De vragen van de parlementsleden gingen over diverse aspecten van dit ruime verhaal, maar globaal stond er uiteraard al veel in de visienota die op 14 november 2025 de Vlaamse regering gepasseerd was. Ik ga hier dan ook die publiek beschikbare informatie niet in extenso herhalen, maar alleen inzoomen op een paar (al of niet) heikele punten, als een soort samenvatting, ook gelet op de erg lange duur van deze bespreking (liefst 1,5 uur):- minister Demir vertrok in haar antwoord van een mooi overzicht van de verschillende deelthema’s waarop de vele vragen betrekking hadden: de noodzaak van de afstemming tussen basisonderwijs en secundair onderwijs, de zorgen over werkdruk en verandermoeheid, de positie van de B-stroom, het ontbreken van recente ontwikkelingsdoelen voor OKAN en de vraag hoe dit traject zorgvuldig en haalbaar georganiseerd kon worden;
- het principe van de afstemming stond in de visienota, die daarvoor nu net in voldoende tijd voorzag én volgens dezelfde procedure als voor het basisonderwijs én conform de vrijheid van onderwijs (cf. arrest Grondwettelijk Hof van 16 juni 2022), en hoefde voorts geen betoog; de zgn. krijtlijnennota’s van 23 september 2022 en 14 juli 2023 bleven overeind (interpellant Laeremans had daar als eerste naar verwezen), maar worden aangevuld met de principes van een kennisrijk curriculum en de nood aan aansluiting met het basisonderwijs; de minister wees in de marge nog wel op het bekende verhaal over de eigenaardige volgorde (cf. o.a. ook vragensteller Goeman) waarin de verschillende onderwijsniveaus in het grote verhaal van de eindtermen/minimumdoelen aan bod gekomen waren, maar vragensteller Vandromme gaf als verklaring daarover nadien nog een korte geschiedenisles; dat was nu eenmaal wat het was;
- voor OKAN (met nadruk uiteraard op Nederlands): zie de visienota; wat de B-stroom betrof, zouden net de ambitieuzere minimumdoelen in het basisonderwijs, waarop aansluitend zou worden voortgebouwd (incl. aandacht voor remediëring), de huidige problemen in de eerste graad van de B-stroom (een stuk) moeten verminderen; dat leidde later in de vergadering wel tot enige discussie tussen interpellant Laeremans en de minister: de eerste zei aanvankelijk strenger “Ik blijf ervan overtuigd dat een aantal kinderen de doelstellingen niet zullen halen in dat vernieuwde systeem, ook al is dat een kennisrijk curriculum.”, een overtuiging die de tweede duidelijk niet deelde, waarna de eerste zijn stelling nuanceerde tot “Er zijn altijd kinderen die trager stappen dan anderen, die er niet in slagen om dat op zes jaar tijd te doen en het wat rustiger aan moeten kunnen doen.” En voorts “ik heb echt niet gezegd dat sommige kinderen het nooit zullen kunnen. (…) Ik ben alleen bezorgd omdat een hoop kinderen het tempo niet zullen aankunnen en een langzamer traject zullen moeten afleggen.”; wat de visie op de B-stroom betrof, werd vanuit verschillende tussenkomsten het debat tijdens de hoorzitting van 25 april 2024 (cf. supra) nog eens overgedaan, met telkens diezelfde vragen over het precieze doel/de precieze doelen van die B-stroom; overigens, wat met het nóg ruimere kader van dit hele verhaal, met name “scholen voor iedereen”, dat helemaal (nog) niet genoemd werd in deze commissievergadering?;
- in verband met die aanvankelijke stelling van interpellant Laeremans en het antwoord van minister Demir daarop, toch nog graag dit: op basis van de resultaten op peilingen (i.k.v. de bestaande eindtermen) uit het verleden zou ik er, eerlijk gezegd, toch nog niet zo zeker van zijn dat in de “nieuwe wereld van het kennisrijk curriculum” (cf. die bepaalde scholen in Engeland) de bestaande B-stroomproblemen (i.c. resultaten op de Vlaamse toetsen op dat moment) ineens onbestaande zouden zijn; en daarbij aansluitend, ook wat de telkens terugkerende vraag naar een mogelijke overstap vanuit de B-stroom naar de A-stroom nadien betrof, zou ik realistisch blijven in de verwachtingen, uitzonderingen daargelaten;
- voor het tijdpad: zie opnieuw de visienota; de minister voegde daaraan nog toe dat er duidelijk tussentijds gecommuniceerd zou worden over wanneer de ontwerpdoelen klaar zouden zijn, wanneer de leerplanontwikkeling zou starten en wanneer professionalisering en materialen beschikbaar zouden zijn;
- inzake de zorgen over werkdruk en verandermoeheid: de minister begreep dat wel, maar er moest met de expertencommissie nog bepaald worden hoe de aanpassing van de minimumdoelen eerste graad so aan die van het basisonderwijs precies zou worden gedaan, net opdat dat alles haalbaar en werkbaar zou zijn voor de leraren en leerlingen, maar dat lag nu nog niet vast; de minister bevestigde alvast dat er daarbij niet van een compleet wit blad vertrokken zou worden en dus dat er van de bestaande set so-eerste graad-minimumdoelen vertrokken zou worden, uiteraard meteen met de nieuwe minimumdoelen bao ernaast (cf. bepaalde minimumdoelen so die intussen naar het bao overgeheveld waren);
- over de noodzaak van voldoende ondersteuning, begeleiding, professionalisering bestond er een consensus, maar in het lopende opvolgingsproces van de minimumdoelen bao werd wel opnieuw gewezen op de (budgettaire) problemen rond inspiratiescholen en expertisecentrum: extra middelen voor de pedagogische begeleiding voor de opmaak van leerplannen, ja, maar voor de begeleiding van inspiratiescholen (vanaf 1 januari 2026), neen (of tenminste, nog niet); maar de zaak van de inspiratiescholen ging binnenkort toch in orde komen, beloofde de minister;
- vooral vragensteller Kim Buyst maakte een punt van de implicaties van de gefaseerde invoering van de minimumdoelen bao voor de leraren van het eerste jaar so, met name ook door de verschillende snelheden bij die invoering in de praktijk (welke lichting lo-afgestudeerden had welke set van minimumdoelen gekregen); dat was waar en kon door de situatie ook moeilijk anders, leek mij; het zou nog wel een aantal jaren “schipperen” blijven, vandaar dat het volgens mij in die overgang de volgende jaren belangrijk zou zijn om de plannen stabiel uit te voeren en zeker niet en cours de route alweer allerlei dingen te gaan veranderen; ik zag ook wel wat in vragensteller Daniëls’ redenering ter zake, als kon/mocht men ook nu al in het secundair onderwijs rekening houden met de nieuwe minimumdoelen bao; Daniëls’ redenering over “tafels van vermenigvuldiging niet meer of slechts deels te hoeven kennen” e.a. verkoos ik anderzijds wel met een korrel zout te nemen…;
- het viel op dat vragensteller Vandromme dan weer enkele keren het behoud van het basisconcept “sleutelcompetenties” toejuichte (cf. art.139 Codex so), terwijl minister Demir daar met geen woord over repte;
- en tot slot, voor de boeiende discussie tussen vragensteller Daniëls en nieuwkomer Debby Burssens (PVDA) over de inhoud van minimumdoelen en wie die bepaalt, verwijs ik de lezer graag naar de parlementaire notulen en de video-opname.