Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit
LPD 9 De leerlingen vergelijken kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes. LPD 9 De leerlingen vergelijken kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes. LPD 10 De leerlingen benoemen gelijkenissen en verschillen in kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes.
Oog hebben voor een historische context is een belangrijk kenmerk van historisch denken. De eigenheid van een context laat zich kennen in de vergelijking met andere contexten, in de gelijkenissen en verschillen die naar voor komen. Vaak springen vooral de gelijkenissen in het oog maar het is even belangrijk om oog te hebben voor de verschillen.
Het leerplandoel betreft een vergelijkingsoefening van samenlevingen uit eenzelfde periode en over de bestudeerde historische periodes heen. Van belang is dat leerlingen inzien dat samenlevingen antwoorden geven op omstandigheden waarmee zij worden geconfronteerd volgens de middelen die voorhanden zijn en waarmee ze creatief kunnen omspringen. Oog hebben voor een historische context is een belangrijk kenmerk van historisch denken. Het gaat er dus om te onderzoeken waarom mensen ‘toen’ ‘zo’ hebben gehandeld.
Leerlingen moeten twee of meer samenlevingen vergelijken, het gaat niet om evoluties binnen één samenleving.
De formulering van het leerplandoel laat het open of je de leerlingen de kenmerken geeft, of dat ze die zelf moeten kennen. Dat laat toe om de moeilijkheidsgraad te variëren.
Zoals steeds gaat het om een graaddoelstelling. Je bent niet verplicht om in elke geziene periode een vergelijking te maken.
Leerlingen moeten tot een echte vergelijking komen en niet louter kenmerken opsommen en naast elkaar zetten.
Bij een vergelijking ligt de focus vaak op gelijkenissen en continuïteit, terwijl de verschillen even belangrijk zijn. Die wijzen immers op het eigene van een samenleving of periode, iets wat in historisch denken veel aandacht krijgt. Anders dreigt geschiedenis te eindigen in weinig genuanceerde lessen of wetmatigheden die een vals gevoel van houvast geven.
Van leerlingen uit de doorstroomfinaliteiten mag je verwachten dat ze tegen het einde van de tweede graad volledig zelfstandig een vergelijking kunnen opbouwen, waarbij ze aandacht hebben voor zowel gelijkenissen en verschillen. Van leerlingen in de dubbele finaliteit verwachten we dit niet. ZIj hebben meer ondersteuning nodig. Benoem dus expliciet dat bij een vergelijking zowel gelijkenissen als verschillen moeten benoemd worden.
Voor leerlingen uit de dubbele finaliteit is het zinvol om de vergelijking toe te spitsen op één concreet en afgebakend gegeven dat de interesse van de leerlingen (afhankelijk van de studierichting) opwekt: bv. huizen, kledij, eten, meubels...
De dimensies van het historisch referentiekader bieden een ideale structuur om een vergelijking aan op te hangen. De situering in de tijd, de ruimtelijke inbedding van een samenleving en kenmerken van de maatschappelijke contexten.
Je kan leerlingen ondersteuning bieden om een vergelijking te maken door hen eerst de informatie per samenleving te laten noteren en hen dan te laten aangeven of het om een gelijkenis of een verschil gaat. Een tabel met een aparte kolom om de vergelijking te maken, biedt hen de nodige ondersteuning.
Je kan gebruik maken van venndiagrammen.
Je kan leerlingen twee teksten over kenmerken van bestudeerde samenlevingen geven. Je drukt ze af met voldoende interlinie zodat leerlingen gelijkenissen kunnen onderlijnen en benoemen in beide teksten (gelijkenis 1, gelijkenis 2, verschil 1, verschil 2).
Vergelijkingen maken is niet evident voor leerlingen. Daarom is het belangrijk om hen dit voldoende aan te leren. Daarbij is de nodige ondersteuning aangewezen, bijvoorbeeld met behulp van schrijfkaders, zoals hieronder enkele voorbeelden staan. Zeker bij leerlingen uit dubbele finaliteit is dit belangrijk.
Schrijfkader: overeenkomsten uitleggen
Hoewel … en … verschillend zijn, lijken ze op sommige punten heel erg op elkaar. Ze hebben bijvoorbeeld allebei …
Een andere overeenkomst is dat …
De … is dezelfde als …
Ze lijken ook op elkaar omdat …
Ten slotte zijn ze allebei …
Schrijfkader: verschillen uitleggen
Hoewel … en … allebei … zijn, zijn er ook een heleboel verschillen.
De … is …, terwijl de …
Ze zijn ook anders omdat …
Een ander punt