Bij de inschrijving onder ontbindende voorwaarde van een leerling met een OV4-verslag in het gewoon secundair onderwijs, doorloop je een proces waarbij je aanpassingen toepast en evalueert, die afgestemd zijn op de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling. De informatie en reflectievragen kunnen helpen om dit proces te ondersteunen.
Informatie over het inschrijven onder ontbindende voorwaarde van een leerling met een IAC-verslag vind je hier.
Vanuit een sterk inschrijvingsbeleid, waarbij bepaald is welke informatie maximale kansen bevordert, zorg je ervoor dat alle nieuwe leerlingen goed kunnen starten.
Bij de inschrijving zijn ouders verplicht om te melden dat er een OV4-verslag is. Het OV4-verslag maakt dan ook deel uit van de informatie die de ouders aan de school bezorgen. Beschikt de leerling over een OV4-verslag dan wordt de leerling ingeschreven onder ontbindendende voorwaarde.
Je voert bij de inschrijving een open en constructief verkennend gesprek. Stel zeker bij elke inschrijving de vraag of de leerling een OV4-verslag (of een IAC-verslag) heeft.
Deze richtvragen kunnen aan bod komen:
Tips
Inschrijven onder ontbindende voorwaarde en afwegen van redelijke aanpassingen
Als de vraag tot inschrijving van een leerling met een OV4-verslag wordt gesteld, schrijf je de leerling in onder ontbindende voorwaarde. Dit geldt voor elke nieuwe leerling met een OV4-verslag.
Leerlingen met een (IAC- of) OV4-verslag die twee schooljaren voltijds les volgden in de school, terwijl ze ingeschreven waren in het buitengewoon secundair onderwijs, hebben onverkort recht op inschrijving.
Je meldt de leerling aan bij het leersteuncentrum.
Als de leerling voor 1 september al werd ingeschreven en aangemeld bij het leersteuncentrum zal, binnen de 5 schooldagen na de start van het schooljaar, leersteun worden aangeboden. Gaat het om een aanmelding bij het leersteuncentrum op 1 september of in de loop van het schooljaar, dan wordt leersteun geboden binnen de 10 schooldagen.
Bij een samenwerking met een specifiek leersteuncentrum voor type 4, 6 of 7 wordt de aanvraag tot leersteun voor type 4, 6 of 7 binnen de 5 schooldagen bezorgd aan het specifieke leersteuncentrum door het leersteuncentrum waarbij je als school bent aangesloten. Het specifieke leersteuncentrum start op haar beurt het bieden van leersteun op, binnen de termijn van 10 schooldagen.
Je neemt als school het initiatief om een afspraak te maken om eerstdaags in gesprek te gaan met alle relevante partners, waaronder de leerling zelf (indien mogelijk) en zijn ouders, CLB, de klassenraad, de leerondersteuner en eventueel andere externe partners. Het doel van het overleg is zicht krijgen op:
Ieder brengt vanuit zijn rol en deskundigheid relevante informatie in.
Er wordt best verslag gemaakt van elk overleg.
In het eerste gesprek probeer je een beeld te krijgen van de volledige context van de jongere. Je onderzoekt en brengt in kaart welke elementen een invloed hebben op het leren en participeren van de leerling.
Richtvragen:
Verzamel informatie uit verschillende bronnnen
Maak afspraken over
Nadat je alles in kaart gebracht hebt, ga je aan de slag. Je past toe wat afgesproken werd, evalueert en stuurt indien nodig onmiddellijk bij wat niet werkt.
Sommige acties toets je rechtstreeks af bij de leerling en/of bespreek je kort met collega's, leerlingenbegeleiding en/of ouders. Dit hoeft niet steeds een gepland overleg te zijn. Je registreert wel de bevindingen.
Plan op regelmatige tijdstippen een overleg met de leerling, de ouders en de betrokken partners om het proces op te volgen.
Het proces van uitvoeren, evalueren en bijsturen, herhaal je idealiter enkele keren. Je zet in op een onderwijspraktijk waarbij leraren vanuit een reflectieve houding dit proces ook kleinschalig doorlopen. Welke aanpassingen hebben gewerkt? Zijn er andere aanpassingen mogelijk? Moet het plan van aanpak aangepast worden? ...
Om een gegronde beslissing te nemen, baseer je je op de beeldvorming van de leerling, de aanpassingen die uitgeprobeerd werden en wie welke ondersteuning kan bieden.
Voor de afweging van (dis)proportionaliteit moeten de criteria, die opgenomen zijn in het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België, gebruikt worden.
Bij de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen wordt er nagegaan of:
Zijn de aanpassingen om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum (met (intensieve) ondersteuning) redelijk?
Mogelijke uitkomsten: