Over enkele weken is de Sint in het land, een feest waar iedereen naar uitkijkt. Volgens de traditie brengt hij opnieuw zijn vriend Zwarte Piet met zich mee. Deze figuur is de voorbije jaren voer voor discussie geweest, een discussie die zijn grond vindt in bredere maatschappelijke gevoeligheden, kwetsuren, bewustzijn en opinies.
Ondanks de discussies zijn we er het met z’n allen over eens dat het Sinterklaasfeest een feest moet zijn voor alle kinderen, dat is immers van oudsher de traditie. In de zwartepietendiscussie wordt net deze ‘traditie’ vaak als argument gehanteerd om vast te houden aan ‘zwarte pieten’ (inclusief alle stereotyperende kenmerken).
Een traditie is een praktijk, gebruik of techniek die gedragen wordt door een gemeenschap die de traditie levend houdt en overdraagt aan de volgende generatie. Tradities zijn echter dynamisch en divers, ze weerspiegelen de samenleving waarin ze voorkomen en veranderen naarmate ze overgedragen worden, we houden meer of minder bewust tradities in ere. Het vasthouden aan, of scherper uitgedrukt het teruggrijpen naar de ‘traditie’ kan het gevolg zijn van een reële verlieservaring, een nog niet vertrouwd zijn met het nieuwe, met wat anders is. ‘Niets is meer wat het was’. Het is van belang deze verlieservaring ernstig te nemen, het onbegrip en verzet te beluisteren, en in de dialoog op zoek te gaan naar de onderliggende intentie en behoefte van zij die het meest in verzet gaan.
Spreken over een feest voor ‘alle’ kinderen impliceert dat het Sinterklaasfeest een inclusief feest is, en dit in de brede zin van het woord: ook voor kinderen die opgroeien in armoede, kinderen met een handicap, kinderen met een migratieachtergrond, kinderen met een zwarte of donkere huidskleur, … alle kinderen dus; kinderen die hun identiteitskenmerken niet zelf gekozen hebben.
Er is een groeiend bewustzijn over de impact van stereotyperingen op kinderen. Stereotypering kan leiden tot discriminatie of racisme. Gediscrimineerd worden in de kinderjaren heeft een negatieve invloed op mentale gezondheid en kan leiden tot sociale uitsluiting, pesten, én slechtere schoolresultaten; op latere leeftijd is er een verhoogde kans op lichamelijke klachten, verstoord mentaal welzijn en middelengebruik. Veel van deze gevolgen worden versterkt door een negatief zelfbeeld dat kinderen zich vormen op basis van vooroordelen/stereotyperingen van anderen.
Zwarte Piet is een voorbeeld van een stereotypering van mensen met een zwarte huidskleur, en draagt als karikaturaal figuur heel wat sporen van een koloniaal verleden in zich: het pagekostuum, gouden oorbellen, zwarte krullen, dikke rode lippen. Hij werd bovendien vaak getypeerd als een minderwaardige, minder verstandige, soms wat onnozele, grappige, dienende knecht. Er was trouwens tussen de 13 de eeuw en 1850 geen sprake van Zwarte Piet in het Sinterklaasfeest, een feest ter ere van Sint-Nicolas van Myra. Er is twijfel over de exacte oorsprong van de figuur, zo was er eerder onder andere sprake van een witte man die Sint-Nicolas bijstond, ‘Jan de Knecht’.
Het is dit bewustzijn over de gevolgen van stereotyperingen dat ons er toe gebracht heeft om liever te spreken over Roetpiet, zonder de stereotyperende kenmerken. Zwarte Piet ziet ‘zo zwart als roet’ omdat hij vaak door de schoorsteen gaat, we spreken dus eerder over Roetpiet. Veel van de eerder opgesomde karikaturale kenmerken kunnen trouwens op geen enkele manier het gevolg zijn van door een schoorsteen kruipen.
In de katholieke dialoogschool stellen we ons als doel om kinderen en jongeren kritisch-creatief te leren omgaan met wat eigen en wat anders is, met wat verbindt en wat onderscheidt, in de hoop en ambitie om “mensen in staat te stellen bij te dragen aan een open, zinvolle, verdraagzame en duurzame samenleving, waar een plaats is voor iedereen – een wereld waar ook God van droomt.”
Raciale stereotyperingen zijn niet op hun plaats in een katholieke dialoogschool. De gevolgen van raciale stereotypen overstijgen generaties. Er zelf niet mee geconfronteerd worden ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid om iets te ondernemen om los van ‘schuld’ intentioneel beter te doen. We gaan op zoek naar verhalen waarin iedereen zich kan herkennen, maar ook waar iedereen zich erkend voelt. Het sinterklaasfeest als kinderfeest bij uitstek leent zich ertoe om er een feest voor alle kinderen van te maken. Dat betekent wel dat iedereen de kans en de ruimte krijgt om het verhaal rond dit feest mee te schrijven. Als sommige kinderen zich al op voorhand uitgesloten voelen, wordt dit moeilijk.
Het gesprek voeren rond deze kwestie doet ertoe. We hoeven niet allemaal hetzelfde te denken of doen, wel integendeel. Het verschil hoeft zich niet te beperken voor of tegen roetpieten; het kan een aanleiding zijn om te verkennen waar deze tegenstelling zijn oorsprong vindt, hoe we dit ervaren maar ook hoe we elkaar kunnen vinden, wellicht in onze intentie: scholen zijn waar elk kind welkom is.
Op die manier wordt de school een betekenisvolle plek waar debat en tegenstelling plaats maken voor gesprek, een plek waar er ruimte is om écht samen feest te vieren.