Iedere school is een krachtige taalleeromgeving en in de organisatie en het voeren van het zorgbeleid is een taalbeleid belangrijk.
Een goede beschrijving van de relevante ontwikkelingsaspecten vind je bij Prodia, spraak en taal, in het theoretisch deel (4)
Vaak zijn er op jonge leeftijd al signalen voor een spraak- en taalontwikkelingsstoornis. Het kan zijn dat een peuter of kleuter niet of heel weinig praat, steeds over woorden struikelt of moeilijk te verstaan is. Misschien is er sprake van een taalachterstand, maar het kan ook zijn dat het kind een spraak-taalontwikkelingsstoornis heeft.
Waar kunnen ouders en professionals op letten?
Leeftijd Mogelijke alarmsignalen 1 – 2 jaar
2 – 3 jaar
3 – 4 jaar
4 – 5 jaar
5 – 6 jaar
Een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag type 7 voor kinderen en jongeren met een spraak-of taalontwikkelingsstoornis
Voor kinderen en jongeren met een spraak-taalontwikkelingsstoornis kan het CLB een GC-verslag, IAC verslag of OV4 verslag (enkel in het secundair) type 7 uitschrijven.
Het CLB-team brengt de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften in kaart die de doorslag zullen geven om al dan niet tot een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag type 7 te komen en te bepalen welk type verslag het desgevallend moet zijn.
Voor leerlingen jonger dan 6 jaar zijn volgende problematieken vastgesteld:
Voor de opmaak van een GC-verslag is de aanwezigheid van een diagnose niet vereist. Uiteraard moet er wel gemotiveerd worden waarom type 7-expertise vereist is voor de betrokken leerling.
De bepalingen rond diagnostiek gelden voor de opmaak van een IAC-verslag of een OV4-verslag type 7.
In een GC-verslag wordt gemotiveerd dat de leersteun door een (specifiek) leersteuncentrum nodig is of zal zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum in de setting van een gewone school te laten volgen.
Leerondersteuning van leerlingen met STOS in een school voor gewoon onderwijs
De ondersteuningsbehoeften van leerlingen met spraak- taalontwikkelingsstoornissen zijn heel divers.
De ernst van de taalstoornis inschatten gebeurt aan de hand van kennis over de normale en afwijkende ontwikkeling van de spraak en taal, de leeftijd van de leerling en de weerslag die het probleem heeft op zijn functioneren.
Het basisuitgangspunt van elke vorm van ondersteuning is het kind zelf, met oog voor de totale ontwikkeling van het kind.
De leerondersteuner:
Binnen de ondersteuning kunnen heel wat items aan bod komen.
Leraar- en teamgerichte ondersteuning kan bestaan uit:
Leerlinggerichte aanpak kan bestaan uit:
In de scholen voor buitengewoon onderwijs van het type 7 vinden we, naast leerlingen met een auditieve beperking, ook leerlingen met spraak-taalontwikkelingsstoornissen. Zij vinden er aansluiting omwille van de knowhow over het leergebied van taal- en communicatie en het inzetten van alternatieve communicatievormen.
In die kleine klasgroepen deel je kinderen in volgens taalontwikkelings- en communicatieniveau, algemeen ontwikkelingsniveau, sociaal-emotionele ontwikkeling …
Binnen de leergroepjes is er ook nog differentiatie nodig. De gedifferentieerde aanpak weerspiegelt zich in het individuele handelingsplan voor iedere leerling.
Het schoolteam is multidisciplinair samengesteld en er wordt interdisciplinair gewerkt, al dan niet in samenwerking met een centrum voor ambulante revalidatie of een multifunctioneel centrum van de sector welzijn. Leraren werken samen met logopedisten, kinesisten, orthopedagogen. Logopedische aspecten worden intensief geïntegreerd in het curriculum.
Ouders worden als actieve partners betrokken.
Het team streeft naar een taalkundig rijke omgeving. Een positief en communicatie bevorderend klimaat is heel belangrijk. In de kleine leergroepjes is er actieve participatie en in interactie ontstaan maximale spreekkansen voor iedere leerling.
Er is oog voor de taal en communicatie-ontwikkeling van ieder kind, met aandacht voor woordenschatuitbreiding, pragmatiek en linguïstiek, het leren en begrijpen van ‘taal’, communicatieve competenties, communicatieattitudes …
Er is bijzondere aandacht voor de toegankelijkheid van het taalaanbod. Taal wordt daarom heel vaak visueel ondersteund.
Er is bijzondere aandacht voor de techniek van het spreken, articulatie …
Er wordt heel ervaringsgericht gewerkt. Beleving, handelen en taal zijn in verbinding met elkaar. In alle ontwikkelingsdomeinen en bij alle activiteiten wordt bewust omgegaan met taal.
Er wordt gewerkt aan een cognitieve basis voor leren, executieve functies inclusief werkgeheugen, leerstrategieën, …
Er is aandacht voor de totale ontwikkeling. Hierbij zijn het werken aan een sociaal en emotioneel welzijn erg belangrijk met het oog op het verwerven van een positief en realistisch zelfbeeld.