Als het waarom en hoe duidelijk zijn, kun je concreet aan de slag met de vragen en de uitdagingen die vanuit het verschil op je afkomen. Daartoe ga je in dialoog. Die is steeds open en verbindend. Hieronder verduidelijken wij hoe je dat kunt aanpakken.
Je kunt in de kwaliteitscirkel in principe overal instappen. Het meest voor de hand liggende startpunt is natuurlijk wanneer jou een vraag gesteld wordt of wanneer je met een probleem of conflict wordt geconfronteerd. Maar uiteraard kun je bijvoorbeeld even goed van start gaan wanneer je je bij de uitvoering van een plan toch bepaalde vragen stelt of wanneer je aan een leerling een antwoord geeft en dat op een onvoorspelbare reactie stuit.
Als leraar moet je voortdurend antwoorden op vragen, en oplossingen vinden voor problemen en conflicten. Vele daarvan wortelen in verschil. Je leerlingen en hun ouders, maar ook je collega’s, verwachten een snelle en effectieve respons.
Het is belangrijk om de vraag scherp te stellen:
Wat denkt mijn leerling of zijn/haar ouders? Wat zijn hun gevoelens daarbij? En ten slotte, welke fundamentele behoefte ligt er aan dat alles ten grondslag?
Laat de emoties niet overnemen, geef je (gezond) verstand een belangrijke plaats
Uitdagingen in het algemeen en conflicten in het bijzonder zorgen vaak voor heel wat emotie. Door de centrale vraag in een ruimer kader te plaatsen zorg je ervoor dat het rationele denken niet ondergesneeuwd geraakt onder een berg emoties. Die emoties leiden er al te vaak toe dat misverstanden tussen leerlingen onderling of tussen leerlingen en leraren en opvoeders polariseren en escaleren. Een misverstand groeit zo uit tot een conflict.
Met je antwoord probeer je zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de fundamentele behoefte van alle betrokkenen en ermee aan de slag te gaan.
Het is gemakkelijker om een misverstand uit de weg te ruimen dan een conflict te ontmijnen en te herstellen.
Denk goed na over wie je rond de tafel wil uitnodigen. Als het een conflict betreft, ga dan na in welke fase van het conflict je je bevindt en hoe je dat best aanpakt.
De fasen in een conflict duiden op een eigen dynamiek. Elk conflict kent een voorbereidingsfase vooraleer het escaleert. Daarop volgt een onderhoudsfase: het duurt een tijd vooraleer de zaken kalmeren en de partijen tot toenadering geneigd zijn. Pas daarna kunnen zij erkennen wat hun rol in het conflict was en kunnen zij denken aan verzoening en herstel.
Voor de hand liggende betrokkenen zijn:
Maar het kunnen ook vertegenwoordigers zijn vanuit de buurt, de politie en zo voort. Behandel alle betrokkenen als partners die elk vanuit hun eigen expertise en handelingsruimte verantwoordelijkheid moeten/kunnen opnemen. De leerling en zijn of haar ouders zijn natuurlijk je bevoorrechte partners. Beslis niet boven hun hoofden, maar neem hen volwaardig mee in het beslissingsproces.
De vragen die je gesteld worden, heb.en ofwel in het algemeen betrekking op het samenleven op school ofwel meer specifiek op het realiseren van leerplandoelstellingen. Je verkent de mogelijke antwoorden door de kaders af te toetsen waarmee je rekening kunt/moet houden:
Het antwoord dat je formuleert leidt pas tot een duurzaam resultaat als het aan drie voorwaarden tegemoetkomt: kwaliteit, haalbaarheid en gedragenheid.
Je streeft eerst naar kwaliteit.
De kwaliteit wordt bepaald door:
Je school bepaalt haar grenzen vanuit haar eigen identiteit. Die grenzen worden expliciet genoemd en telkens opnieuw toegelicht. Dat is van wezenlijk belang voor de aanvaarding ervan.
Ten slotte mag je niet vergeten dat referentiekaders nooit definitief zijn. Zij evolueren samen met de veranderende realiteit. Ook daar houd je best rekening mee.
Vervolgens streef je met je antwoord naar haalbaarheid.
Wanneer een antwoord wel kwalitatief sterk is, maar niet haalbaar, zorgt dat voor frustratie en boosheid. Haalbaarheid toets je vooral af aan de kaders waarmee je rekening moet houden.
Ten slotte is een goed antwoord ook een gedragen antwoord.
Maximale gedragenheid bekom je door met alle betrokkenen in dialoog te gaan en goed te communiceren. Een onderhandeld kader is een belangrijke bevorderende factor voor het vinden van een gemeenschappelijke sokkel. Die sokkel is dan voor iedereen herkenbaar omdat hij gebaseerd is op duidelijk geëxpliciteerde waarden en normen die in voldoende mate gedeeld zijn en tegelijk de verschillen een herkenbare plaats geeft.
Vooraleer je aan de slag gaat, maak je de doelstelling(en) duidelijk. Als dat door het hele team gebeurt, verhoogt dat de gedragenheid in grote mate. Probeer ook de doelstelling zo concreet mogelijk te formuleren: wat wil je precies bereiken?
Vertaal je doelstelling in een plan. Welke stappen wil je zetten en wanneer en met wie? Het is niet wijs om zonder plan aan de slag te gaan. Vaak realiseer je je dan op een bepaald moment dat je alsnog planmatig aan de slag moet gaan.
Pas als je doelstelling omgezet is in een plan, kun je heel concreet aan de slag. Voer de actie(s) uit met respect voor de afspraken die in het plan opgenomen zijn. Als je je niet houdt aan eerder gemaakte afspraken, is dat ook een bron van frustratie voor alle andere betrokkenen.
Evalueer ook tussen de uitvoering van het plan door of je met je acties je doelstelling hebt bereikt. Wat was goed? Wat waren succesfactoren? Wat kan beter? Wat zijn specifieke werkpunten?
Reflectievragen