Er bestaan verschillende definities over het begrip radicalisering.
We omschrijven radicalisering als een proces waarbij een individu of groep (jongeren) in steeds meer extreme politieke, sociale of religieuze idealen omarmt die de gevestigde orde dreigen te ondermijnen.
Het wordt problematisch en kan uitmonden in extremisme wanneer jongeren (of volwassenen) een groeiende bereidheid ontwikkelen om - geïnspireerd door filosofische, religieuze, politieke of ideologische opvattingen:
of anderen hiertoe aanzetten.
Noch radicalisering, noch extremisme zijn exclusief verbonden aan een bepaalde etnische, culturele, ideologische of religieuze groep. We vinden ze doorheen de geschiedenis terug binnen verschillende strekkingen: zowel in gewelddadige nationalistische bewegingen, extreemrechts, extreemlinks, religieus extremisme, etc. Tot voor kort was er -naar aanleiding van de aanslagen- een eenzijdige focus op islamitisch extremisme; recentere data van o.a. het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD, werkgroep radicalisering - Vlaams Departement Onderwijs) illustreren echter dat er sprake is van verschillende strekkingen met een ideologisch meer diffuus, complexer profiel.
Een aantal onderliggende factoren spelen hierin een rol:
Onderstaand schema illustreert dit
Noch radicalisering, noch extremisme zijn exclusief verbonden aan een bepaalde etnische, culturele, ideologische of religieuze groep.
Radicalisering wordt steeds omschreven als een gefaseerd proces, zoals hieronder afgebeeld. Er is geen eenduidig antwoord op de vraag waarom en hoe een jongere radicaliseert. Radicalisering ontstaat niet zomaar en het proces verloopt niet volgens een vast patroon. Het is een individueel proces waarin sociale invloeden een grote rol spelen. Belangrijk hier is om op te merken dat dit geen lineair, deterministisch en onomkeerbaar proces is. Sommige jongeren doorlopen dit proces snel, anderen traag. Slechts een absolute minderheid zal overgaan tot geweld.
Als professional is het van belang dat je je bewust bent van de context waarin een jongere verkeert. Zo kunnen er verschillende omstandigheden en factoren een rol spelen, zoals de vatbaarheid en voedingsbodem voor radicale ideeën.
Er tekenen zich grofweg 4 fasen af:
Jongere(n) wordt getroffen door negatieve ontwikkelingen. Deze kunnen als voedingsbodem voor radicalisering dienen (slechte thuissituatie, gevoelens van discriminatie en uitsluiting en dergelijke). Hier spelen gevoelens van onzekerheid en onrechtvaardigheid een heel belangrijke rol (zie triggerfactoren). Jongeren zijn in deze fase vaak zoekende en dit kan hen kwetsbaar en beïnvloedbaar maken. In het algemeen worstelen deze jongeren met drie vragen of noden:
belonging’)
Jongere(n) zijn zoekend en worden in meer of mindere mate vatbaar voor radicale ideeën. De jongere zet zich steeds meer zichtbaar af tegen datgene wat fout gaat en gaat actief op zoek naar alternatieven. Groepen die een alternatief discours aanbieden, zoals extremistische groepen maar ook bijvoorbeeld straatbendes of sektes, spelen hier handig op in. Zij bieden een simpel en rechtlijnig discours aan dat deze drie elementen bevat:
Vooral wanneer jongeren het gevoel hebben onvoldoende een antwoord te vinden op deze noden binnen de reguliere samenleving kunnen deze groepen aantrekkelijk worden.
In de eerste twee fasen herkennen we de zogenaamde ‘push-factoren’, die jongeren ‘afstoten’ van de samenleving, vanaf fase 3 spreken we van pull-factoren die jongeren naar radicaal gedachtengoed toetrekken. De fasen zijn in de praktijk niet precies af te bakenen en lopen eerder organisch in elkaar over.
De jongere(n) associëren zich in toenemende mate met het radicaal gedachtengoed en groepen die dit gedachtengoed uitdragen. Vaak zijn er een aantal zichtbare signalen: de jongere zondert zich steeds meer af van zijn oorspronkelijke omgeving, verandert zijn gedrag, taalgebruik, uiterlijk en verzet zich vaak openlijk tegen bepaalde groepen of vormen van autoriteit. Bovendien zien we vaak een achteruitgang in de schoolse prestaties: mindere resultaten, meer afwezigheid, meer normoverschrijdend gedrag, desinteresse …
De jongere of groep jongeren radicaliseert verder. We zien dat de persoonlijke identiteit steeds meer met de sociale identiteit van de groep samenvalt, hierdoor neemt de invloed van die groep toe. Dit gaat meestal gepaard met een toenemende vervreemding van de rest van de samenleving en isolatie van de bestaande sociale omgeving. De jongere ontwikkelt denkbeelden, strategieën en is bereid om ondemocratische middelen (zoals geweld) te hanteren om zijn idealen te verwezenlijken.
Terrorisme is de meest extreme vorm van extremisme. Terroristen raken specifieke doelwitten om de bevolking bang te maken en (een deel van) een staat onstabiel te maken.
Ingrijpende gebeurtenissen in de omgeving van een jongere spelen vaak een belangrijke rol in het radicaliseringsproces en kunnen dit proces versnellen. Dit noemen we triggerfactoren. Er zijn tal van deze factoren, zoals problemen thuis of in de schoolloopbaan, een ervaring met discriminatie of een ingrijpende gebeurtenis in de samenleving.
Triggerfactoren zijn concrete gebeurtenissen die, vaak in combinatie met elkaar, de spreekwoordelijke emmer doen overlopen en die daarmee het proces van radicalisering in gang kunnen zetten, versnellen (of vertragen), maar ook omkeren. Natuurlijk is niet elke gebeurtenis meteen een trigger voor radicalisering, de meeste jongeren die dit proces doormaken komen nooit tot ‘actie’ (de vierde fase van extremisme). Deze gebeurtenissen vinden trouwens in het leven van veel jongeren plaats, maar zij radicaliseren niet. Het hangt onder meer af van de impact van de gebeurtenis. Bijvoorbeeld hoe recent deze heeft plaatsgevonden en of speelt er een combinatie van triggerfactoren.
Triggerfactoren zijn in te delen in drie niveaus:
De gebeurtenissen vinden dan plaats in de persoonlijke levenssfeer en zijn een persoonlijke ervaring. Met name de gebeurtenissen op dit niveau kunnen leiden tot andere vormen van zorgwekkend gedrag. Concreet kan het gaan over problemen thuis, confrontatie met dood of verlies, schooluitval, ervaringen met discriminatie of aanvaring met autoriteiten.
Waar de gebeurtenissen te maken hebben met groepen en sociale processen. Concreet kan het gaan over het doorbreken van sociale banden, connectie met groepen, of ontmoetingen met radicale personen, groepen of propaganda.
Waar de gebeurtenissen betrekking hebben op de Vlaamse, Belgische samenleving of het wereldtoneel. De gebeurtenissen op dit niveau kunnen impact hebben op het individu. Concreet kan dit gaan over gevoerd beleid of polariserend discours van beleidsmakers/politici die jongeren raken, militaire acties of aanslagen in een context waarmee de jongeren zich verbonden voelt, of simpelweg publieke oproepen tot actie.