeren, overtuigen, oproepen, aanzetten tot, een mening te kennen geven, te laten genieten …

Een duidelijk leesdoel (laten) stellen geeft je als leraar de mogelijkheid om na te gaan of de leerlingen het leesdoel voor ogen houden, of hun leesgedrag op het leesdoel afstemmen en of het leesdoel bereikt is (TOsn1).

Zo kun je observeren of een leerling een proef kan uitvoeren aan de hand van een uitgeschreven stappenplan, of hij een schema met informatie kan aanvullen, of hij geniet van het boek dat hij leest. Je kunt ook bevragen of hij het eens is met de mening van de schrijver, welke mening hij zelf heeft, of hij overtuigd is, wat hij zou doen in dezelfde situatie ...

Vragen stellen om te leren

sla link op in klembord

Kopieer

Als leraar stuur je door je vragen het begrijpen van de tekst op de verschillende verwerkingsniveaus, zoals die beschreven staan in het leerplan.

Herkennen en selecteren

sla link op in klembord

Kopieer

De vragen leiden naar antwoorden die letterlijk in de tekst staan. Vaak kun je het juiste antwoord ‘aanduiden’ op een bepaalde plaats in de tekst. Ook al zijn dat niet altijd eenvoudige vragen. Soms peilen ze naar meer dan enkele woorden. Bv. Welke uitvinding ligt aan de basis van de telegraaf?

Ordenen, verbinden, samenvatten

sla link op in klembord

Kopieer

De vragen leiden de lezer doorheen de tekst. De antwoorden staan vaak op verschillende plaatsen in de tekst of staan er niet letterlijk in, waardoor ze dus afgeleid moeten worden. Ze vragen een interpretatie, een ordening, een samenvatting, het samenbrengen van verschillende zaken. Ze zetten aan tot dieper nadenken.
Bv. Welke drie middelen waren nodig om een bericht te versturen?
Bv. Wat waren de nadelen van een bericht via de telegraaf?

Beoordelen

sla link op in klembord

Kopieer

Om deze vragen te beantwoorden, moet je de tekst wel gelezen hebben, maar je zult het antwoord er niet letterlijk in terugvinden. Je zult de tekst naast andere informatie moeten plaatsen. Op die manier kom je tot een mening, een idee, een conclusie, een beoordeling of een oordeel …
Bv. Welke verbeteringen kregen moderne multimedia als je vergelijkt met de telegraaf?

Om na te gaan waarop de leerlingen hun antwoord baseren spreken van den Mortel en Förrer over de WBDU-vraag: de Waar-Blijkt-Dat-Uit-vraag. Daarmee ga je na op welke wijze de leerling de tekst hanteert om tot een antwoord te komen:

  • Wat bedoel je eigenlijk met …?
  • Hoe ben je dit te weten gekomen?
  • Op welke plaats in de tekst heb je dat gelezen?
  • Waaruit leid je dit antwoord af in de tekst?
  • Welke informatie uit de tekst ondersteunt je mening?

Door je vragen kun je dus nagaan op welk niveau de leerling de tekst begrijpt.

Werkvorm(en): zie ook coöperatieve werkvormen

sla link op in klembord

Kopieer

  • Exit-ticket: Wat onthoud je uit de tekst? Waarover stel je je nog vragen? Wat begreep je niet?
  • Wie is het eens met de volgende stelling? Verdeel jullie over de klas in twee hoeken (eens-oneens)

Vertellen

sla link op in klembord

Kopieer

Navertellen is de krachtigste werkvorm om na te gaan in welke mate de leerlingen de tekst begrepen hebben. Dat stelt je als leraar in staat om te onderzoeken of ze de essentie vatten, hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden, de tekststructuur doorgronden. Ze vertellen in eigen woorden, op hun niveau, wat ze lazen, zagen, denken, voelen. Dat kan mondeling, maar ook via een dramatische werkvorm of schriftelijk. Hierdoor krijg je verbinding tussen lezen (TOsn1), spreken (TOmn2/3), schrijven (TOsn3) en muzische ontwikkeling (bv. MUva3). Elke tekst of gebeurtenis kan worden ‘naverteld’.

Tips

sla link op in klembord

Kopieer

  • Geef leerlingen regelmatig de kans gebeurtenissen en eigen ervaringen in eigen woorden te vertellen.
  • Vertel zelf soms stukken van teksten in eigen woorden (modelen).
  • Vraag leerlingen naar verschillen tussen de tekst en wat je vertelt: “Zoek de fout”.
  • Leer leerlingen eerst korte stukjes tekst navertellen.
  • Geef leerlingen aandachtspunten of evaluatietips mee:
    • Je kunt aangeven wat het onderwerp is (in enkele woorden)
    • Je kunt drie belangrijke zaken uit de tekst vertellen
    • Je kunt de chronologie in een verhaal hanteren: inleiding – hoofdpersonen – probleem – gebeurtenissen – oplossing/slot.
    • Je kunt een schema maken van enkele belangrijke zaken.
    • Je kunt oorzaak en gevolg/ probleem en oplossing uit de tekst verwoorden.
    • Je kunteen conclusie trekken.
  • Geef de leerlingen ondersteunende materialen of hulpmiddelen: voorwerpen, afbeeldingen, schema’s …

Dramatische / vertellende werkvormen

sla link op in klembord

Kopieer

  • Dramaspel: bepaalde scènes naspelen/uitbeelden 
  • Drama met materiaal: verteltafel, poppenspel
  • Verbaal drama: rollenspel, toneelspel, kamishibai …
  • Non-verbaal drama: mime, dramatisch bewegen, tableau vivant, charade

Coöperatieve werkvormen

sla link op in klembord

Kopieer

Werkvormen die interactie en wederzijdse afhankelijkheid en individuele verantwoordelijkheid beogen geven leerlingen, medeleerlingen en leraren de kans om te observeren in welke mate de leerling de informatie heeft begrepen en daarover met anderen kan praten.

Je ondersteunt het coöperatief werk als leraar als je aandacht hebt voor de volgende vijf zaken:

  1. Heeft elke leerling een verantwoordelijkheid aan de tafel? Draagt die bij tot mondelinge interactie? Moedig alle leerlingen aan tot gesprek.
  2. Wisselen de leerlingen voldoende van gedachten met elkaar? Je kan bv. een bepaald groepje eerst regisseren of mee aan de tafel gaan zitten.
  3. Stellen de leerlingen vragen aan elkaar? Gaan ze in op wat ze aan elkaar zeggen? Zijn ze bereid te luisteren? Ga bijvoorbeeld in gesprek met hen over wat een actieve luisterhouding is.
  4. Ondersteun leerlingen die misschien niet de sociale vaardigheden hebben om leiding te nemen, om te volgen, om te helpen …
  5. Laat de leerlingen nabespreken hoe de werkvorm verliep: kwam je voldoende aan het woord? Werd er naar jou geluisterd? Kon je zeggen wat je wilde?

Enkele voorbeelden die passen binnen begrijpend lezen:

Binnen- en buitenkring

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen krijgen van de leraar een vraag, stelling of probleem in verband met de gelezen tekst. Daarna gaan ze per twee zitten of staan met het gezicht naar elkaar (in twee kringen of rijen). De leerlingen delen hun informatie met elkaar, geven hun antwoorden op de vraag, de opdracht of het probleem. De buitenste kring schuift nu één plaats door (of twee, drie ... in dezelfde richting) zodat ze een nieuwe partner hebben. Opnieuw wordt de informatie gedeeld. Dat doen ze tot de meeste vragen/problemen/opdrachten opgelost zijn.

Alternatief: Tweepraat: De leerlingen wandelen verspreid rond. Ze lopen niet samen met een vriendje of vriendinnetje. Op een gegeven moment geeft de leraar een teken waarop de leerlingen stil blijven staan. Ze vormen op dat moment een duo met de leerling die het dichtst bij hen staat. De leraar stelt een vraag of geeft een opdracht en geeft de leerlingen even bedenktijd. De duo's bespreken het antwoord of voeren de opdracht uit.

Consensusmethode

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen worden verdeeld in groepen en krijgen de opdracht voor een vraag over de tekst het beste antwoord te vinden waarin elk groepslid zich kan vinden. Essentieel in dit proces is de regel: 'We hebben pas een besluit genomen als we het er allemaal mee eens zijn. Als ook maar iemand geen goed gevoel heeft over ons besluit, dan is er geen besluit.'

Dobbelsteen

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen worden verdeeld in groepjes. De eerste leerling dobbelt met een of meerdere dobbelstenen. Op de vlakken van een dobbelsteen staan bij het bespreken van een tekst bijvoorbeeld de woorden: 'waarom', 'wat', 'wanneer', 'hoe', 'wie' en 'waar' en op de andere dobbelsteen bijvoorbeeld: 'is', 'kan', 'zal', 'wil', 'doet' en 'heeft'. Met de woorden die vanboven liggen na de worp maakt de dobbelaar een mogelijke vraag over de gelezen tekst. Die vraag wordt dan beantwoord door de groep. Zo komt elke leerling in de groep aan beurt om te dobbelen. Achteraf volgt een klassikale bespreking, waarin de gestelde vragen aan bod komen en de manier van samenwerken.

Elevator pitch

sla link op in klembord

Kopieer

Om te verhelderen wat leerlingen wel en niet weten over een bepaalde tekst krijgen ze drie minuten de tijd om te bedenken wat ze over de tekst/het onderwerp weten. Daarna moeten ze het in één minuut kunnen vertellen, want dat is de tijd die je in een lift hebt om met iemand te praten. De leraar of een medeleerling noteert de kern van wat ze weten op een flap of op het bord.

Informatiekloof

sla link op in klembord

Kopieer

Deze werkvorm kan op heel veel verschillende manieren worden toegepast. In elke verschillende toepassing wordt de nodige informatie om de opdracht uit te voeren verspreid over verschillende leerlingen of over verschillende groepjes leerlingen. Ze moeten deze informatie gericht uitwisselen zodat uiteindelijk elke leerling of elke groepje leerlingen over alle informatie beschikt.

Interview

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen interviewen elkaar over een andere tekst. Ze werken in duo's en stellen elkaar vragen. Daarna presenteren de interviewers de antwoorden van hun partner. De vragen in het interview zijn best open vragen die informatie ontlokken aan de geïnterviewde en een dialoog teweegbrengen.

Placemat

sla link op in klembord

Kopieer

Elke groep van vier leerlingen krijgt een blad papier (liefst A3 of groter). In het midden tekenen ze een rechthoek. Dat is het gemeenschappelijke terrein. De leerlingen trekken vanuit de hoeken van de rechthoek lijnen naar de hoeken van het vel papier en tekenen daar ook een rechthoek. Deze vier nieuwe velden behoren toe aan elke leerling apart. De leerlingen krijgen een vraag of probleem voorgelegd over de tekst. Iedereen schrijft individueel een antwoord neer in zijn hoek van het blad. Daarna proberen de groepsleden tot een gemeenschappelijk antwoord te komen. Ze beargumenteren hun antwoorden en luisteren naar de anderen. Achteraf schrijven de leerlingen hun gemeenschappelijk antwoord in de rechthoek in het midden.

Tweepraat

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen werken samen in tweetallen. Ze denken eerst even met zijn tweeën na over mogelijke antwoorden of maken samen een rijtje met associaties alvorens ze klassikaal mogen reageren op de vraag van de leraar. Op die manier worden alle leerlingen uitgedaagd om na te denken en niet enkel de snelle leerlingen.

Een gesprekje met de leerling(en)

sla link op in klembord

Kopieer

Tijdens het lezen kan de leraar gesprekjes aanknopen met individuele leerlingen om na te gaan hoe ze de tekst aanpakken, hoe ze de tekst gebruiken om antwoorden te vinden op (hun) vragen.

Mogelijke vragen/ondersteuning zijn:

  • Vertel me hardop wat je doet om de vraag te kunnen beantwoorden/de opdracht te kunnen uitvoeren.
  • Vertel me hoe je de tekst gaat lezen.
  • Vertel me wat je doet om een antwoord te vinden.
  • Vertel hoe je een antwoord gevonden hebt.
  • Vertel me hoe je weet dat je antwoord correct is.
  • Vertel me … (zie vertellen)

Schriftelijk samenvatten

sla link op in klembord

Kopieer

Met welke schrijfopdrachten krijgen leerlingen en leraren een beeld van welke informatie de leerlingen uit teksten/boeken opnemen? Die schrijfopdrachten zijn een vorm van formatief evalueren omdat ze tonen wat de leerling begrepen heeft uit de tekst. Ze zijn de schriftelijke vorm van (na)vertellen. Samenvatten moet aangeleerd worden in stappen.

Tips

sla link op in klembord

Kopieer

  • Model hoe je zelf een samenvatting maakt aan de hand van een stukje tekst.
  • Gebruik zelf verschillende schema’s en middelen om een samenvatting te maken.
  • Geef de leerlingen ondersteunende en passende schema’s om het zelf te doen.
  • Bespreek met de leerlingen de samenvattingen.

Tekstschema’s

sla link op in klembord

Kopieer

Verschillende soorten teksten (fictie >< non-fictie) worden vaak samengevat in verschillende soorten schema’s. Ondersteun de leerling met een passend schema per tekst. Op termijn kunnen ze zelf een passend schema gebruiken.

Ook grafische schema’s passen hierin zoals: boomdiagram, cyclus, tabel, T-diagram, voor- en tegentabel, tijdlijn, stroomschema, woordweb, venndiagram, mindmap…

Wat wist je? Wat weet je? Wat wil je weten?

sla link op in klembord

Kopieer

In drie kolommen kunnen leerlingen hun voorkennis noteren, wat ze (bij)geleerd hebben door het lezen en wat ze nog willen weten? Dat gaat het vlotst als ze op voorhand een probleem, vraag en dus leesdoel krijgen.

Geven en nemen

sla link op in klembord

Kopieer

Elke leerling noteert op een half blaadje de antwoorden op een vijftal vragen die gesteld zijn over de tekst. Daarna gaan ze bij medeleerlingen (wandel en wissel uit) op zoek naar drie antwoorden die verschillen van de hunne en schrijven die op achterzijde van het blaadje. Nadien gaan ze opnieuw op zoek naar het antwoord in de tekst of worden de overeenkomsten en verschillen bij de antwoorden klassikaal besproken en verklaard.

Vragendoos

sla link op in klembord

Kopieer

Op een kaartje of post-it schrijven de leerlingen wat ze niet begrijpen in de tekst die ze hebben gelezen. De leraar verzamelt de vragen voor een volgend lesmoment.

Exit-ticket

sla link op in klembord

Kopieer

De leraar stelt een samenvattende vraag over de tekst. De leerlingen schrijven hun antwoord net voor de pauze op een kaartje of post-it, met hun naam erbij. Bij aanvang van de volgende les komt de leraar erop terug.

Ticket-In

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen noteren een antwoord op een stelling of vraag, waardoor de leraar inschat wat ze weten over het onderwerp.

Kristallen Bal

sla link op in klembord

Kopieer

De leerlingen schrijven op wat ze verwachten te lezen. En in welke mate ze interesse hebben in het onderwerp. Op het einde van de les gaan ze na in welke mate de tekst voldeed aan hun verwachtingen.

Bron: gebaseerd op van de Mortel & Förrer. Grip op leesbegrip (CPS). Gebaseerd op van den Mortel en Förrer (2010). Lezen… denken… begrijpen! (CPS). ​​​​​

Over deze databank

De evaluatiebox biedt een veelheid aan verschillende evaluatie-instrumenten aan waaruit jij en je collega's kunnen kiezen. Daarbij kun je uitgaan van een bepaald ontwikkelveld, -thema of specifieke doelen. Je kunt ook een keuze maken op basis van een bepaalde referentieperiode. De evaluatiebox bevat ook gevalideerde, leergebiedgebonden toetsen. Dit om tegemoet te komen aan de decretale verplichting om op het einde van het gewoon basisonderwijs minstens drie leergebieden te toetsen met het oog op interne kwaliteitsontwikkeling. Gebruik de filters om gerichter te zoeken.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio