Deze PRO.-pagina beschrijft het juridisch kader dat beoogt leerlingenrechten te vrijwaren bij het nemen van orde- en tuchtmaatregelen in het gewoon, voltijds en deeltijds, secundair onderwijs. Ze wil juridische ondersteuning bieden wanneer een disciplinaire maatregel wordt overwogen.
Het toepassen van het orde- en tuchtreglement gebeurt pas in laatste instantie. In eerste instantie moet je proberen te voorkomen. Leerlingenbegeleiding verdient in een school meer aandacht dan de disciplinaire maatregelen. Zo kan bijvoorbeeld het zorgbeleid van een school op die manier opgemaakt worden dat leerlingen die regelmatig de regels overtreden nauwgezet opgevolgd worden en een uitsluiting niet noodzakelijk blijkt.
In het fundament Verbindend schoolklimaat van het Vademecum zorgbreed en kansenrijk onderwijs reiken we daartoe concrete handvatten aan om een beleid op het vlak van gedragsregels, begeleidende en herstelgerichte maatregelen uit te werken.
Wanneer deze aanpak echter niet helpt, zal je in sommige gevallen een sanctie overwegen. Dat kan een orde- of tuchtmaatregel zijn. Deze pagina wil je ondersteunen bij de juridische en procedurele aspecten die gepaard gaan met het opleggen van zulke disciplinaire maatregelen.
Met het oog op duidelijkheid kiest Katholiek Onderwijs Vlaanderen ervoor om de “andere maatregelen” aan te duiden als “ordemaatregelen”. De andere maatregelen dan de tuchtmaatregelen vinden hun motief immers in de verstoring van de orde, in het hinderen van het normale onderwijs- of vormingsgebeuren.
Wanneer de handelingen van een leerling hinderend zijn voor het onderwijsproces en de daarbij betrokken actoren, zonder een gevaar of een ernstige belemmering te vormen, dan kan een ordemaatregel worden overwogen.
Met dergelijke maatregelen kunnen aan een leerling bepaalde verplichtingen worden opgelegd of, in beperkte mate, bepaalde voorzieningen worden ontzegd.
Mogelijke ordemaatregelen zijn:
Bovenstaande ordemaatregelen zijn maar enkele voorbeelden. Ze worden namelijk niet begrenzend opgesomd. Wel is het belangrijk dat je de maatregelen die je regelmatig hanteert in het schoolreglement invoegt.
In een verbindend schoolklimaat zal je erop toezien dat een ordemaatregel betrekking heeft op het gedrag dat een leerling gesteld heeft én niet op de persoon van de leerling. Bij elke maatregel moet het belang van de leerling (zowel de leerling zelf als de medeleerlingen) voorop staan.
Een ordemaatregel staat steeds in verhouding tot de ernst van de handelingen van de leerling. Daarnaast moet de wijze waarop de discipline in een school wordt gehandhaafd, steeds, conform het Kinderrechtenverdrag, verenigbaar zijn met de menselijke waardigheid van het kind.
Opgelegde ordemaatregelen worden best uitdrukkelijk gecommuniceerd via de schoolagenda, uiteraard met uitzondering van de mondelinge verwittiging.
Tevens moet een school rekening houden met enkele wettelijke voorwaarden. Zo moet bij het opleggen van een ordemaatregel de opvang door de school gegarandeerd blijven. Ook mag “het meest fundamentele van onderwijs”, de studiebekrachtiging, niet in gevaar worden gebracht.
Dit betekent echter niet dat de leerling niet geraakt mag worden in zijn recht op lesbijwoning. Zo kan een leerling bij wijze van ordemaatregel tijdelijk geweerd worden uit de lessen, bv. wanneer een leerling in de lessen praktijk de veiligheidsinstructies negeert, na daarop herhaaldelijk gewezen te zijn.
Voor een dergelijke ordemaatregel waarbij de leerling wordt verwijderd uit de lessen geldt bijkomend wel dat:
Specifieke aandachtspunten hierbij zijn:
Ordemaatregelen ten aanzien van leerlingen kunnen worden genomen door elke persoon die daartoe door het schoolbestuur is gemandateerd, én toezicht uitoefent op de betrokken leerling op het moment van het hinderend gedrag.
Dat elke door het schoolbestuur gemandateerde ordemaatregelen kan nemen, is van belang voor bv. scholen die op eenzelfde campus gelegen zijn of in geval van lesbijwoning in een andere school. Een schoolbestuur kan immers personeelsleden van een school, die al dan niet onder zijn bestuur ressorteert, mandateren om ordemaatregelen te nemen tegenover leerlingen van een of meer van zijn scholen. Maar ook bijvoorbeeld de personen waarmee de jongere in contact komt in het kader van de component werkplekleren in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, kunnen het mandaat krijgen om ordemaatregelen te nemen.
Het schoolbestuur hoeft niet elke persoon individueel, ad nominatim, te mandateren. Het volstaat dat de raad van bestuur in zijn notulen bepaalde categorieën van personeelsleden aanduidt.
Omdat ordemaatregelen geen ingrijpende maatregelen zijn, is een rechterlijke controle hierop niet nodig. Overigens zou dat voor dit soort zaken de gewone gezagsuitoefening binnen een school onmogelijk maken. Concreet betekent dit dat ordemaatregelen genomen kunnen worden zonder dat je hiervoor een of andere procedure moet volgen.
In principe is er, om diezelfde reden, ook geen beroep mogelijk tegen opgelegde ordemaatregelen. De regelgeving voorziet voor scholen wel in ruimte om naast de erkende procedures tegen definitieve uitsluitingen en omstreden deliberatiebeslissingen, andere beroepsprocedures uit te werken. Een specifieke beroepsprocedure rond ordemaatregelen vindt Katholiek Onderwijs Vlaanderen niet werkbaar. In een verbindend schoolklimaat richten ordemaatregelen zich op het gedrag van de leerling (niet op de persoon). Men mag er dus van uitgaan dat een ordemaatregel doorgaans door leerlingen en hun ouders zal worden aanvaard.
Soms gebeurt het dat een ordemaatregel toch niet aanvaard wordt, en de leerling, al dan niet na tussenkomst van zijn ouders, weigert om de opgelegde ordemaatregel uit te voeren. Een school zal, vanuit een open communicatiebeleid, hierover in eerste instantie in overleg gaan. Als men niet tot een oplossing komt, dreigt een dergelijk conflict wel te escaleren. Zo ontstaat er mogelijk een gevaar of ernstige belemmering voor het onderwijs- en vormingsgebeuren. Waardoor de school geen andere keuze meer heeft dan de tuchtprocedure op te starten. Hoe dan ook zal een school de mogelijkheid tot communicatie best zo lang mogelijk openhouden. Zo kan men in dit kader steeds (mondeling of schriftelijk) stellen dat de tuchtprocedure overbodig wordt als de leerling de ordemaatregel alsnog respecteert.
Als de schending van de leefregels van een school een gevaar of ernstige belemmering vormt:
kan er een maatregel worden genomen die de betrokken leerling het recht ontneemt om, al dan niet tijdelijk, de vorming werkelijk en regelmatig te volgen. Zo’n maatregel wordt een tuchtmaatregel genoemd.
In tegenstelling tot ordemaatregelen, worden de tuchtmaatregelen in de regelgeving limitatief opgesomd. Er zijn twee tuchtmaatregelen mogelijk, namelijk de tijdelijke uitsluiting en de definitieve uitsluiting.
Een tijdelijke uitsluiting betekent dat een leerling tijdelijk het recht wordt ontnomen om de lessen te volgen in de school en eventueel daarbij tijdelijk de toegang tot de school wordt ontzegd. Na afloop herneemt de leerling gewoon de lessen.
De school die een leerling tijdelijk uitsluit, moet aangeven hoe ver die uitsluiting reikt, met name alleen uit de lessen of ook uit de school. Indien de uitsluiting enkel betrekking heeft op de lessen, zal de leerling uiteraard moeten worden opgevangen door de school. Hij kan dan vervangende schoolopdrachten krijgen.
Wanneer de gedragsproblemen van een leerling enkel voorkomen in de lessen van één of meer welbepaalde vakken, kun je, bij wijze van tuchtmaatregel, deze leerling tijdelijk uitsluiten uit de les voor dit vak/deze vakken.
Bij een tijdelijke uitsluiting wordt elke overeenkomst waarop leren op een werkplek is gebaseerd, geschorst.
Een tijdelijke uitsluiting wordt concreet begrensd door een maximumtermijn van 15 opeenvolgende lesdagen voor het voltijds onderwijs en 21 opeenvolgende kalenderdagen voor het deeltijds onderwijs. Voor de duur van de tijdelijke uitsluiting in het voltijds onderwijs wordt dus geen rekening gehouden met de dagen die in de betrokken school volgens het vastgelegde organisatiemodel “lesvrij” zijn (vakantie, weekend …).
Tevens bepaalt de decreetgever een minimumtermijn van 1 lesdag (of kalenderdag voor het deeltijds onderwijs). Nochtans kan een uitsluiting van 1 lesdag ook als ordemaatregel worden beschouwd mits de leerling gedurende de uitsluiting op school wordt opgevangen en alternatieve schoolopdrachten krijgt. In dat laatste geval hoeft er geen procedure worden gevoerd. Een tuchtmaatregel van een dergelijke korte duur zal in de schoolpraktijk allicht dus weinig voorkomen.
Hoe dan ook zal voor het concreet bepalen van de termijn de proportionaliteit spelen. Alleen ernstige feiten zullen een maximale termijn kunnen verantwoorden.
De definitieve uitsluiting is de ontneming aan de leerling van het recht nog langer het geheel van de vorming werkelijk en regelmatig te volgen in de betrokken school.
De definitieve uitsluiting is een uitzonderlijke maatregel die alleen bij zeer ernstige feiten uitgesproken zal worden, bijvoorbeeld wanneer een leerling systematisch weigert gevolg te geven aan een uitgesproken ordemaatregel of bij (vermoedelijk) wettelijk strafbare feiten zoals bijvoorbeeld diefstal, agressieve handtastelijkheden tegenover een leerling of een leraar …
Bij een definitieve uitsluiting wordt elke overeenkomst waarop leren op een werkplek is gebaseerd, verbroken.
Een definitieve uitsluiting gaat in principe onmiddellijk (dit is op een datum tijdens het schooljaar vóór 30 juni) in. Toch kan een definitieve uitsluiting ook worden opgelegd per 31 augustus (of per 31 januari voor opleidingen die dan eindigen, zoals Se-n-Se en HBO verpleegkunde). Zo kan een school een leerling, die ze definitief wil uitsluiten op grond van een tuchtprocedure gevoerd enkele weken vóór 30 juni, nog de gelegenheid geven zijn schooljaar op een normale wijze af te ronden. Uiteraard is de school er dan wel toe gehouden om de leerling tot op het einde van dat schooljaar effectief de lessen te laten bijwonen.
De bevoegdheid tot het nemen van tuchtmaatregelen ligt bij de directeur van de school waar de leerling is ingeschreven of zijn afgevaardigde.
In principe zal de directeur de tuchtprocedure voeren. Wanneer hij wegens omstandigheden verhinderd zou zijn, kan hij iemand het mandaat verlenen om tuchtmaatregelen tegenover leerlingen te nemen. Evengoed kan een dergelijke afvaardiging gebeuren om tegemoet te komen aan de diverse functiebeschrijvingen van de leden van een “schooloverstijgend” directieteam.
Gaat het om feiten gepleegd buiten de schooluren en/of buiten de school, dan zal voor het nemen van een tuchtmaatregel een duidelijke band met het schoolleven moeten worden aangetoond (bv. intimidatie van een leraar via vandalisme aan diens wagen, beledigende graffiti aanbrengen op de schoolmuren tijdens een vrije dag, na schooltijd een (gepeste) medeleerling op weg naar huis afpersen ...). Indien de band met de school volledig of quasi volledig ontbreekt, kan de tuchtbevoegdheid van de school in twijfel getrokken worden.
De tuchtbevoegdheid van de school kan meestal afgetoetst worden op basis van de volgende criteria:
Waar speelden de feiten zich af? Hoe dichter het incident zich bij de school bevindt, hoe meer recht je hebt om een tuchtprocedure op te starten (bijvoorbeeld aan de bushalte in de buurt van de school).
Wanneer deden de feiten zich voor? Feiten die zich kort na schooltijd of tijdens de middagpauze afspeelden, kunnen aanleiding zijn tot het opstarten van een tuchtprocedure. Leerlingen die bepaalde feiten plegen op weg naar huis, kunnen gesanctioneerd worden door de school.
Waren de slachtoffers ook leerlingen van de school? Werd er schade toegebracht aan eigendommen van de school?
Anders dan ordemaatregelen, hebben tuchtmaatregelen verstrekkende gevolgen. Het spreekt voor zich dat een tuchtmaatregel daarom slechts getroffen kan worden na een zorgvuldig onderzoek. De rechten van verdediging van de leerling moeten hierbij gewaarborgd worden. Om dezelfde reden is er ook beroep mogelijk tegen de meest verregaande tuchtmaatregel, de definitieve uitsluiting.
Noch voor het opleggen van een tuchtmaatregel, noch voor het beroep tegen een definitieve uitsluiting is er een decretaal vastgelegde procedure. Behoudens enkele fundamentele voorschriften laat de wetgever het aan de schoolbesturen over om hierrond eigen regels vast te leggen in het schoolreglement.
Binnen deze decretale ruimte heeft Katholiek Onderwijs Vlaanderen een concreet voorstel uitgewerkt. De keuzes die hierin gemaakt zijn naar termijnen e.d. zijn doelbewust en weldoordacht gebeurd vanuit een streven naar een evenwicht tussen de rechten van leerlingen enerzijds en een vlot procedureverloop voor de scholen anderzijds. Katholiek Onderwijs Vlaanderen adviseert dan ook om deze procedure te volgen. De procedure is opgenomen als letterlijk over te nemen tekstvoorstel in de modellen van schoolreglement.
Opgelet!
De proceduretermijnen die hieronder gehanteerd worden, stemmen overeen met het tekstvoorstel in de modellen van schoolreglement. Hoewel deze bij voorkeur letterlijk worden overgenomen, staat het schoolbesturen uiteraard vrij om andere proceduretermijnen te bepalen. Hoe dan ook is het uiterst belangrijk dat steeds de termijnen uit het eigen schoolreglement worden nageleefd. Onderstaande proceduretermijnen moeten in voorkomend geval vervangen worden door de eigen gekozen termijnen!
Voor het nemen van tuchtmaatregelen heeft de regelgever enkele principes vastgelegd die scholen minimaal moeten respecteren. Deze decretale uitgangspunten beogen de rechten van verdediging te waarborgen.
Inhoudelijk wettelijk principe is dat de tuchtstraf in overeenstemming moet zijn met de ernst van de feiten.
Daarmee hangt ook het wettelijk principe samen dat een minder ingrijpende maatregel voorrang heeft op een meer ingrijpende maatregel indien redelijkerwijs verondersteld mag worden dat met de maatregel dezelfde remediërende of corrigerende effecten bij de leerling kunnen worden bereikt. Met andere woorden de zwaarste sanctie, de definitieve uitsluiting, is het ultimum remedium. Ze kan maar worden opgelegd als er geen andere lichtere maatregel mogelijk is.
Procedureel moeten de volgende waarborgen geboden worden:
voorwaarden.
Met deze ‘vertrouwenspersoon’ wordt een persoon bedoeld die de betrokken ouders/leerling bijstaat binnen de tuchtprocedure op school. Deze persoon moet wettelijk niet aan voorwaarden voldoen en kan om het even wie zijn. Dit is verschillend van de ‘vertrouwenspersoon’ binnen de Integrale Jeugdhulpverlening. Deze vertrouwenspersoon staat de leerling bij binnen de Integrale Jeugdhulpverlening en moet wél voldoen aan
Waar een tuchtprocedure procedureel het recht van verdediging garandeert, zijn er inhoudelijk twee belangrijke principes die voor ogen gehouden moeten worden:
Dit beginsel impliceert dat de opgelegde sanctie in een redelijke verhouding moet staan tot de ten laste gelegde tekortkomingen. Het wordt alleen geschonden wanneet er een kennelijke, dus voor ieder redelijk denkend mens duidelijke, wanverhouding voorhanden is tussen de feiten waarop de beslissing gebaseerd is en de inhoud van de beslissing zelf. Of een tuchtstraf in overeenstemming is met de ernst van de feiten, is niet altijd gemakkelijk af te lijnen.
De volgende elementen kunnen bij de afweging alleszins een rol spelen:
Zo is bijvoorbeeld een definitieve uitsluiting naar het einde van het schooljaar toe altijd een zware maatregel, o.m. omdat ze de slaagkansen voor het lopende schooljaar hypothekeert.
Een definitieve uitsluiting zal uiteraard ingrijpender zijn wanneer de desbetreffende studierichting slechts wordt aangeboden in scholen ver buiten de regio, dan wanneer de desbetreffende studierichting veelvuldig voorkomt in de regio.
Dergelijke elementen kunnen in rekening worden gebracht bij het bepalen van de strafmaat. Dat mag echter nooit leiden tot een dubbele bestraffing van deze eerdere feiten. Men moet hier immers rekening houden met het “non bis in idem”-beginsel. Dat algemeen rechtsbeginsel “non bis in idem” houdt in dat een zelfde feit niet tweemaal mag worden bestraft met sancties van dezelfde orde. Anderzijds kadert dit principe in het strafrecht: iemand die eerder – op basis van een procedure waarin hij zich kan verdedigen - werd “veroordeeld of vrijgesproken”, kan niet opnieuw voor hetzelfde feit worden “vervolgd”.
Een zeer ernstige spijbelproblematiek kan aanleiding geven tot een tuchtprocedure. Een tijdelijke uitsluiting waarbij de leerling niet alleen de toegang tot de lessen, maar ook de toegang tot de school tijdelijk wordt ontzegd, zal, naar mening van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, dan contraproductief zijn. De bedoeling is tenslotte om het spijbelgedrag aan te pakken en de leerling aan te sporen wel regelmatig naar school te komen.
De proportionaliteitsafweging gebeurt ook steeds in het licht van het principe dat de zwaarste sanctie maar mag worden ingezet als alle andere, minder ingrijpende, middelen tekort hebben geschoten of klaarblijkelijk tekort zullen schieten.
Met inachtneming van de twee bovenvermelde uitgangspunten kunnen we grosso modo twee soorten situaties onderscheiden waarin de opstart van een tuchtprocedure kan worden overwogen.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft de hierboven vermelde procedurele uitgangspunten van de regelgever vertaald in een eigen tuchtprocedure.
Ze omvat de volgende stappen:
Voor de stappen 1, 2 en 3 is het wel zo dat zij in de praktijk meestal niet chronologisch op mekaar volgen, maar veelal door mekaar lopen.
In onderstaande punten geven we bij elk van deze stappen enige toelichting.
Vooraf valt nog te onderstrepen dat de procedure gepaard gaat met een intensieve briefwisseling. Vanuit juridisch oogpunt kan men het best met aangetekende brieven bewijzen dat de tuchtprocedure correct werd gevolgd. Het is aangewezen om in geval van een aangetekende brief, dezelfde brief ook per gewone post te versturen of via de gebruikelijke kanalen van de school (bv. via een schooleigen communicatieplatform of via e-mail). Op die manier kun je dan veronderstellen dat de inhoud aan de betrokkenen bekend is, zelfs als de aangetekende brief niet in ontvangst wordt genomen of afgehaald. Indien een aangetekende brief wordt aangeboden op een moment dat de ouders niet thuis zijn, zijn zij - via de gevoerde parallelle communicatie - toch snel op de hoogte van de inhoud van de aangetekende brief.
Soms is het noodzakelijk een leerling preventief te schorsen. De preventieve schorsing wordt beschouwd als een bewarende maatregel die de leerling onmiddellijk de toegang tot, in eerste instantie, de lessen en, bij uitbreiding, de school, ontzegt. Met deze maatregel heeft de directie de bedoeling om, na een zeer ernstig incident, snel de orde en de rust te herstellen op school, in afwachting van een eventuele tijdelijke of definitieve uitsluiting.
Een preventieve schorsing kan alleen worden uitgesproken wanneer de feiten zo ernstig zijn dat ze de opstart van een tuchtprocedure kunnen rechtvaardigen. Een preventieve schorsing kan met andere woorden niet aangewend worden om een leerling zomaar enkele dagen tijdelijk uit te sluiten, en impliceert dan ook steeds dat een tuchtprocedure (die de rechten van verdediging uiteraard respecteert) wordt opgestart.
Bij een preventieve schorsing wordt meteen ook de overeenkomst waarop leren op een werkplek is gebaseerd, geschorst.
De ouders van de leerling worden onmiddellijk mondeling op de hoogte gebracht van de preventieve schorsing. De school moet hierbij aangeven hoe ver de preventieve schorsing reikt; alleen uit de lessen of ook uit de school?
Omdat een preventieve schorsing alleen bij zeer ernstige feiten zal worden opgelegd, zal de leerling vaak de toegang tot de school worden ontzegd. In dat geval ontvangen de ouders, wanneer ze hun zoon of dochter komen afhalen, tegen ontvangstbewijs, een brief waarmee de preventieve schorsing schriftelijk wordt meegedeeld.
Wanneer het dreigend gevaar zich echter lijkt te beperken tot de klas, kan een preventieve schorsing uit de lessen mogelijk volstaan. De leerling is dan verplicht aanwezig op school. Behoudens een mondelinge mededeling, is de afzonderlijke brief zoals bij een preventieve schorsing uit de school niet nodig. Mocht na een preventieve schorsing uit de lessen blijken dat het risico verder toeneemt en ruimer is dan aanvankelijk gedacht, kan de preventieve schorsing nog worden uitgebreid tot de hele school. De afzonderlijke berichtgeving is dan, zoals hierboven aangegeven, uiteraard wel nodig.
De schriftelijke motivering van de preventieve schorsing uit de lessen of uit de school wordt opgenomen in de brief waarmee de leerling uitgenodigd wordt voor het tuchtverhoor.
Een preventieve schorsing loopt in principe tot wanneer er een tuchtmaatregel wordt uitgesproken of de tuchtprocedure wordt stopgezet. De preventieve schorsing mag echter de wettelijk vastgelegde maximale termijn van tien opeenvolgende lesdagen (of veertien opeenvolgende kalenderdagen voor het deeltijds onderwijs) niet overschrijden. Dagen die in de betrokken voltijdse school volgens het vastgelegde organisatiemodel “lesvrij” zijn (vakantie, weekend …) worden buiten beschouwing gelaten.
Indien de tuchtprocedure niet binnen voormelde termijn wordt afgerond, dan eindigt de preventieve schorsing vóór het einde van de tuchtprocedure. Bij zeer ernstige feiten zal het nochtans noodzakelijk zijn de leerling tijdens de lopende tuchtprocedure niet op school te hebben. De termijn kan wel eenmalig worden verlengd met eenzelfde periode. Dit kan echter alleen indien de tuchtprocedure uitloopt door toedoen van externe factoren. Wat onder ‘externe factoren’ moet worden begrepen, wordt niet gedefinieerd. De interne organisatie van een school lijkt hier hoe dan ook niet onder te vallen. Een expliciete vraag van de ouders om het tuchtverhoor uit te stellen, bijvoorbeeld wel. De verlenging moet in elk geval gemotiveerd worden. Vaak zal eenvoudig kunnen worden verwezen naar de ernst van de feiten en de externe factoren die de duur van de tuchtprocedure beïnvloeden. Strikt genomen kan wel enkel het schoolbestuur tot een verlenging beslissen.
Ingeval een leerling preventief geschorst wordt uit de school, kunnen de ouders een gemotiveerde vraag tot opvang stellen. Ingaan op die vraag staat wel haaks op de figuur van de preventieve schorsing als veiligheidsmaatregel. Niettemin is het verplicht de ouders te informeren over die opvangmogelijkheid. Om aan deze informatieplicht tegemoet te komen, heeft Katholiek Onderwijs Vlaanderen ervoor gekozen om in de brieven waarmee de preventieve schorsing uit de school schriftelijk wordt meegedeeld en gemotiveerd, al onmiddellijk aan te geven dat de opvang van de leerling op school, gelet op de ernst van de feiten, een te groot gevaar vormt. De school moet uiteraard wel open blijven staan voor eventuele tegenargumenten van de ouders. Indien de school meent dat de aangedragen argumenten niet valabel zijn, zal ze dit moeten motiveren aan de ouders.
De directeur (of zijn afgevaardigde) legt een dossier aan dat aantoont dat de gedragingen van de leerling een gevaar of ernstige belemmering vormen voor het onderwijs- of vormingsgebeuren of voor de fysieke of psychische integriteit en veiligheid van de bij het onderwijsproces betrokken actoren.
Aandachtspunten
In sommige gevallen kan de definitieve uitsluiting wel uitwerking hebben naar andere scholen en centra.
De directeur (of zijn afgevaardigde) nodigt de ouders en de leerling schriftelijk, aangetekend, uit op een voorafgaand onderhoud tijdens hetwelk zij zich tegen de ten laste gelegde feiten zullen kunnen verdedigen of deze afzwakken.
Een tuchtprocedure wordt wel gevoerd tegenover de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerplichtigen onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf. Indien de leerling meerderjarig is betekent dit dat alle briefwisseling rechtstreeks tot hem wordt gericht. Het is echter geenszins verboden de ouders toch te betrekken bij het doorlopen van een tuchtprocedure. Eenieder heeft immers het recht om zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. In principe zal men dat wel vooraf verifiëren. Indien blijkt dat de jongere wenst dat zijn/haar ouders buiten de zaak worden gehouden, dan heeft de directie geen enkele juridische grond om dat niet te respecteren. In het andere geval zul je je (ook) tot de ouders richten.
De uitnodiging voor het tuchtverhoor verschilt van het al dan niet preventief schorsen van de leerling.
Aandachtspunten
Ter verduidelijking bieden wij hieronder in tabelvorm een concreet voorbeeld voor als men de termijn uit ons model van schoolreglement hanteert. In dit geval wordt de uitnodiging tot het onderhoud op vrijdag 21 december aangetekend verstuurd.
Aandachtspunten
In het kader van een tuchtprocedure wordt de begeleidende klassenraad om een advies gevraagd. Dit advies wordt opgenomen in het tuchtdossier.
Aandachtspunten
De leerling en zijn ouders (eventueel (ook) een vertrouwenspersoon) krijgen - op een moment vóór het tuchtverhoor - inzage van het tuchtdossier.
Als de ouders en de leerling, met verwijzing naar hun recht van verdediging, de vraag naar een afschrift (fotokopie) van het tuchtdossier stellen, dan wordt daar best niet afwijzend op gereageerd. De vigerende reglementering bepaalt weliswaar (enkel) dat de betrokken personen inzage hebben in het tuchtdossier van de leerling. In het strafprocesrecht echter heeft elke verdachte, vanuit zijn recht van verdediging, recht op een afschrift van het strafdossier. Ook in het tuchtrecht zoals uitgewerkt voor de personeelsleden wordt op verzoek een kopie ter beschikking gesteld. Tevens is er een pragmatische reden, namelijk om een conflict niet meer op de spits te drijven en om aan te tonen dat de school niets te verbergen heeft. Ten slotte hebben de betrokken personen en de leerling onder meer ook recht op een kopie van alle andere leerlingengegevens.
Aan de overhandiging van een afschrift kunnen wel voorwaarden gekoppeld worden.
Aandachtspunten
De directeur (of zijn afgevaardigde) voert het eigenlijke tuchtverhoor.
Aandachtspunten
“een CLB-medewerker (mits hij de betrokken leerling niet heeft begeleid en geen raadgevend lid was van de klassenraad die over deze definitieve uitsluiting een advies heeft uitgebracht), of de CLB-directeur”.
Na het tuchtverhoor neemt de directeur (of zijn afgevaardigde) een beslissing. Deze beslissing moet gemotiveerd zijn.
Aandachtspunten
Een leerling kan tijdelijk worden uitgesloten uit de lessen (eventueel beperkt tot de lessen voor een of meer vakken) of ook uit de school. De school moet aangeven hoe ver de tijdelijke uitsluiting reikt. Ze moet aangeven of de tijdelijk uitgesloten leerling al dan niet aanwezig moet zijn op school.
Wanneer de leerling niet alleen wordt uitgesloten uit de lessen, maar ook uit de school, hebben de ouders wel nog steeds het recht de directeur (of zijn afgevaardigde) op gemotiveerde wijze te vragen om hun zoon/dochter tijdens de periode van de tijdelijke uitsluiting op school op te vangen. Als de school op deze vraag tot opvang niet ingaat, dan kan dat alleen mits ze haar beslissing schriftelijk motiveert aan de ouders. In het kader van een tijdelijke uitsluiting is het niet vanzelfsprekend om een dergelijk verzoek af te wijzen. De school acht het immers zelf haalbaar dat de leerling na een aantal dagen opnieuw geïntegreerd wordt in de school.
Indien de school op een dergelijk verzoek ingaat, dan mag ze aan die opvang voorwaarden koppelen; hiertoe worden met leerling en ouders schriftelijke afspraken gemaakt. Willen leerling en ouders een dergelijke schriftelijke overeenkomst niet aangaan, dan is dit voor de school een duidelijk motief om de vraag tot opvang niet in te willigen. Deze gemotiveerde weigering wordt schriftelijk meegedeeld aan leerling en ouders.
Als leerling (en ouders) de gemaakte afspraken niet naleven, dan kan de directeur (of zijn afgevaardigde) de opvang alsnog afbreken. Ook als een school niet langer wenst in te gaan op de vraag tot opvang, kan dat alleen mits ze haar beslissing schriftelijk motiveert aan de ouders.
Een definitieve uitsluiting gaat in hetzij onmiddellijk (op een datum vóór 30 juni) hetzij per 31 augustus (of 31 januari voor Se-n-se-opleidingen en HBO verpleegkunde).
Een definitieve uitsluiting die ingaat per 31 augustus (of 31 januari) impliceert dat de leerling op voormelde datum wordt uitgeschreven. Dit doet in elk geval geen afbreuk aan de bepalingen aangaande:
Als een definitieve uitsluiting ingaat vóór 30 juni, dan blijft de leerling in de school ingeschreven tot op het ogenblik van inschrijving in een andere school. De ingangsdatum van de definitieve uitsluiting zal hier, in tegenstelling tot de definitieve uitsluiting per 31 augustus (of 31 januari), dus meestal verschillen van de uitschrijvingsdatum. Is de leerling nog steeds ingeschreven op 30 juni, dan moet de delibererende klassenraad van de school die hem uitsloot een beslissing nemen over de studiebekrachtiging. Dit zal gebeuren op basis van wat vóór de definitieve uitsluiting in het dossier van de leerling is opgenomen, aangezien de leerling ten gevolge van de definitieve uitsluiting geen lessen meer mag bijwonen, noch examens mag afleggen op de betrokken school. Een beroepsprocedure tegen deze beslissing is wel mogelijk.
Op de regel dat de definitief uitgesloten leerling administratief ingeschreven blijft in de school tot op het ogenblik van inschrijving in een andere school bestaan er twee uitzonderingen:
In het geval de definitieve uitsluiting onmiddellijk ingaat, kan de leerling voor de periode tussen de ingangsdatum van de definitieve uitsluiting en de uitschrijvingsdatum, verplicht worden om aanwezig te zijn op school.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen vindt echter dat deze aanwezigheidsplicht voor een definitieve uitgesloten leerling hoogst contradictorisch is. Een definitieve uitsluiting impliceert immers dat de aanwezigheid van de leerling op school een gevaar of minstens een ernstige belemmering vormt. Het ligt dus zeer moeilijk om de aanwezigheid van een definitief uitgesloten leerling te verplichten.
Een definitief uitgesloten leerling kan evenwel, in afwachting van de inschrijving in een andere school, op uitdrukkelijke en gemotiveerde vraag van de ouders op school worden opgevangen. Hier liggen de zaken enigszins anders dan in de situatie waar de school de aanwezigheid van de leerling verplicht stelt. De vraag tot opvang gaat in dit geval immers uit van de ouders. Toch blijft ook hier de aanwezigheid van de leerling op school niet vanzelfsprekend.
Als de school op de vraag tot opvang niet ingaat, dan kan dat alleen mits ze haar beslissing schriftelijk motiveert aan de ouders. Bij een definitieve uitsluiting kan dit, in een aantal situaties, worden gemotiveerd vanuit de gevaarsituatie die de aanwezigheid van de leerling creëert op school.
Indien de school op een dergelijk verzoek ingaat, dan mag ze aan die opvang voorwaarden koppelen; hiertoe worden met leerling en ouders schriftelijke afspraken gemaakt. Willen leerling en ouders een dergelijke schriftelijke overeenkomst niet aangaan, dan is dit voor de school een duidelijk motief om de vraag tot opvang niet in te willigen. Deze gemotiveerde weigering wordt schriftelijk meegedeeld aan leerling en ouders.
De directeur (of zijn afgevaardigde) kan die opvang later alsnog afbreken, bv. omdat leerling (en ouders):
Ook als een school niet langer wenst in te gaan op de vraag tot opvang, dan kan dat alleen mits ze haar beslissing schriftelijk motiveert aan de ouders.
Een leerling die definitief wordt uitgesloten (al dan niet leerplichtig, al dan niet meerderjarig), moet bij het zoeken naar een andere school actief worden bijgestaan door de school waarvan hij werd uitgesloten, evenals door het begeleidend CLB. Deze verplichting te helpen zoeken naar een nieuwe school geldt zowel voor de school als voor het begeleidend CLB.
Scholen zullen zich bij hun zoekinspanningen in eerste instantie richten op scholen van hetzelfde onderwijsnet die zich op een redelijke afstand van de verblijfplaats van de betrokken leerling bevinden én hetzelfde structuuronderdeel aanbieden als deze welke de leerling vóór de definitieve uitsluiting volgde. Voldoet geen enkele school aan deze vereisten, dan zal de focus uiteraard verruimd worden.
Te onderstrepen is dat de school hier enkel een inspanningsverplichting heeft. De definitieve uitsluiting hangt volgens de huidige regelgeving niet af van het vinden van een oplossing. Men verantwoordt dit vanuit de rechten van de andere partners (medeleerlingen, leraren, school als gemeenschap ...).
Uitwerking van de definitieve uitsluiting naar andere scholen of centra
Een school moet een leerling in principe inschrijven indien de leerling voldoet aan de toelatings- en overgangsvoorwaarden en er geen problemen rijzen bij de ondertekening van schoolreglement en opvoedingsproject. Ook leerlingen die definitief werden uitgesloten uit een school, behouden een principieel inschrijvingsrecht.
Wel heeft de school het recht een leerling te weigeren, die ze zelf op grond van een tuchtprocedure definitief heeft uitgesloten. Dit weigeringsrecht slaat op het schooljaar waarin de leerling definitief werd uitgesloten, alsook op de twee daaropvolgende schooljaren. Ook de scholen die, desgevallend, gelegen zijn op dezelfde campus als de school die de leerling definitief uitsloot, kunnen zich op dit weigeringsrecht beroepen.
Als aan een school een CDO verbonden is, moet, na overleg met het CDO, bij de beslissing tot definitieve uitsluiting van een leerling uit de school worden bepaald of die uitsluiting ook betrekking heeft op dat CDO. Bij uitsluiting door een CDO geldt dezelfde redenering m.b.t. de school waaraan dit CDO is verbonden.
Ook wanneer een school een leerling definitief uitsluit voor feiten die zich hebben afgespeeld in een school waarmee ze samenwerkt in het kader van ‘lesbijwoning in een andere school’, moet bij de beslissing tot definitieve uitsluiting, na overleg met de samenwerkende school, worden bepaald of de uitsluiting ook doorwerkt naar die school.
Scholen die gelegen zijn in een LOP-gebied (= de regio waarin door de Vlaamse regering een lokaal overlegplatform (LOP) is opgericht), en waarvan de draagkracht onder druk staat, kunnen ook, na overleg en goedkeuring binnen het LOP, elders definitief uitgesloten leerlingen weigeren. Deze weigering moet gebaseerd zijn op en conform zijn aan vooraf door het LOP bepaalde criteria. Het LOP maakt dus vooraf, los van concrete dossiers, afspraken over de principes en de procedures.
Als beoordelingsgrond voor de ‘draaglast’ van de scholen wordt ten minste rekening gehouden met de volgende elementen:
Bij deze bijkomende weigeringsmogelijkheid wees de overheid van meet af aan uitdrukkelijk naar de rol van de scholengemeenschap: “Deze regeling sluit niet uit dat, vooraleer een definitief uitgesloten leerling zich aanmeldt met de intentie tot inschrijving in een andere school, er binnen de scholengemeenschap een oplossing kan gezocht worden.”
Tucht mag niet interfereren met de studiebekrachtiging waarover de delibererende klassenraad zich buigt. De leerling moet op dezelfde manier behandeld worden als andere leerlingen die gewettigd afwezig zijn. De reden van de gewettigde afwezigheid wegens de preventieve schorsing of de tijdelijke uitsluiting mag geen aanleiding zijn om de gemiste leerstof niet bij te houden, nulquoteringen toe te kennen voor niet-afgelegde proefwerken of niet-gemaakte taken ... Er moet immers een strikte scheiding zijn tussen een disciplinaire beoordeling en een studiebeoordeling.
Indien de school de leerling tijdens de bedoelde schorsing of uitsluiting niet opvangt, wordt hij als van rechtswege gewettigd afwezig geregistreerd (code “R”). Leerlingen die tijdens de schorsing of uitsluiting op school worden verwacht, worden als aanwezig geregistreerd zoals dat gebeurt voor andere leerlingen. Het tuchtdossier en de kopie van de meegedeelde tuchtmaatregel gelden als verantwoordingsstuk.
De school stuurt via Discimus de gegevens door van de preventief geschorste en/of uitgesloten leerling, ongeacht of hij aanwezig of afwezig is in de school. Dat geldt ook voor leerlingen die per 31 augustus definitief worden uitgesloten. De uitwisseling van die gegevens gebeurt binnen de week na de aanvangsdatum van de maatregel.