Tijdens buitenschoolse activiteiten staan de leerlingen onder toezicht van de school. Het schoolbestuur zal erover waken dat de leerlingen worden begeleid door een voldoende aantal personeelsleden.
De school bepaalt vanuit een maximale bekommernis om de veiligheid van de leerlingen autonoom het aantal begeleiders dat ze voor een bepaalde activiteit aanduidt. Een continue begeleiding is niet langer verplicht.
Het schoolbestuur maakt deze inschatting volgens het criterium van de ‘goede huisvader’. Hoe toezicht dat moet worden georganiseerd is steeds afhankelijk van de feitelijke omstandigheden. Hoe jonger leerlingen zijn, hoe meer toezicht er vereist is. Ook voor leerlingen met een beperking kan verhoogd toezicht nodig zijn.
Wanneer er een betwisting zou bestaan over aansprakelijkheid, zal de rechter het concrete toezicht aan het beginsel van de goede huisvader toetsen om te beoordelen of er gezien de concrete omstandigheden in voldoende toezicht werd voorzien.
Elk gesubsidieerd personeelslid dat door het schoolbestuur wordt belast met de begeleiding van de buitenschoolse activiteit zal bij een eventueel ongeval tijdens de begeleidingsopdracht onder de regeling van de arbeidsongevallen vallen. Personen die geen personeelslid zijn van de school, kunnen aan de begeleiders worden toegevoegd. De school zal voor deze externen de nodige maatregelen treffen op het vlak van verzekeringen.