De leerlingen leiden informatie af uit een historische bron om een historische vraag te beantwoorden, rekening houdend met het redeneren over historische bronnen.
De vorige leerplandoelen over bruikbaarheid en betrouwbaarheid zijn belangrijk maar hangen onlosmakelijk samen met het kunnen afleiden van historische informatie uit bronnen. Dat blijft tenslotte de basis van historische kennis.
Leerlingen kunnen historische informatie afleiden uit een bron om een historische vraag te beantwoorden en houden daarbij rekening met een analyse van de bruikbaarheid, (eventueel representativiteit) en betrouwbaarheid van de bron in kwestie.
Het heeft geen zin om redeneren met bronnen en redeneren over bronnen van elkaar te scheiden: ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarom is het van belang om informatie uit een visuele of tekstuele bron altijd te toetsen op haar bruikbaarheid en betrouwbaarheid om een historische vraag te beantwoorden.
Leerlingen kunnen bij het verwerken van de informatie uit bronnen botsen op talige en niet-talige drempels. Het is belangrijk om hen te leren omgaan met die drempels zodat ze tot een historische analyse kunnen komen. Anders is de les geschiedenis een maat voor niets. Dat vraagt een aangepaste didactiek. Onderzoek van Van Nieuwenhuyse en collega’s maakte duidelijk dat weinig leraren daarvoor oog hebben ((‘Historisch denken over bronnen. Aan de slag in het geschiedenisonderwijs’ (Acco, 2016), p.85).
Een bron grondig verwerken vraagt een grote inspanning van leerlingen. Ook hier is een gerichte didactiek nodig.
Informatieverwerking is ook in andere vakken belangrijk en krijgt een even belangrijke plaats in het gemeenschappelijk funderend leerplan (GFL). Bijvoorbeeld:
Zorg dat leerlingen ruimte hebben om bronnen te bewerken: woordverklaringen noteren in de marge, passages of elementen onderstrepen … In veel leermateriaal zijn bronnen enorm ingekapseld. Meer marge creëert letterlijk ademruimte voor een grondige bronnenanalyse.
Leerlingen struikelen vaak over begrippen.
De onderstaande passage is geschreven door Velleius, die als soldaat dienst deed ten tijde van Augustus. Hij was een officier en werd later ook praetor, een belangrijke positie in het Romeinse bestuur.
Er is niets dat een man kan wensen van de goden, niets dat de goden een man kunnen schenken, dat Augustus niet gaf aan de Republiek, het Romeinse volk en de wereld. Er kwam een einde aan twintig jaar burgeroorlog, oorlogen in het buitenland stopten, de vrede werd hersteld, de wetten weer afgedwongen, het gezag van de rechtbanken hersteld en de Senaat kreeg zijn waardigheid terug. De vroegere Republiek werd gerestaureerd. De landbouw kwam weer op gang, er was weer respect voor de godsdienst, de mensen waren minder angstig en hun eigendomsrechten werden weer gerespecteerd. Oude wetten werden op een zinvolle manier bijgestuurd en nieuwe wetten die goed waren voor het algemeen belang goedgekeurd.
Augustus werd gedwongen om elf keer na elkaar consul te worden, hoewel hij vele keren probeerde te weigeren. Al even koppig weigerde hij de functie van dictator die het volk hem continu aanbood. Om alle oorlogen die hij voerde, de wereldwijde vrede na zijn overwinningen, zijn vele werk binnen en buiten Italië te beschrijven zou een schrijver zijn hele leven lang werk hebben.
Woordenschat:
Niet bij elk begrip moet stilgestaan worden. Meestal is het vooral de bedoeling dat leerlingen de centrale boodschap van een tekst begrijpen.
De Engelse leraar Russel Tarr drukt bronnen die hij gebruikt in groot formaat (A3) af en hangt die op in de klas. Vervolgens laat hij de leerlingen per twee in volledige stilte de bronnen bekijken en laat hij hen opmerkingen en vragen erbij schrijven. Eén leerling begint, de andere kan aanvullen of vragen beantwoorden. Je kan een doorschuifsysteem gebruiken zodat leerlingen verschillende bronnen bestuderen en voortwerken op elkaars opmerkingen en vragen. Tussendoor heb jij de tijd om in te schatten hoe ze het doen en feedback te geven. Je zal merken dat de leerlingen de bronnen grondiger dan anders bestuderen. De betrokkenheid is ook veel groter dan bij een klassikale bespreking.
Bronteksten zijn meestal vertaald en bewerkt. Durf gerust de tekst zo te bewerken dat de leerlingen ermee weg kunnen. Het is echter niet de bedoeling om onbekende of nieuwe begrippen te vermijden, integendeel. Vestig de aandacht van de leerlingen wel op het feit dat de tekst herwerkt is en probeer betekenisverschuivingen te vermijden. Te sterk vereenvoudigen kan overigens nadelige effecten hebben. Veel gebruik enkelvoudige zinnen gebruiken, één zin per lijn weergeven en structuurverduidelijkende woorden als ‘ten eerste’, ‘doordat’ of ‘omdat’ vermijden doet meer kwaad dan goed.
Zorg voor duidelijke instructies zodat leerlingen op een juiste manier op zoek kunnen gaan. Vage instructies als ‘we lezen nu de bron’ of ‘we bekijken dit beeld’ zorgen dat leerlingen afhaken. Je kan daarvoor leesstrategieën gebruiken die leerlingen aanleren in Nederlands (zie ook K. Van Nieuwenhuyse et. al., ‘Historisch denken over bronnen. Aan de slag in het geschiedenisonderwijs’ (Acco, 2016), p.100.
Heel snel de essentie, de grote lijnen van een tekst achterhalen. Dat lukt vooral door te letten op (tussen)titels, vetgedrukte of gecursiveerde woorden. Je kan dergelijke elementen bewust invoegen in de brontekst.
Voorbeeld: “Ok, ik geef jullie tien seconden om mij te vertellen waarover de volgende bron gaat. Hou daarbij het volgende in het achterhoofd. Zou het de moeite zijn om de bruikbaarheid ervan voor het beantwoorden van onze historische vraag verder te onderzoeken?
Heel specifieke gegevens uit een tekst proberen halen. Leerlingen focussen op een signaalwoord, een naam of een jaartal.
Voorbeeld: “Welke voorwaarde was er in Athene voor een 18-jarige om burger te mogen worden?”
Een stap verder dan het oriënterend lezen waarbij leerlingen de structuur en samenhang van de tekst in kaart brengen. Ze letten daarbij vooral op signaal- en verwijswoorden: ‘vervolgens’, ‘daarom’, ‘dan ook’, ‘om’, ‘omdat’ etc. Je kan hier gebruik maken van schema’s die leerlingen helpen om greep te krijgen op de structuur van een tekst.
Voorbeeld: “Welke aspecten van de Atheense grondwet beschrijft Aristoteles in zijn tekst?
Voorbeeld: “Lees de tekst grondig door en vul volgend schema aan.”
Leerlingen gaan echt in de diepte en proberen ofwel de volledige tekst te begrijpen ofwel zich te buigen over de betekenis van een specifieke passage.
Voorbeeld: “Hoe verliep de procedure om op de leeftijd van 18 jaar burger te worden?"
Je kan leerlingen laten samenwerken aan bronnenanalyse, bijvoorbeeld via een 'overlegvel' (idee van Russel Tarr, www.classtools.net).