Aandacht hebben voor een contextrijk taalaanbod betekent verbindingen maken tussen de leerstof en de voorkennis van de lerenden, hun leefwereld, de maatschappij of een beroep waarop de lerenden zich voorbereiden. Verbinding maken betekent het koppelen van wat al geweten, gekend en ervaren is en de link leggen met de leerdoelen, verwachtingen en vragen van lerenden. Contextualiseren van de leerstof betekent ook de lerende centraal stellen: wat weet hij al, wat wil hij zelf kwijt over het onderwerp, wat wil hij nog te weten komen, wat willen we hem laten ervaren, zien, doen ...?
Vooraleer je de werkvormen uitvoert, is het handig dat de leraren kennis hebben gemaakt met de drie pijlers van taalgericht vakonderwijs.
Als de leraren de drie pijlers kennen, geef je hen een kijkwijzer of de mindmap context. Na het lezen proberen ze het begrip context uit te leggen in twee zinnen. De leraren vergelijken hun zinnen met elkaar.
Een andere opdracht kan zijn: benoem de initiatieven die je al nam om talige struikelblokken te vermijden en verbind deze oplossingen met een item van het onderdeel context in de mindmap of kijkwijzer.
De leraren vullen nadien de mindmap aan.
Werkvorm 2: inzien hoe de pijler context vorm krijgt in de klaspraktijk aan de hand van lesbeschrijvingen op papier
Als de leraren de drie pijlers kennen, geef je hen een kijkwijzer of de mindmap context. Leraren krijgen daarna enkele uitgeschreven lessen. Ze gaan na in welke mate en hoe er in die les aandacht is voor context.
De kijkwijzer of mindmap kan dienen als een checklist.
De leraren vullen nadien de mindmap aan.
Werkvorm 3: inzien hoe de pijler context vorm krijgt in de klaspraktijk aan de hand van filmpjes
Als de leraren de drie pijlers kennen, geef je hen een kijkwijzer of de mindmap context. Na het lezen bekijken leraren filmpjes van lesopnames. Ze gaan na in welke mate en hoe er in die les aandacht is voor context.
De kijkwijzer of mindmap dienen als een checklist.
De leraren vullen nadien de mindmap aan.
Werkvorm 4: inzien hoe de pijler contextrijk vorm krijgt in de klaspraktijk a.d.h.v. de introductiefase van een les of activiteit
Als de leraren de drie pijlers kennen, geef je hen een kijkwijzer of de mindmap context. De leraren vergelijken een vijftal inleidingen van lessen uit handboeken. Ze gaan na aan de hand van de kijkwijzer of de mindmap context wat de inleiding meer of minder contextrijk maakt. Ze achterhalen op welke facetten van context de inleiding inspeelt en hoe dit de toegankelijkheid kan bevorderen.
De leraren vullen nadien de mindmap aan.
Context omvat verschillende facetten: