Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit
LPD 11 De leerlingen beoordelen de bruikbaarheid van historische bronnen om een historische vraag te beantwoorden. LPD 11 De leerlingen beoordelen de bruikbaarheid van historische bronnen om een historische vraag te beantwoorden. LPD 11 De leerlingen beargumenteren of historische bronnen bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden.
Wie het antwoord op een historische vraag zoekt, gaat op zoek naar geschikte bronnen. Dat betekent een selectie maken uit een heel breed aanbod. Het is niet de bedoeling dat leerlingen zelf bronnen opzoeken (de heuristiek), maar wel in een aangeboden set van bronnen de bruikbare bronnen kunnen selecteren. Zo leren ze doelgericht informatie verwerken, een eigenschap die ook buiten het vak geschiedenis heel nuttig is. Tevens leren ze zo zien dat er een verschil bestaat tussen bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Een bron hoeft niet betrouwbaar te zijn om bruikbaar te zijn.
De bruikbaarheid van een bron hangt altijd samen met de vraag die je stelt. Een bron kan expliciet informatie bevatten die toelaat om de historische vraag te beantwoorden. Maar een bron kan ook bruikbaar zijn wanneer ze ‘zwijgt’ over het bestudeerde onderwerp. Een dergelijk al dan niet bewust stilzwijgen kan betekenisvol zijn. Hier speelt de historische context uiteraard mee een belangrijke rol: wat kon de auteur wel en niet weten?
De bruikbaarheid van een bron hangt altijd samen met de historische vraag die je stelt. Bruikbaarheid is dus geen inherente eigenschap van een bron.
Bruikbaarheid heeft niets te maken met de bekendheid of de waarde van een bron. Een potscherf uit een middeleeuwse waterput is bij wijze even bruikbaar als het borstbeeld van Karel de Grote. Het is de historische vraag die bepaalt welke bronnen in beeld komen en welke niet.
De bruikbaarheid van een bron staat ook los van de betrouwbaarheid van een bron. Een onbetrouwbare bron - denk aan een hagiografie of heiligenleven waarin een gekleurd beeld kan gegeven worden van de heilige in kwestie, kan wel bruikbaar zijn afhankelijk van je historische vraag. Alleen ga je – zoals altijd – kritisch met de informatie moeten omgaan. Bijvoorbeeld: het tweede deel van ‘Leven van Sint-Servaas’ door Hendrik van Veldeke.
Je kan het concept bruikbaarheid aanbrengen via het eerste criterium: een bruikbare bron geeft expliciete informatie over het bestudeerde thema. Eens de leerlingen dat criterium beet hebben, kan je het tweede criterium aanbrengen.
Het tweede criterium voor bruikbaarheid (de bron ‘zwijgt’ terwijl ze iets zou kunnen zeggen) vraagt meer inzicht van leerlingen. Je kan hen op weg helpen met een goede toelichting bij de bron.
Leerlingen moeten niet zelf bronnen opsporen en verzamelen. Voor deze doelstelling gaan ze aan de slag met een set van bronnen die ze voorgeschoteld krijgen.
Je hoeft niet bij elke bronnenanalyse het aspect bruikbaarheid te betrekken. Je kan leerlingen onmiddellijk met bruikbare bronnen laten werken.
Je kan de criteria voor bruikbaarheid aanbrengen met een analysepad.
Bied verschillende bronnen aan de leerlingen aan. In functie van een historische vraag kiezen de leerlingen of er bruikbare informatie van de bron kan afgeleid worden. Je kan er ook voor kiezen om meerdere historische vragen te geven. Dit verhoogt het discussiekarakter: leerlingen zullen merken dat bronnen voor verschillende vragen bruikbaar kunnen zijn. Je kan deze oefening doen met volledige bronnen of met enkel een beschrijving van een bron (zoals in het voorbeeld hieronder). In dat geval maken leerlingen een inschatting op basis van de beschikbare informatie en is er ruimte voor hypothese. Dan zal de aangehaalde argumentatie belangrijk zijn. Historische vraag: Hoe regeerde Karel de Grote over het Frankische rijk?
De leerlingen krijgen naast een set bronnen ook een reeks vragen:
Als verdiepingsmogelijkheid in de doorstroomfinaliteiten kan enkel een set bronnen gegeven worden, met als opdracht per bron te oordelen voor welke historische vraag die wel of niet bruikbaar is. Je combineert dan met leerplandoel 2-K1 over historische vraagstelling. Leerlingen bedenken dan zelf een historische vraag waarvoor die bron bruikbaar is. Je kan het ook omgekeerd doen: een historische vraag laten bedenken waarvoor de bron niet bruikbaar is.
Ook bij dit leerplandoel kan je gebruik maken van schrijfkaders om je leerlingen de nodige structuur te geven.