Depressie

Stemmingsveranderingen horen bij het leven van de meeste jongeren. In het algemeen kunnen jongeren zelf een onderscheid maken tussen wat zij noemen ‘depri zijn’ en depressie.

Wat?

sla link op in klembord

Kopieer

Om van depressie bij jongeren te kunnen spreken zijn zeker volgende drie kernsymptomen
aanwezig:

  • langdurig droevig, hopeloos, hulpeloos, ontmoedigd zijn
  • verlies van de mogelijkheid om te genieten
  • verminderde interesse en motivatie

Het gaat om depressieve gevoelens van langere duur die interfereren met de normale activiteiten.

Bij adolescenten worden op het activiteitsniveau volgende symptomen onderscheiden:

  • onmogelijkheid om plezier te ervaren
  • apathie
  • verminderde activiteit
  • teruggetrokkenheid
  • verveling
  • verminderde prestatiemotivatie
  • gebrek aan eetlust
  • traagheid of juist aanhoudende lichamelijke onrust
  • slaapstoornissen

Op emotioneel vlak merk je vaak dat de betrokkene kampt met:

  • schuldgevoelens
  • het gevoel slecht te zijn
  • een negatief zelfwaardegevoel
  • zich ongemakkelijk voelt over het eigen lichaam
  • seksualiteit
  • relaties met leeftijdgenoten
  • worstelt met plannen of pogingen tot zelfdoding

Andere signalen die kunnen wijzen op depressie zijn:

  • lichamelijke klachten
  • verdriet
  • huilen zonder dat het oplucht
  • piekeren
  • verminderde schoolresultaten
  • gevaarlijk en risicovol gedrag (onder andere drugs en/of alcoholmisbruik)
  • gedragsproblemen
  • spijbelen/absenteïsme

Risicofactoren

sla link op in klembord

Kopieer

Depressies hebben geen eenduidig causaal verband. Depressie ontwikkelt zich door een samenspel van verschillende factoren. Men spreekt ook van individuele en omgevingsfactoren.

Individuele factoren

sla link op in klembord

Kopieer

  • Bij de biologische factoren is erfelijkheid de belangrijkste. Wat overgeërfd wordt, is de kwetsbaarheid voor depressie. De adolescentieperiode is een risicofactor op zich voor depressie.
  • Hechtingsproblemen zoals onzekere gehechtheid aan de ouder(s).
  • Iemands persoonlijke eigenschappen kunnen het risico op depressie verhogen. Sommige adolescenten hebben een depressieve cognitieve stijl. Tegenslagen wijten ze aan zichzelf terwijl ze successen toeschrijven aan toeval. Hormonale veranderingen kunnen het ontstaan van een depressie in de hand werken. Dat geldt ook voor jongeren met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, een chronische ziekte, hoogbegaafdheid, het ontdekken van de eigen homoseksuele aard.
  • Soms spelen ook een gebrekkig vermogen om problemen op te lossen, om verdriet te verwerken of steun te vragen/zoeken, weinig zelfvertrouwen en geloof in eigen vaardigheden, moeilijk contacten leggen met leeftijdsgenoten, perfectionisme, faalangst, een streng geweten …

Omgevingsfactoren

sla link op in klembord

Kopieer

  • De belangrijkste sociale factoren zijn verdrietige of schokkende, traumatische gebeurtenissen, verlies door overlijden, seksueel misbruik, gepest worden …
  • Echtscheiding, communicatieproblemen en/of conflicten in het gezin als gebrek aan warmte en liefde, zeer prestatiegerichte ouders waar de kinderen op de behaalde schoolresultaten worden afgerekend, psychiatrische stoornis van één van de ouders (vooral de moeder) of alcoholisme (vooral de vader). Zie ook KOPP: kinderen van ouders met psychiatrische problemen. Meer informatie vind je op de website van zelfhulp en van psychosenet
  • Niet alleen adolescenten van allochtone afkomst, maar ook van niet-allochtone ouders kunnen zich soms niet meer met hun traditionele gezinscultuur verenigen.

In de psychiatrie wordt het onderscheid gemaakt tussen exogene en endogene depressie. Het onderscheid is in de praktijk niet altijd gemakkelijk vast te stellen:

  • exogene depressie: volgend op een traumatische gebeurtenis in de omgeving van de patiënt;
  • endogene depressie: van binnenuit het lichaam bepaald, er ‘aanleg’ voor hebben. De patiënt zit hier op het domein van de manisch-depressieve stoornis.

Beschermende factoren

sla link op in klembord

Kopieer

Tegen depressie kan preventief worden opgetreden door de factoren te verhogen die de kans op depressie doen afnemen. Deze beschermende factoren situeren zich op het niveau van de samenleving (cultuur), het gezin en het individuele niveau.

Beschermingsfactoren tegen depressie:

  • een positief zelfbeeld en beschikken over probleemoplossende vaardigheden;
  • een breed sociaal netwerk: goede relaties met personen buiten het gezin, grootouders, leraren, leeftijdsgenoten;
  • de mogelijkheid tot sociaal engagement (sportvereniging, jeugdbeweging, parochiewerking ...);
  • weinig stress;
  • een harmonieus, warm, affectief en sensitief gezin met minstens één gezonde ouder.

De school kan samen met de ouders en met andere organisaties werken aan een gezond leefklimaat voor alle jongeren. De samenleving, het gezin en de school kunnen jongeren helpen een gezonde lichamelijke maar ook geestelijke levensstijl te ontwikkelen door bijvoorbeeld relationele vaardigheden te bevorderen en een probleemoplossend en hulpzoekend gedrag aan te leren.

Begeleiding van leerlingen met depressie

sla link op in klembord

Kopieer

Omdat een depressie veroorzaakt wordt door een samengaan van verschillende factoren, zal een goede aanpak ook multifactorieel zijn. Werken aan de depressie met de jongere zelf kan enkel wanneer de omgevingsfactoren al benoemd of uitgeklaard zijn (bv. pesten, communicatieproblemen en conflicten in het gezin, …). Hoewel de school doorgaans niet voldoende causaal kan werken, geven we hier enkele (specifieke) ondersteunende ideeën in de omgang met depressieve jongeren. Een aantal aandachtspunten die reeds ter sprake zijn gebracht zijn ook hier van toepassing.

In veel gevallen helpt het wanneer de jongere over zijn gevoelens kan praten met een vriend of vriendin, een ouder, een leraar of leerlingenbegeleider. Enkele tips hierbij:

Tips

sla link op in klembord

Kopieer

  • ontwikkel een specifieke manier van luisteren: niet sussend, probeer onmachtsgevoelens geduldig te verdragen, probeer de jongere niet op te vrolijken, geef tijd en blijf aanwezig;
  • overlaad de jongere niet met goede raad en adviezen. Omdat de jongere - gezien zijn geestesgesteldheid - vaak in de onmogelijkheid verkeert deze adviezen op te volgen, kan hij zich daar nog slechter door voelen;
  • maak onderscheid tussen de persoon en het gedrag;
  • geloof in de jongere en bevestig hem;
  • laat de jongere ventileren en help hem zijn gevoelens en gedachten te benoemen;
  • confronteer de jongere niet altijd met zijn falen, stel duidelijke, maar minder hoge verwachtingen;
  • ondersteun het netwerk van de jongere;
  • leer klasgenoten, vrienden en vriendinnen dat depressie niets te maken heeft met ‘zwak’ zijn, dat het iedereen kan overkomen. Help hen om te gaan met hun eigen machteloosheid en om de depressieve jongere niet in de steek te laten. Ze kunnen met de jongere een wandeling gaan maken, een film gaan kijken of gaan winkelen. Hierbij is doen belangrijk, niet voorstellen;
  • overleg met de verschillende betrokkenen: de jongere, de behandelende geneesheer, de leraren, de ouders. In sommige gevallen wenst de jongere niet dat de ouders betrokken worden of op de hoogte gesteld.

Voor behandeling moet de stap naar de hulpverlening worden gezet. Het CLB kan hier als draaischijf functioneren. Soms is de huisarts hiervoor de aangewezen persoon. Verreweg het grootste deel van de behandelingen bij depressie heeft een gunstig effect. In eerste instantie wordt gekeken naar wat er aan de hand is, wat de klachten zijn, wanneer en hoe de klachten ontstaan zijn, hoe de jongere het best geholpen kan worden. Vaak wordt gekozen voor een combinatie van gesprekken (therapie) en medicatie.

Contact

Katrien Bressers
pedagogisch begeleider
      02 507 07 25
      Jan Coppieters
      pedagogisch begeleider
          02 507 07 87
          ×
          Kijkt als...
          Niveau
          Regio