Statistiek S - 3de graad - D-finaliteit
Wiskunde - 2de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde B+C' (oud) - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S - 2de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde (oud) - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde C (oud) - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S' - 3de graad - D-finaliteit
Wiskunde - 3de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde B+S'' - 2de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde B+S - 3de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde B+S - 3de graad - D-finaliteit
Wiskunde VB + C' (oud)- 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S'' - 3de graad - D-finaliteit
Wiskunde - 1ste graad - A-stroom
Wiskunde - 3de graad - D-finaliteit
Wiskunde - 2de graad - A-finaliteit
Wiskunde VB (oud) - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S' - 3de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde B+S' - 2de graad - D/A-finaliteit
Wiskunde - 3de graad - A-finaliteit
Wiskunde B+S'' - 3de graad - D/A-finaliteit
Statistiek S' - 3de graad - D-finaliteit
Wiskunde 1ste graad - B-stroom
Wiskunde B+ - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S' - 2de graad - D-finaliteit
Wiskunde B+S'' - 2de graad - D-finaliteit
“De meest invloedrijke factor voor het leren is dat wat de leerling al weet.” (David Ausubel, 1968)
Wat je al weet, bepaalt in grote mate wat en hoe snel je leert.
Wat we leren, moeten we volgens Ausubel onderbrengen in wat we al weten. Deze kennis zit in ons langetermijngeheugen, in de vorm van schema’s: een soort mentale raamwerken of kapstokken, waaraan de nieuwe informatie opgehangen wordt. Zonder kapstokken kunnen we die nieuwe informatie nergens aan ophangen. Leerlingen met veel voorkennis nemen nieuwe leerstof sneller op, onthouden deze beter en kunnen deze beter toepassen in nieuwe situaties.
De klasgroepen waaraan we lesgeven zijn vaak heterogeen samengesteld. Niet iedere leerling beschikt over dezelfde voorkennis. Het activeren van voorkennis betekent dat je alle leerlingen laat terugdenken aan deze kennis. Ze moeten hiervoor in hun langetermijngeheugen zoeken en graven. Als de aanwezige voorkennis is opgehaald, koppel je hieraan de nieuwe leerstof die je hen gaat aanleren.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen ontwikkelde een kader rond effectieve didactiek. In de visual ‘Lessen met effect’ wordt op een interactieve manier aangegeven wat en waarom iets werkt in de klas. Alles is onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek en wordt in verschillende lagen toegelicht.
Voorkennis bevindt zich in de voorbereidingsfase bij het onderdeel ‘Beginsituatie’ en in de beginfase van de eigenlijke les bij het onderdeel ‘Voorkennis’.
Leerlingen weten doorgaans niet welke aanwezige kennis ze precies moeten activeren voor de les die komen gaat. Daarom neem je als leraar zelf het initiatief. In de voorbereiding van de les of lessenreeks is het dus noodzakelijk dat je als leraar nadenkt over de noodzakelijke voorkennis en over de manier hoe je deze voorkennis activeert bij alle leerlingen.
Activeren: Het is niet de bedoeling dat je als leraar een opsomming of samenvatting geeft van de eerder onderwezen leerstof. Het is belangrijk dat de leerlingen actief betrokken worden tijdens het ophalen van voorkennis. De leerlingen denken hierover na.
Alle leerlingen: Vraag nooit één leerling naar voorkennis maar stel vragen aan de hele klas en laat alle leerlingen nadenken en schrijven. Het activeren van voorkennis is een middel om de leerknop op de AAN-stand te zetten en wordt daarom kort gehouden.
De leraar stelt bij aanvang van de les enkele gerichte vragen over de noodzakelijke voorkennis. Eerst denkt elke leerling een 20-tal seconden na en noteert het antwoord op een blaadje. Leerlingen bespreken in duo’s hun antwoorden, geven elkaar uitleg en vullen hun antwoord mogelijk verder aan. De leraar duidt enkele leerlingen aan die hun antwoord delen met de klas.
Indien nodig stelt de leraar bijkomende vragen om zo tot het gewenste en volledige antwoord te komen.
Alle leerlingen denken actief mee en leerlingen met minder voorkennis leren bij van hun klasgenoten en van het klassikaal deelmoment.
Als individuele leerlingen over onvoldoende voorkennis beschikken, dan breid je voor hen de leertijd uit d.m.v. verlengde instructie of pre-teaching, al dan niet life.
Leerlingen bekijken als huiswerk een kort filmpje waarin de noodzakelijke voorkennis aan bod komt. Bij de start van de les stelt de leraar enkele vragen die de leerling kunnen beantwoorden als ze het filmpje bekeken hebben.
Bij een entry-ticket geef je die vragen aan het begin van de les en baseer je die vragen op de stof die je in eerdere lessen behandeld hebt. Je laat de leerlingen de vragen beantwoorden binnen een paar minuten. Vervolgens kun je ervoor kiezen om de leerlingen elkaars antwoorden na te laten kijken of je bespreekt de antwoorden klassikaal. Dit laatste geeft je direct de gelegenheid om eventuele misverstanden over de leerstof recht te trekken.
Stop het stokje weer terug in de namenkiezer.
Je kan gebruik maken van keuzestokjes die de leraar toelaten zelf een leerling aan te duiden.
Tools die het mogelijk maken dat iedere leerling antwoordt:
Leren gebeurt nooit op een geïsoleerde wijze: je leert maar leren door iets te leren. Leren doe je op je school maar ook thuis. We ontwikkelden een kader rond 'leren leren' met een reeks bijhorende leerfiches.
Onderstaande leerfiche, een voor gebruik door de leraar en een voor de leerlingen, kunnen we koppelen aan het activeren van voorkennis.